NSC-minister en NSC-fractie verschillen van mening over Europese graad
De introductie van een gemeenschappelijke Europese graad zorgt voor tweespalt tussen de Tweede Kamerfractie van NSC en de minister van OCW. Minister Eppo Bruins staat positief tegenover de Europese graad die de Europese Commissie in voorbereiding heeft. Binnenkort wordt het concept besproken tijdens een informele raad die, vanwege het Hongaars voorzitterschap, plaatsvindt in Hongarije. Bruins zal daar zelf niet aanwezig zijn, maar stuurt een OCW-ambtenaar om Nederland te vertegenwoordigen.
De Europese graad dient een verdere vervolmaking van de Bologna-afspraken te worden en moet studentmobiliteit verbeteren, diploma-erkenning tussen landen vereenvoudigen, het Europees hoger onderwijs aantrekkelijker maken, en Leven Lang Leren faciliteren.
Nederlands hoger onderwijs kan profiteren van de graad
De kwaliteit en toegankelijkheid van het Europese (en daarmee ook het Nederlandse) hoger onderwijs kan worden verbeterd door de Europese graad, zegt Bruins voorafgaand aan de bijeenkomst in Hongarije. Hij benadrukt vooral de mogelijke bijdrage aan het samenbrengen van de Europese Onderwijsruimte en de Europese Hoger-onderwijsruimte.
Bovendien zou het de implementatie van bestaande afspraken, bijvoorbeeld die in Bologna-verband, kunnen bevorderen. Daarmee herhaalt Bruins letterlijk de woorden van zijn voorganger Robbert Dijkgraaf, die afgelopen mei al heeft laten weten dat hij “een positieve grondhouding vergeleken met het concept van een gemeenschappelijke Europese graad heeft, omdat deze een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit en toegankelijkheid van het Europese en dus ook het Nederlandse hbo en wo.”
Een stimulans om hindernissen weg te nemen
De huidige Europese onderwijsruimte kent nog obstakels voor internationale samenwerking, zoals verschillen in accreditatieprocessen en juridische, administratieve en financiële barrières, aldus Bruins. De Europese graad kan een stimulans zijn om deze hindernissen weg te nemen.
De NSC-fractie staat echter kritischer tegenover het voorstel, zo werd onlangs duidelijk bij een schriftelijke behandeling met de vorige minister van onderwijs. De fractie uitte een spervuur aan vragen, bijvoorbeeld waarop de positieve grondhouding van het kabinet precies gebaseerd is. Het Nederlandse hoger onderwijs is veel internationaler ingesteld dan dat van andere deelnemende lidstaten, betoogt NSC. De fractie vraagt de minister of Nederland niet te ver doorschiet in het internationaliseren van het onderwijs. Het aantal internationale studenten is sinds 2016 al verdubbeld, aldus NSC, waarbij de partij wil weten in hoeverre de Europese graad zal bijdragen aan verdere studiemigratie.
Bedreiging voor het Nederlandse hoger onderwijs
Daarnaast uit NSC zorgen over de mogelijke risico’s voor de kwaliteit en concurrentiekracht van het Nederlandse hoger onderwijs. Zo vraagt de fractie zich af hoe Nederlandse instellingen zich kunnen blijven onderscheiden als er een Europese graad wordt ingevoerd.
De partij van Pieter Omtzigt betwijfelt of de kwaliteit van het hoger onderwijs in alle Europese lidstaten van voldoende niveau is om de invoering van een Europese graad te rechtvaardigen. “Kunnen daarbij de Nederlandse masteropleidingen nu dusdanig bouwen op de kwaliteit van de opleidingen in andere deelnemende landen dat deze diploma’s in de praktijk ook directe toegang kunnen verschaffen tot Nederlandse masteropleidingen?”
Werkgevers in de problemen
Ook vreest NSC voor verwarring op de Nederlandse arbeidsmarkt als alle Europese diploma’s als gelijkwaardig worden beschouwd, en de mogelijkheid van fraude met diploma’s. In Italië en België kwamen recent zaken met diploma’s van nepuniversiteiten en gekochte diploma’s uit Oost-Europese landen aan het licht.
De meerwaarde van een nieuw Europees kwaliteitszorg- en erkenningssysteem ten opzichte van het bestaande European Qualification Framework is voor NSC evenmin evident. De fractie vraagt wat dit betekent voor Nederlandse organisaties zoals de NVAO en de Inspectie van het Onderwijs.