Extra geld voor bètafaculteiten is daar nooit terechtgekomen 

Nieuws | door Frans van Heest
24 april 2024 | De bètafaculteiten van de VU en de UvA lopen geld mis omdat die universiteiten de herallocatie van de Van Rijn-middelen niet hebben doorgevoerd. Ook de meeste andere universiteiten hebben dit niet gedaan, blijkt uit een PwC-onderzoek dat door de UvA is vrijgegeven na een Woo-verzoek door ScienceGuide. UNL wil geen ruchtbaarheid geven aan dit onderzoek omdat het nieuwe kabinet waarschijnlijk toch niet gaat investeren.

In opdracht van de UvA en de VU heeft PricewaterhouseCoopers onderzocht in hoeverre de huidige financiering van de bètafaculteiten toereikend is voor de bestaande taken. De Amsterdamse bètafaculteiten komen tientallen miljoenen euro’s te kort om de kwaliteit van onderwijs, onderzoek en valorisatie op orde te houden, concluderen onderzoekers van PwC in een rapport dat de Amsterdamse universiteiten 195.500 euro kostte.  

De individuele faculteiten en universiteiten zijn daarnaast niet in staat om de tekorten zelf op te lossen. De UvA waarschuwt op basis van het rapport voor ‘Italiaanse toestanden’ met een forse onderinvestering in het hoger onderwijs en de wetenschap.  

Geld voor bètafaculteiten kwam op de grote hoop

De investeringen van kabinet-Rutte IV zijn dus niet voldoende, betogen beide universiteiten. Opvallend is echter dat de twee universiteiten zelf geen uitvoering hebben gegeven aan een eerdere maatregel ter versterking van de bètafaculteiten. In 2019 besloot kabinet-Rutte III om, op advies van de commissie Van Rijn, 250 miljoen euro van de sociale, medische en geesteswetenschappen te verschuiven naar de bèta- en techniekfaculteiten. De bètafaculteiten van de VU en de UvA, zouden daarom respectievelijk 17,2 en 17,8 miljoen euro krijgen volgens de Van Rijn-schuif. Dat geld gebruikten ze echter onder meer om de bezuinigingen bij andere faculteiten op te vangen. De zogeheten Van Rijn-gelden kwamen daarmee, anders dan bedoeld, niet alleen bij de bètafaculteiten terecht.  

Daar is de situatie intussen alleen maar nijpender geworden, met een oplopende werkdruk, steeds grotere klassen, minder wetenschappelijk onderzoek en minder laboratoriumonderwijs als gevolg. 

Bètafaculteiten kunnen kwaliteitsafspraken niet halen

Een belangrijke conclusie van het rapport is dat het aantal bètastudenten aan de UvA en VU in de periode 2011-2021 sterk is toegenomen. Dat oefent grote druk uit op de bestaande voorzieningen en dienstverlening en op de ambitie om kwalitatief onderwijs te faciliteren, zo stelt het PwC-rapport.  

In de periode 2011-2022 is de netto student-stafratio bij de bètafaculteiten van de UvA gestegen van 17,6 naar 24,0. Bij de VU steeg die van 17,8 naar 24,2. De klassengrootte is daarmee toegenomen, terwijl juist de ambitie is om die te laten afnemen – zeker met het oog op de extra investeringen van het leenstelsel, die zijn vastgelegd in kwaliteitsafspraken. De afspraken met studenten en de overheid ten aanzien van kleinschaliger onderwijs kunnen op de UvA en VU niet worden waargemaakt, stelt PwC in het onderzoek. 

Veel student-assistenten bij bètafaculteiten

De bètafaculteit van de UvA kent daarnaast gedurende de afgelopen tien jaar een forse groei aan student-assistenten. Waar in 2011 nog maar 30 procent van alle student-assistenten op de UvA ingezet werden binnen de bètafaculteit, is dat in 2021 gestegen naar 40 procent. Het aantal student-assistenten per bètastudent is daarmee 130 procent hoger dan aan de UvA als geheel. Dat de kwaliteit nog enigszins houdbaar is, komt door de inzet van deze student-assistenten die werkgroepen op zich nemen, zo stelt men bij de UvA.  

Ook de VU zet veel student-assistenten en junior docenten in bij de opleidingen van de bètafaculteit.“Hierdoor wordt mogelijk ingeleverd op de kwaliteit van het onderwijs doordat borging van de continuïteit lastiger is met student-assistenten”, staat in het PwC-rapport. 

Steeds meer onderzoek in avonden en weekenden 

De onderzoeksintensiteit bij de bètafaculteit van de UvA is daarnaast afgenomen. Steeds meer budget en tijd van medewerkers gaat op aan onderwijs. “Hanteren van de bestaande verhouding van onderwijs en onderzoek leidt ertoe dat het onderzoeksbudget niet toereikend is afgezet tegen de benodigde inzet”, concludeert PwC. De tweede en derde geldstroom hebben dit verschil niet kunnen overbruggen, waarmee de bètafaculteiten van de UvA en de VU onderwijsgelden hebben aangewend om de inzet van wetenschappelijk personeel in het onderzoek te kunnen financieren. 

De werkdruk van wetenschappelijk personeel wordt bij de bètafaculteit als hoog ervaren. Wetenschappelijk personeel dat zowel onderwijs geeft als onderzoek doet, is vaak genoodzaakt om de avonduren te gebruiken voor het uitvoeren van onderzoek. Uit de werkbelevingsonderzoeken bij de bètafaculteit van de VU blijkt dat de balans werk/privé in de afgelopen tien jaar is afgenomen. Steeds meer onderzoek moet in de weekenden en avonduren gebeuren.  

Nederlandse wetenschap wordt als in Italië 

In een nadere beschouwing op het rapport geeft de UvA richting koepelorganisatie Universiteiten van Nederland aan dat deze onderfinanciering niet zo kan doorgaan. Nederland stevent volgens de UvA af op Italiaanse toestanden, oftewel een enorme onderfinanciering van het hoger onderwijs. Dan zal de wal het schip keren, waarschuwt de Amsterdamse universiteit. Zonder extra investeringen moeten er pijnlijke maatregelen genomen worden om financieel gezond te worden – bijvoorbeeld door de brede toegankelijkheid te verkleinen middels het invoeren van selectie. 

“Het is duidelijk dat we aan de slag moeten om tot een sectorbreed werkende oplossing te komen”, schrijft de UvA aan het bureau van UNL “We zullen het gesprek aan moeten gaan met financiers en partners en samen verkennen welke oplossingen het beste passen. Voor de UvA en VU is al duidelijk dat het niet mogelijk is om zonder een forse, structurele, impuls tot oplossingen te komen.” De belangrijkste gesprekspartners zijn het ministerie van OCW en politiek Den Haag, maar de UvA oppert ook oplossingen via andere mechanismen – bijvoorbeeld via NWO, de EU, en maatschappelijke partners en bedrijven.  

PwC stelt echter dat de problemen bij de bètafaculteiten deels kunnen worden opgelost als de Van Rijn-gelden alsnog worden verdeeld zoals dat door kabinet-Rutte III bedoeld is. De extra investeringen van het huidige kabinet zijn immers niet voldoende om de tekorten bij de Amsterdamse bètafaculteiten te dempen. 

Is dit rapport bruikbaar voor de lobby? 

Bij het bureau van UNL twijfelt men of dit rapport gebruikt moet worden in de lobby. Mocht het nieuwe kabinet besluiten om te bezuinigen op het hoger onderwijs, dan kan het worden gebruikt om aan te tonen dat er juist meer geld naar wetenschap moet, zo stelt UNL in de vrijgegeven documenten.  

Mochten de andere universiteiten besluiten een vervolgonderzoek in te stellen naar aanleiding van dit Amsterdamse onderzoek, dan beveelt UNL aan om ook OCW te betrekken, zoals ook met het vorige landelijke bekostigingsonderzoek is gedaan door PwC. Door de deelname van OCW aan dit onderzoek, waaruit bleek dat het hoger onderwijs per jaar anderhalf miljard euro te weinig krijgt, kreeg dit onderzoek uit 2021 volgens UNL veel statuur.  

Verkeerde beeldvorming binnen universiteiten 

De UvA wil stappen zetten met alle universiteiten samen, maar de overige leden van UNL hebben anders beslist. Zij stellen dat dit rapport binnen universiteiten tot een verkeerde beeldvorming rondom middelenverdeling over de domeinen kan leiden. Daarom moet er zorgvuldig gecommuniceerd worden over het rapport, zo zeggen de vicevoorzitters van universiteiten, die zijn verenigd in de stuurgroep Bedrijfsvoering en Financiën van UNL.   

Daarnaast is het politieke gesternte gewijzigd en lijken extra investeringen door een volgend kabinet onwaarschijnlijk. Het is daarom maar beter om dit rapport in een bureaulade te stoppen, is te lezen in de notulen van UNL. “T.a.v. een mogelijk bestuurlijk vervolg op deze studie wordt opgemerkt dat de opdracht tot deze studie is gegeven in een periode dat het niet denkbeeldig was dat het kabinet zou beslissen tot additionele investeringen, ten einde de ontoereikendheid van de bekostiging in het wo verder te beperken. Die mogelijkheid lijkt wezenlijk verminderd. Om die reden wordt besloten om de studie vooralsnog te laten rusten.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK