De onderwijskoepels staan vernieuwing van het onderwijsstelsel in de weg 

Nieuws | de redactie
11 september 2023 | De koepels MBO Raad, Vereniging Hogescholen en UNL gaan te veel uit van de bestaande onderwijssituatie. Daardoor wordt er niet principieel naar een nieuw stelsel van vervolgonderwijs gekeken. Zo is het strikte onderscheid tussen beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs steeds meer een obstakel.
Minister Dijkgraaf met links Ton Eimers en rechts Barend van der Meulen twee auteurs van het rapport.

Er is lang uitgekeken naar de toekomstvisie van Dijkgraaf. Vijf adviesbureaus komen na lang beraad met drie denklijnen voor het vervolgonderwijs in 2040. Hierin beschrijven zij hoe om te gaan met uitdagingen rondom klimaatverandering, krimp in het hbo, verdergaande groei van het wetenschappelijk onderwijs en de academisering van de arbeidsmarkt. Beroepen die eerder werden uitgevoerd door mbo-afgestudeerden, worden steeds vaker ingevuld door afgestudeerden uit het hoger onderwijs. Dit is te zien bij ambtenaren, administratief medewerkers en sociaal werkers.  

Drie richtingen voor 2040 

Wat betekent dit voor de inrichting van het stelsel? De adviescommissie heeft drie denkrichtingen opgesteld voor hoe het vervolgonderwijs in 2040 ingericht kan worden. Dat zijn de richting van ‘Onderwijs en onderzoek voor werk, economische ontwikkeling en innovatie’, ‘Onderwijs en onderzoek voor grote maatschappelijke vraagstukken’ en ‘Onderwijs en onderzoek voor ontplooiing van individueel talent’. 

Bij de eerste optie komt er meer nadruk te liggen op de arbeidsmarkt en hebben studenten minder keuzevrijheid. Bij de tweede keuze staan naast de economie ook meer maatschappelijke taken van het onderwijs centraal. Internationalisering staat hierbij in dienst van tekortsectoren. Daarnaast bestaan er in deze tweede optie internationaal opererende hogescholen en universiteiten, die vooral gericht zijn op (praktijkgericht) onderzoek. 

Bekostiging per studiepunt 

De derde en laatste optie, ontplooiing van individueel talent, is het meest vergaand. Hierbij volgt het openbreken van het stelsel ten behoeve van individuele leerrechten, bekostiging per studiepunt, en een grote vrijheid voor instellingen om onderwijsaanbod af te stemmen op de vraag vanuit de student en de markt.  

De gedachte is dat ‘marktwerking’ tussen instellingen, studenten, onderzoekers en bedrijven leidt tot optimalisering van innovatie en kwaliteit. Omdat instellingen studenten aan zich willen binden, zullen zij ook investeren in studentwelzijn en studiesucces. 

Binair stelsel niet meer toekomstbestendig 

Bij alle drie de beleidsopties wordt duidelijk dat het huidige onderscheid tussen beroepsonderwijs en universiteiten meer en meer een obstakel dreigt te worden. Daarvoor zijn verschillende redenen aan te wijzen, die de komende decennia nog meer hun stempel zullen drukken op de toekomst van het hoger onderwijs. De voornaamste reden is de toegenomen en toenemende mobiliteit van studenten. In de drie geschetste perspectieven zijn doorstroommogelijkheden tussen onderwijsniveaus van wezenlijk belang. 

Ook voor het onderzoek wijst het rapport redenen aan waarom het onderscheid tussen de niveaus steeds meer een obstakel is. “Met de ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek – en de internationale opkomst van universities of applied sciences – gaat de verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek net als op de universiteiten al heel lang het geval is ook steeds meer op het hbo spelen. Het onderzoek krijgt in de toekomst ook andere functies, zoals het verdiepen en vergroten van de kennisbasis en het bijdragen aan maatschappelijke weerbaarheid en vernieuwing.” 

Onderwijsscheiding creëert kansenongelijkheid 

In toenemende mate knelt echter de scheiding tussen de onderwijssectoren. In de regiobijeenkomsten werd het huidige institutioneel onderscheid als belemmerend ervaren om adequaat te reageren op de gesignaleerde trends. Het onderscheid wordt ook onwenselijk gevonden, omdat het kansenongelijkheid creëert, zo heeft de commissie van vijf adviesbureaus ontdekt.  

In het hoger onderwijs speelt tevens dat de oude logica van het binaire stelsel niet langer opgaat. Dit komt door de toename van de kennis en technische intensiteit van traditionele hbo-beroepen, en de grotere nadruk op maatschappelijke impact in verschillende domeinen van het wo. Het is de vraag of andere combinaties van onderwijsniveaus beter kunnen aansluiten bij de vraag vanuit de arbeidsmarkt en studenten. 

Laag en hoog wordt steeds problematischer 

Een ander deel van de problematiek verwijst naar de al bestaande ‘grensproblemen’ tussen de sectoren. Wie biedt welke master-opleidingen aan? Wat is de betekenis van het binaire stelsel? Hoe verhouden universitaire onderzoekers, lectoraten en practoraten zich tot elkaar? Het rapport stipt deze vragen aan. “Daar doorheen speelt het steeds problematischer karakter van het onderscheid in ‘lage’ en ‘hoge’ onderwijstypen en onderzoeksvormen, als hoog en laag staat voor de waardering en erkenning die eraan wordt gegeven. In een toekomst waarin geschoolde beroepskrachten op alle niveaus en meer transdisciplinaire kennis nodig zijn, past een waardering van hoog en laag niet.” 

In aanloop van deze toekomstvisie is er vorig jaar zomer een bestuursakkoord gesloten tussen het onderwijs en het ministerie, en zijn de koepels VH en UNL zelf ook met visies gekomen. Zo is de commissie-Bormans met een hogescholenvisie gekomen en de commissie-Sterken met een universitaire blik op de toekomst.  

Koepels houden vast aan het bestaande 

De adviescommissie in opdracht van de minister lijkt niet erg onder de indruk van al dit denkwerk. In de adviesrapporten van de VH en UNL wordt sterk vastgehouden aan het huidige stelsel. Ook het vorig jaar gesloten bestuursakkoord gaat hiervan uit. “Wat opvalt is dat het bestuursakkoord neigt naar een formulering van de vragen vanuit de huidige verhoudingen tussen hogescholen, universiteiten en overheid. Ook de twee adviesrapporten over het hbo en het wo houden in de beantwoording van de vragen vast aan behoud en in zekere zin verdere verankering van de huidige verhoudingen, waarbij hbo en wo zich naast en apart van elkaar ontwikkelen. Grotere stelselvragen legt het UNL-rapport ‘Kiezen voor Kwaliteit’ expliciet op het bord van de overheid.” 

De beide rapporten beperken de ruimte om over verandering na te denken tot 2040. Als Nederland het stelsel echt wil veranderen dan moet het verder kijken, concludeert de adviescommissie. “Kwaliteit en effectiviteit van het beroepsonderwijs, hoger onderwijs en het onderzoek zijn gebaat bij dynamiek en diversiteit. Die zijn nodig om steeds de juiste aanpak en organisatievorm te vinden bij de onderwerpen, vaardigheden, kennis en technologie waar het onderwijs en onderzoek op gericht zijn.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK