“Universiteiten hebben niet het monopolie op wetenschap”
“Ik stop als hoogleraar, maar ik blijft wetenschapper”, zei de Maastrichtse hoogleraar Marjolein van Asselt bij haar afscheid van de universiteit. Haar gehele afscheidscollege vormde in wezen een uitleg van die uitspraak. Onder het thema ‘Wat is wetenschap?’ betoogde ze dat wetenschap niet beperkt is tot de universiteit. Daarbij putte ze uit ruime ervaring: in haar 25 jaar bij de Universiteit Maastricht was ze tevens lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en bestuurslid bij de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Sinds 2021 is ze directeur van de Rekenkamer Rotterdam.
Hamvraag: wat is wetenschap?
“De vraag naar wetenschap is eigenlijk de hamvraag binnen de Social Studies of Science and Technology (STS), het vakgebied waarbinnen ik ben opgegroeid en gevormd”, vertelde ze. Binnen dat domein wordt wetenschap vanuit een sociaal-constructivistische opvatting begrepen. “Heel simpel gezegd betekent een sociaal-constructivistische opvatting: een stoel is een stoel omdat we het een stoel noemen. Wetenschap is dus wetenschap omdat we het wetenschap noemen.”
Wat noemen we dan ‘wetenschap’? Bijvoorbeeld de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de Gezondheidsraad of het Intergovernmental Panel for Climate Change (IPCC), somde de vertrekkende hoogleraar op. Ze riep ook de tv-toespraak van minister-president Mark Rutte aan het begin van de coronacrisis in herinnering, waarin Rutte zei dat het kabinet op ‘het kompas van wetenschappelijke kennis’ zou varen. “Daarbij had hij het over het RIVM.”
Tien jaar later werd Stapel nog steeds geciteerd
Instituten, mensen en publicaties: samen vormen ze een netwerk dat we wetenschap noemen, vatte Van Asselt samen. Binnen dat netwerk ziet men zichzelf soms wat losstaand van de samenleving en houdt men er soms een sterke voorkeur voor (top)universiteiten op na. Vanuit STS wordt dat zelfbeeld ter discussie gesteld. “Keken we net naar hetgeen we ‘wetenschap’ noemen, dan hebben we het helemaal niet over topuniversiteiten gehad.”
Als ander punt van kritiek jegens universiteiten haalde Van Asselt de zaak van Diederik Stapel aan, die als gevierd hoogleraar werd ontmaskerd als iemand die zijn onderzoeksresultaten verzon. “Het is al erg dat het zo lang duurde voordat hij werd ontmaskerd, maar zeker zo erg is dat er ruim tien jaar later nog steeds naar zijn werk werd verwezen in publicaties van andere onderzoekers. Met andere woorden: de universiteit biedt geen garantie voor goede wetenschap. Binnen instituten komt bijvoorbeeld fraude voor – ook bij de universiteit.”
Een instituut zoals een universiteit moet dus nooit kritiekloos worden gezien als iets dat ‘de waarheid’ voortbrengt. Zulke instituten hebben geen monopolie op de waarheid, en als dat wel zo is, is dat gevaarlijk, aldus Van Asselt.
Wetenschap is mensenwerk
Wetenschap is mensenwerk, voegde ze toe aan het antwoord op de vraag naar wetenschap. “Het is een sociaal proces, door mensen uitgevoerd, waarin ze kennis produceren. Het is mensenwerk – niet ‘slechts’ mensenwerk; het tot stand brengen van feiten is iets waarvoor mensen heel hard moeten werken.”
De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.
Dat alles staat niet los van de context waarin het plaatsvindt, weet Van Asselt uit eigen ervaring. “Dat heb ik het meest prangend meegemaakt toen ik betrokken was bij het onderzoek naar de ramp met de MH17. Het was het meest internationale onderzoek waaraan ik heb gewerkt, met allerlei onderzoekers uit allerlei landen – en tóch deed het ertoe dat wij als Nederland het onderzoek leidden. Had een ander land het geleid, dan was de uitkomst niet hetzelfde geweest.”
Zo konden de Nederlandse onderzoeksleiders veel inzage geven in de kennis die veiligheidsdiensten hadden. “Niet in elke land zouden onderzoekers de ruimte hebben gekregen om dat te doen.” Nederland liet tevens het VN-raamwerk voor onderzoek naar vliegtuigrampen deels links liggen. “Dat gaat alleen over allerlei dingen aan het vliegtuig. Wij zijn echter eigenwijs geweest en hebben bijvoorbeeld ook onderzocht hoe werd beslist om over een conflictgebied te vliegen. Dat was niet vanzelfsprekend; het had ermee te maken dat wij als Nederlanders dat onderzoek leidden.”
Wetenschappelijke navigatie-instrumenten
Wetenschap is niet alleen wat wetenschap heet, het is evengoed wat wetenschappers doen. Wat doen die? “Systematisch en zorgvuldig onderzoek, bevindingen publiceren, en dat alles zoals ze het geleerd hebben in onze wetenschappelijke opleidingen”, aldus Van Asselt. “Daarnaast hebben wetenschappers de ambitie, iets wat ze elke dag waar moeten maken, om dat onafhankelijk, intersubjectief en transparant te doen.”
Zelf laat Van Asselt zich leiden door het principe van falsificatie. “Voor mij is het altijd leidend om op zoek te gaan naar datgene wat niet strookt met mijn verhaal. Wat zorgt ervoor dat mijn verhaal niet klopt? Als je dat hebt uitgezocht, kun je wat sneller zeggen dat je verhaal wel klopt.” Ook triangulatie (nooit afgaan op één bron of methode, altijd vanuit meerdere hoeken kijken), onzekerheidstolerantie en bewustzijn van bias behoren tot haar belangrijkste navigatie-instrumenten. “Iedereen heeft vooroordelen, ook een wetenschapper. Dat kun je niet voorkomen, maar je kunt wel je best doen om het je werk niet te laten beïnvloeden.”
Wetenschap en wetenschap
Wetenschap is wat men wetenschap noemt en wat wetenschappers doen, context doet ertoe en instituties zoals universiteiten hebben geen monopolie op de wetenschap. Toch blijkt men ook binnen STS een voorkeur te hebben voor wetenschap die op een universiteit plaatsvindt, stipte Van Asselt aan. “Voor wetenschap die op andere plaatsen dan de universiteit gebeurt, verzinnen we andere termen. Dat is blijkbaar geen echte wetenschap; we noemen het bijvoorbeeld ‘mode 2 science’, ‘regulatory science’ of ‘honest brokers’.”
Om die voorkeur te overstijgen, gaf de hoogleraar op basis van het reeds gezegde een overstijgende definitie van ‘wetenschap’. “Wetenschap is een actor-netwerk waarin onderzoekers volgens bepaalde spelregels maatschappelijk relevante kennis construeren die de toets der kritiek kan doorstaan”, poneerde ze. “Hierin staat niets over de universiteit of een rangorde tussen soorten onderzoek.”
Het werk dat ze vanuit de universiteit deed is hetzelfde werk als ze voor de Rotterdamse Rekenkamer doet, of deed in het MH17-onderzoek, benadrukte Van Asselt.
Al het onderzoek is maatschappelijk relevant
Alleen het ‘maatschappelijk relevante’ aan de door wetenschappers geconstrueerde kennis was nog onbesproken. Als voorbeeld daarvan gebruikte Van Asselt het boek ‘Waarom vrouwen van apen houden’ van Stine Jensen, eveneens werkzaam bij de Universiteit Maastricht.
“Tijdens een feestje kwam iemand naar me toe met de vraag: ‘werk jij bij die faculteit waar ze onderzoeken hoe vrouwen in de literatuur van apen houden? Dat dáár belastinggeld aan wordt besteed!’ Dat onderzoek werd dus niet relevant gevonden – totdat Bokito vijf jaar later in Blijdorp een vrouw aanviel. Toen was ineens iedereen geïnteresseerd in verhouding tussen vrouwen en apen”, aldus Van Asselt.
De moraal van het verhaal: “Zelfs onderzoek waarvan niemand denkt dat het maatschappelijk relevant is, is in 99,9 procent van de gevallen écht wel een keer relevant. Ik durf dus te zeggen dat alle kennis die wij onderzoekers in dat actor-netwerk produceren, maatschappelijk relevant is.”
Daar werken mensen voltijds aan onderzoek
Natuurlijk zijn er verschillen tussen onderzoek bij universiteiten en onderzoek dat elders plaatsvindt. Zo hebben universitaire onderzoekers wel toegang tot de bibliotheek van Alexandrië, maar alle andere onderzoekers in het actor-netwerk niet, gaf Van Asselt als voorbeeld. “Ook al doen we nu veel open source, er staat nog zó veel achter betaalmuren. Grote organisaties zoals het RIVM kunnen zich abonnementen op wetenschappelijke tijdschriften veroorloven, maar kleine clubs zoals de Rekenkamer of de OVV hebben die toegang gewoon niet.”
Andersom hebben niet-universitaire onderzoekers soms veel makkelijker toegang tot kennis of informatie. “Toen ik vanuit de universiteit onderzoek deed naar de planbureaus, moest ik maanden onderhandelen voordat ik een keer mocht langskomen. Vanuit de Rekenkamer Rotterdam werkt dat heel anders; daar krijg ik álles. Als ik vanuit de Rekenkamer iets wil hebben, is de gemeente wettelijk verplicht mij dat geven. Bij de OvV en de WRR werkt dat ook zo.”
Impact maken is ook makkelijker vanuit zulke organen, vertelde Van Asselt. “Op een gegeven moment was alleen al de aankondiging van ons OvV-onderzoek de opening van het acht-uur-journaal. Schrijven we bij de Rekenkamer Rotterdam een rapport, dan móet dat binnen drie maanden worden toegelicht in de gemeenteraad.” Onderzoekers kunnen op dat soort plekken ook nog eens al hun tijd aan onderzoek besteden. “Ik heb met heel veel plezier bij de universiteit gewerkt, maar onderwijs is daar echt een groot deel van je werk. Bij instituten zoals de WRR werken mensen voltijds aan onderzoek.
Geen van die verschillen is echter essentieel, aldus Van Asselt. “Het verandert niks aan het feit dat we hetzelfde werk doen, zij het op een andere plek.” Zelf stopt ze weliswaar als hoogleraar, wetenschapper blijft ze.
Meest Gelezen
“Ik zal niet de meest populaire onderwijsminister zijn”
Masterstudenten in het hbo worstelen met academisch schrijven en onderzoek
“Langstudeerboete raakt kern van hoger onderwijs”
CvB Erasmus Universiteit weigert tweetalig te vergaderen met medezeggenschap
Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport