‘De verlamde student’
Idealistische onderwijsvernieuwers dromen van gemotiveerde, mondige, initiatiefrijke studenten die zelf de verantwoordelijkheid voor hun leerproces nemen, helder kunnen formuleren waar ze staan en naar toe willen, en in staat zijn zich goeddeels zelfstandig – af en toe geholpen door een docent, nu ‘coach’ genaamd – en geholpen door hun inherent aanwezige communicatieve en ondernemende kwaliteiten moeiteloos door hun opleiding te laveren, op weg naar niet alleen het begeerde diploma, maar zelfgevormd tot volwaardige professionals – kwalitatief natuurlijk veel beter dan de professionals die afgeleverd werden door het ‘oude’ onderwijs.
Tot zover de droom; nu de werkelijkheid. Die ziet er helaas ongeveer omgekeerd uit. Niet vaak zal het hoger onderwijs te maken hebben gehad met een generatie studenten die er mentaal zo slecht aan toe is: depressie, angstklachten, een negatief zelfbeeld, faalangst, sociale angst en een verontrustend beperkt vermogen om contacten te leggen, effectieve zelfregulering toe te passen en om te gaan met tegenslagen. We lijken te maken te hebben met een generatie verlamde studenten. Wat is er toch aan de hand? Het boek “The Anxious Generation” van Jonathan Haidt geeft een op feiten gebaseerd, duidelijk, overtuigend en zeer verontrustend antwoord.
Anti-fragiliteit
Een paar jaar terug nam de Amerikaanse sociaalpsycholoog samen met Greg Lukianoff al een aanloopje met hun boek “The Coddling of the American Mind”, met als provocerende ondertitel “… how good intentions and bad ideas are setting up a generation for failure …”. Haidt en Lukianoff signaleren een aantal zorgwekkende trends, zowel in de opvoeding van kinderen als in het onderwijs waarin die terechtkomen. De kern van hun betoog draait om het concept ‘anti-fragiliteit’, een term die is gemunt door Nassim Nicolas Taleb. Dingen zijn fragiel, robuust of ‘anti-fragiel’. In dat laatste geval worden ze sterker door belasting; denk aan spieren, botten of ons immuunsysteem.
Anti-fragiliteit is een typisch kenmerk van levende systemen, dus ook van kinderen. Houden we hen te veel weg van alles wat hen kan schaden, bijvoorbeeld ziektekiemen, dan worden ze daar uiteindelijk niet gezonder maar juist ongezonder van. Ook mentaal zijn kinderen anti-fragiele systemen. Een zeker mate van tegenslag, teleurstelling en hindernissen overwinnen is nodig om emotioneel, sociaal en intellectueel tot een heus persoon uit te groeien.
Haidt en Lukianoff signaleren een cultuur van wat zij ’safetyisme’ noemen: een verlammende angst bij ouders voor alles dat kan misgaan met hun kind, en de opvatting dat het hun taak is hun kroost permanent in bescherming te nemen tegen de grote, boze buitenwereld. Deze obsessie begon met fysieke veiligheid, maar Haidt en Lukianoff constateren hier een duidelijk voorbeeld van concept creep: veiligheid werd allengs ook emotionele en later zelfs intellectuele veiligheid. Denk aan de zogenaamde safe spaces op onderwijsinstellingen die studenten moeten vrijwaren van hen onwelgevallige ideeën.
De Amerikaanse auteurs zien velerlei oorzaken: van nieuwsmedia met hun neiging overmatig veel negatief nieuws te brengen en het verdwijnen van gemeenschappelijkheid in steden en buurten tot de invloed van mediagebruik en de soms onrealistisch hoge verwachtingen die ouders hun kinderen opleggen.
Helikopterouders
Het kind is hiermee in de meeste gevallen echter niet gediend. Niet dat sport of buitenlandse stages verkeerd zijn, maar de crux zit hem in het geplande, betuttelende en deels onvrijwillige element erin. Zogeheten Helicopter Parenting ontneemt kinderen de kans van eigen ervaringen te leren. Ze ervaren alleen externe belemmeringen, wat hen van een gevoel van autonomie en competentie onthoudt en hen feitelijk verzwakt, waardoor de kans op echte mislukkingen toeneemt. “Safetyism is an experience blocker” schrijft Haidt.
De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.
Kinderen moeten zelfstandig de wereld kunnen ontdekken in hun eigen tempo en op hun eigen manier, en pas terugvallen op hun ouders als ze daar zelf voor kiezen. In een boom klimmen is niet verkeerd, net zomin als er een keer uit vallen, aldus Haidt. Datzelfde geldt voor sociale competenties: bijvoorbeeld ruzie maken en het weer goed maken is essentieel voor een gezonde ontwikkeling.
Deze vrijheid, zelfregie en de kans zich te ontwikkelen op het eigen tempo in situaties waar niet volwassenen maar leeftijdgenootjes de kern van de context vormen, is in onze moderne tijd op de achtergrond geraakt. De tijd dat kinderen zonder supervisie buiten kunnen spelen, is drastisch ingeperkt, toont onderzoek aan. De bedoelingen daarachter zijn vaak goed, maar goede bedoelingen kunnen ook verkeerd uitpakken. Haidt concludeert dat we onze jeugd veel te veel beschermen in de fysieke wereld. In de virtuele wereld worden ze daarentegen juist te weinig beschermd.
The anxious generation
Dit thema werkt Haidt verder uit in zijn actuele en indrukwekkende boek “The Anxious Generation”. Vooral Generatie Z, geboren na 1995, heeft het zwaar te verduren. Rond 2010, toen zij hun puberteit doormaakten, werden een aantal belangrijke technologische vernieuwingen doorgevoerd: veel krachtigere internetverbindingen, de like- en retweet-functies van sociale media, en het fenomeen van het uploaden van zelfgemaakte content. Dit bleken de grote boosdoeners, aldus Haidt. Vooral meisjes postten veel foto’s van zichzelf, die vervolgens schaamteloos beoordeeld werden. Dat doet wat met hen, benadrukt de sociaalpsycholoog.
Haidt noemt het de overgang van “play-based childhood” naar “phone-based childhood” en spreekt van de “Great Rewiring of Childhood”. Van een leven met fysiek contact met de tastbare, materiele en sociale wereld, bestaande uit persoonlijke interacties met leden van een vriendengroep waarin iedereen elkaar kent (dus groepen met hoge entree- en exitbarrières), is het bestaan van kinderen verschoven naar een leven achter een scherm, waarin a-synchrone communicatie de norm werd met veelal grote en anonieme groepen die ook nog eens snel van samenstelling wisselen, schetst hij. Dit remt hun natuurlijke ontwikkeling: kinderen leren nu van elkaar, en daarmee hebben we massaal verkeerde rolmodellen geïntroduceerd.
Technologische en sociale ontwikkelingen blijken strak met elkaar in de pas te lopen. Na 2010 tonen de statistieken vrij plotseling een piek in angst, depressies en automutilatie. Meisjes worden daarbij harder getroffen dan jongens, maar de echte hausse van problemen betreft jonge LHBTI+’ers en jongeren die zich als non-binair identificeren. Het aantal Amerikaanse meisjes met depressieve klachten steeg tussen 2010 en 2020 van vijftien naar bijna dertig procent; bij jongens steeg dit van vijf naar tien procent. Ook op het gebied van automutilatie is na 2010 een sterke piek bij meisjes zichtbaar.
De grootste toename zit bij problemen die direct te maken hebben met angst en depressie, veel meer dan bijvoorbeeld schizofrenie, anorexia, drugsverslaving of bipolaire persoonlijkheidsstoornissen. Depressie hangt sterk samen met sociale isolatie en zinloosheid; precies de twee kwaadaardige demonen die de technologische revolutie van 2010 heeft opgeroepen.
Sociale isolatie, slaapgebrek, aandachtsfragmentatie en verslaving
De ‘phone based childhood’ dwingt kinderen in de zogenaamde ‘defend mode’ in plaats van in de ‘discover mode’, schrijft Haidt. Sociale isolatie, slaapgebrek, aandachtsfragmentatie en verslaving zijn het gevolg. Ongeveer twaalf procent van de jongeren – meisjes vaker dan jongens – zit meer dan veertig uur per week op sociale media. Een dagtaak, dus. Sociale media dwingen vooral meisjes naar een permanente vergelijking met anderen: vanaf 2010 is een duidelijke afname van tevredenheid met de eigen persoon het eigen uiterlijk zichtbaar.
