‘Wijze van instructie cruciaal voor succes blended onderwijs’
De resultaten van studenten zijn iets beter bij blended onderwijs dan bij louter onderwijs op locatie, blijkt uit recente onderzoeken. Daarin is echter vooral gekeken naar academische resultaten, en niet zozeer naar psychologische resultaten zoals welzijn en persoonlijke groei. Daarnaast is vaak een beperkt aantal methoden van blended onderwijs bestudeerd en is er vooral gekeken naar het gebruik van specifieke middelen. Het didactische ontwerp bleef daarbij grotendeels buiten beschouwing, schrijven onderzoekers van Zuyd, Fontys en de Vlaamse Thomas More Hogeschool.
Blended is een blijvertje
Nu blended onderwijs een blijvertje blijkt en steeds belangrijker wordt, is het juist essentieel om te begrijpen hoe dat zodanig kan worden ontworpen dat het zowel de studieresultaten als het psychologisch welzijn van studenten effectief bevordert, aldus de onderzoekers.
Blended onderwijs meer is dan het louter combineren van afstandsonderwijs en onderwijs op locatie, benadrukken ze daarbij. “Het behelst een doordachte, bewuste combinatie van beide benaderingen.” Zo moet een docent bijvoorbeeld afwegen of studenten een bepaald onderwijsonderdeel gelijktijdig en gezamenlijk (synchroon) of afzonderlijk (a-synchroon) moeten uitvoeren.
Cognitieve activatie van student
De Nederlandse en Vlaamse onderzoekers bekeken twee onafhankelijke literatuurstudies en zagen dat blended onderwijs niet altijd voor betere leerresultaten zorgt dan onderwijs op locatie. Bij het analyseren van de situaties waarin blended onderwijs wel beter werkt, bleek dat de wijze van instructie van cruciaal belang is. Daarom formuleren de auteurs een aantal didactische ontwerpprincipes voor blended onderwijs, toegespitst op de wijze van instructie. “Al deze aanbevelingen dragen bij aan de cognitieve activatie van studenten, wat een cruciaal overkoepeld element bleek voor een effectief blended ontwerp.”
De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.
Allereerst moet aan twee voorwaarden worden voldaan, toont de literatuur: een cursus moet toegankelijk zijn, en de studielast moet behapbaar zijn. De toegankelijkheid betreft bijvoorbeeld een stabiele internetverbinding en voldoende ICT-vaardigheden. Om de studielast behapbaar te houden moeten docenten niet lukraak digitale of blended onderwijsonderdelen toevoegen aan hun cursus, maar goed nadenken welke onderdelen ze willen behouden, vervangen of integreren.
Blended onderwijs kan authentieke leerervaringen bieden
Authentieke leerervaringen dragen bij aan de cognitieve activatie van studenten, en het gebruik van technologie geeft docenten de gelegenheid meer van zulke authentieke leerervaringen te creëren, schrijven de auteurs. Daarmee bedoelen ze bijvoorbeeld simulaties van situaties in de werkpraktijk. “Denk bijvoorbeeld aan vroedkundestudenten die een knip oefenen in een virtuele omgeving, of studenten faciliteitsmanagement die gebouwen inspecteren middels een 360-graden fototocht”, schrijven ze.
Met zulke realistische situaties kan blended onderwijs de relevantie van studiemateriaal verduidelijken en helpen om de kloof tussen theorie en praktijk te dichten, aldus de onderzoekers.
Afbouwen ondersteuning
De tweede didactische aanbeveling voor effectief blended onderwijs betreft trapsgewijze ondersteuning (scaffolding) van studenten bij het aanleren van nieuwe concepten of vaardigheden. Zulke ondersteuning neemt af naarmate een student meer ervaring opdoet. Zo wordt cognitieve overbelasting van studenten voorkomen en krijgen ze tegelijkertijd de kans om geleidelijk zelfregulerende vaardigheden aan te leren.
Zowel de inhoud als het proces van het onderwijs moeten trapsgewijze ondersteuning bevatten, aldus de auteurs. Bij de inhoud is het dan vooral belangrijk om nadrukkelijk op basis van de gewenste leeruitkomsten te kiezen voor een specifieke blend. “Blended onderwijs moet niet als doel in zichzelf worden gezien, maar slechts als een middel om leeruitkomsten te behalen”, schrijven de auteurs. Heldere communicatie over de opzet en inhoud van een cursus is eveneens essentieel.
Bij blended onderwijs wordt vaak veel zelfregulering van studenten verwacht. Docenten moeten daarom veel aandacht geven aan de ontwikkeling van daartoe benodigde vaardigheden zoals plannen en het inzetten van effectieve leerstrategieën. Ook dat gebeurt het best vooral in het begin van de cursus, waarna de ondersteuning vanuit een docent gaandeweg afneemt.
Studenten laten leren van elkaar
Interactie en samenwerking hebben een positieve uitwerking op zowel studieresultaten als het welzijn van studenten. Studenten laten leren van elkaar is daarom een derde aanbeveling. In een blended cursus kunnen docenten dit zowel synchroon als a-synchroon organiseren, en zowel in een fysieke omgeving als online – bijvoorbeeld middels chatkanalen, webinars of fora. Synchrone vormen van interactie versterken het gevoel van verbinding onder studenten, aldus de onderzoekers.
Het gebruik van formatieve strategieën is de vierde didactische aanbeveling. Daarmee houdt een student voortdurend zicht op de prestaties en voortgang van een student, wat het makkelijker maakt om beslissingen te maken over volgende stappen in het leerproces. Uit de literatuurstudies kwamen twee effectieve formatieve acties naar voren: het bieden van voldoende, gerichte terugkoppeling en het regelmatig organiseren van een laagdrempelige quiz.
Het geven van feedback gebeurt het best vroeg in het leerproces; dat geeft studenten meteen richting, biedt hen de mogelijkheid om iets te veranderen en draagt bij aan de ontwikkeling van zelfregulerende vaardigheden.
Begin ontwerp blended onderwijs bij leeruitkomsten
Het opvolgen van deze aanbevelingen is natuurlijk geen garantie op blended onderwijs dat tegelijkertijd voor betere studieresultaten en een beter welzijn van studenten zorgt, schrijven de onderzoekers; dat hangt ook af van het algehele ontwerp. Ze raden aan om dat ontwerp ‘achterstevoren’ te maken, oftewel, te beginnen bij de gewenste leeruitkomsten. Op basis daarvan kan worden bepaald hoe het leerproces eruitziet en hoe vooruitgang van studenten inzichtelijk kan worden gemaakt. Als laatste worden een logische structuur en volgorde en logische leeractiviteiten geselecteerd. Pas dan wordt gekozen voor specifieke online of offline hulpmiddelen.
De genoemde didactische ontwerpprincipes zijn vooral van belang in fase twee en drie van dat achterwaartse ontwerpproces, schrijven de auteurs. Daarbij benadrukken ze nogmaals dat de gewenste leeruitkomsten centraal moeten staan in het ontwerp. “Dus bij de volgende ontwerpfasen moet altijd worden bedacht wat noodzakelijk is om die leeruitkomsten te bereiken.”