In de ‘niet-stabiele en veelal anonieme sociale groepen’ waarover ik sprak wordt ongemeen snel met afwijzing, negatief of denigrerend commentaar gereageerd. Kleine misstapjes worden in de virtuele wereld uitgebuit en uitvergroot, en gaan nooit weg. Dat duwt jongeren richting de ik-mag-niet-falen-stand: de ‘defend mode’. Juist falen en daarvan leren zijn echter essentieel voor een gezonde ontwikkeling.
Big Tech-bedrijven spelen in dit alles een zeer bedenkelijke rol. Net als de sigarettenindustrie zetten zij de knapste koppen en de slimste wetenschap in om gebruikers te verleiden nog meer tijd aan sociale media te besteden. Ze voeren eigenlijk een actief verslavingsbeleid.
Wat nu?
Wie eerdere artikelen van mij heeft gelezen, weet dat ik geen voorstander ben van onderwijsvernieuwingen zoals Zelfsturend Leren. Hoewel dat mijns inziens te weinig empirie en te veel wensdenken bevat, zijn de geschetste vergezichten vaak wel inspirerend. Het gat tussen ideaal en realiteit lijkt de laatste jaren echter alleen maar groter te worden, getuige de analyse van Haidt.
Kan de aangerichte schade worden hersteld? De wetenschappelijke kennis over kritische perioden in de ontwikkeling van kinderen en pubers stemt somber. Daartegenover staan nieuwe inzichten over de plasticiteit van het brein. Dat biedt hoop op herstel. Hoe kan dat eruitzien? Hieronder enkele aanbevelingen uit het boek van Haidt, vrij overgenomen en geïnterpreteerd:
- Maak schoolbeleid dat het gebruik van niet-lesgerelateerd schermgebruik drastisch verlaagt. Voor TikTok is geen plek.
- Stop met het ‘opleuken’ van lessen. Zorg dat de inhoud relevant en boeiend genoeg is om de aandacht vast te houden.
- Verminder het gebruik van digitale middelen in lessen zo veel mogelijk in plaatst van ze actief te propageren. Geen Mentimeters, maar studenten hun antwoorden goed leren formuleren en klassikaal laten uitspreken. Ze zitten al de hele dag aan een scherm geplakt.
- Geef niet toe aan het idee dat kennisclips maximaal zeven minuten lang mogen zijn omdat de aandachtsspanne van de jongere generatie niet verder zou reiken. Is dat zo? Ik durf het te betwijfelen. Denk aan lezingen en interviews op YouTube van een of twee uur. Die trekken door hun boeiende inhoud soms miljoenen kijkers.
- Beter dan kennisclips: geef gewoon weer hoorcolleges of inhoudelijke lessen.
- Laat studenten aantekeningen maken met pen en papier. Dat is wezenlijk anders dan alleen maar luisteren of kernwoorden op je laptop intypen.
- Laat studenten meer lezen. Geen saaie standaard studieboeken, maar boeken van originele denkers. Kies schrijvers die goed kunnen schrijven. Zorg vooral dat studenten lezen leuk gaan vinden.
- Durf te selecteren aan de poort. Jongeren die nog niet weten wat ze moeten met hun leven, studie of beroep, horen nog niet in het hoger onderwijs. Een jaar werken, reizen of aanrommelen is dan veel heilzamer. Dat is ook beter voor studenten die wel gemotiveerd beginnen; het scheelt hen groepswerk met ongemotiveerde studiegenoten.
Mijn eerste advies aan iedereen in het onderwijs is echter dit: lees het boek van Haidt. Als zijn analyse niet tot actie aanzet, wat dan wel?
Henk Verhoeven is docent Toegepaste Psychologie en schrijver. Hij houdt een vlog bij op YouTube waarin hij verschillende ontwikkelingen bekijkt vanuit een evolutionair psychologisch perspectief. In verband met dit artikel geven de afleveringen 22, 24 en 29 een goede verdieping.