Binnen een jaar is Eppo Bruins al demissionair, wat bracht hij als minister?

Bij zijn eerste publieke optreden — de opening van het academisch jaar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam — voorspelde Bruins al dat hij niet de populairste minister van Onderwijs zou worden, en die voorspelling bleek een juiste. Hij behoorde immers tot een kabinet dat forse bezuinigingen op het hoger onderwijs doorvoerde. Toch beloofde hij de academische gemeenschap één ding: dat hij pal zou staan voor de academische vrijheid. Studenten, docenten en universiteitsbestuurders mochten op hem rekenen, benadrukte hij – maar ook die belofte heeft hij volgens velen niet ingelost.
Bezuinigingen van een miljard euro
Bruins’ ‘pal staan’ voor de academische vrijheid kwam al onder druk toen het kabinet zijn begrotingskoers begon uit te rollen. Onderdeel daarvan was een structurele bezuiniging van 1 miljard euro op het hoger onderwijs. De langstudeerboete werd opnieuw ingevoerd, de starters- en stimuleringsbeurzen voor jonge onderzoekers, een speerpunt van zijn voorganger Robbert Dijkgraaf, werden afgeschaft, en ook de financiering voor wetenschapsfinanciers zoals NWO en Open Science NL ging omlaag.
Tegelijkertijd werd ingezet op het terugdringen van het aantal internationale studenten door opleidingen te verplichten meer onderwijs in het Nederlands aan te bieden. Ook daaraan was een bezuiniging gekoppeld die reeds in veel verkiezingsprogramma’s van zowel oppositie- als de coalitiepartijen werd aangekondigd.
De gedachte hierachter was eenvoudig: minder buitenlandse studenten zou betekenen dat OCW minder geld kwijt is aan de bekostiging. De maatschappelijke reactie op die plannen was echter fel. In november stroomde het Malieveld vol met tienduizenden demonstranten — studenten én medewerkers uit het hoger onderwijs — die protesteerden tegen de bezuinigingen. Terwijl het veld zich vulde onder een grijze hemel, stuurde de minister echter zijn kat: hij bevond zich in Brussel om daar steun uit te spreken voor een Europese investeringsagenda voor onderwijs en onderzoek. Dat pijnlijke contrast kon hij in de Kamer moeilijk gladstrijken.
Politiek gemanoeuvreer rond begroting Bruins
Wat volgde was een uiterst ongemakkelijke begrotingsbehandeling. In de Tweede Kamer verzette de oppositie zich hevig en probeerde men Bruins te verleiden tot concessies. Direct na de begrotingsbehandeling verplaatste het begrotingsdebat zich naar de werkkamer van Geert Wilders, maar nu zonder de minister. De PVV probeerde met CDA, ChristenUnie, SGP en JA21 een meerderheid te smeden in de Eerste Kamer. Uiteindelijk werd een deel van de bezuinigingen alsnog teruggedraaid, waaronder de langstudeerboete.
De minister had zelf nauwelijks grip op deze gang van zaken. Ambtenaren van OCW werd gevraagd af en toe informatie aan te leveren, terwijl Bruins moest toekijken hoe zijn begroting werd herzien buiten zijn directe invloedssfeer. In de Kamer verdedigde hij in een derde termijn nog waarom hij het recht had om afspraken van zijn voorganger open te breken. Als een nieuwe minister geen ruimte zou hebben om eerdere beleidslijnen bij te stellen, zou het parlementaire stelsel zelf worden vastgezet, betoogde hij. Een meerderheid volgde hem uiteindelijk in die redenering.
Iets soortgelijks overkwam hem ook bij de voorjaarsnota, waar hij opnieuw ervoer hoe de fractievoorzitters de OCW-begroting hadden gevonden om een aantal gaten op de rijksbegroting te dichten.
Internationalisering in balans — of uit balans?
Naast de bezuinigingen was Bruins’ belangrijkste beleidsdossier de Wet Internationalisering in Balans (WIB), die reeds was ontworpen door zijn voorganger. In november 2024 stuurde Bruins hierover een grote beleidsbrief naar de Kamer. De kern van zijn boodschap: het aandeel Engelstalige opleidingen moet omlaag, en er komt striktere controle op het gebruik van uitzonderingen. Hij wilde vaste grenzen stellen aan het gebruik van Engels als voertaal en de instroom van internationale studenten reguleren via numerus fixus en taaltoetsen.
De weerstand vanuit het veld was hevig. Universiteiten, studentenorganisaties en regionale bestuurders — waaronder Hugo de Jonge, waarnemend commissaris van de Koning in Zeeland — keerden zich tegen de verplichting van een taaltoets voor het bestaande opleidingsaanbod. Ook in een motie van de Tweede Kamer, die brede steun kreeg, werd onlangs opgeroepen om die toets te schrappen.
Ook het inmiddels beruchte amendement-Bontebal (CDA) gooide roet in het eten. Daarin werd bepaald dat grens- en krimpregio’s ontzien moesten worden in de toepassing van de WIB. De minister moest dat amendement nog verwerken in zijn wetsvoorstel, dat hij voor de zomer naar de Kamer wilde sturen. Het lijkt onontkoombaar dat de WIB controversieel wordt verklaard, waardoor de behandeling doorschuift naar het volgende kabinet.
Academische vrijheid onder druk, ook onder Bruins
Dan was er nog het thema waarvoor Bruins had beloofd pal te staan: de academische vrijheid. Die belofte kwam opnieuw onder spanning te staan toen hij begin mei een Kamerbrief stuurde waarin hij de KNAW wilde laten onderzoeken waar de grens ligt tussen academische meningsuiting en activisme. Volgens de minister zijn er docenten die zich niet langer beroepen op academische vrijheid, maar die zich uitspreken als activist — en dat brengt volgens hem een andere verantwoordelijkheid met zich mee.
De timing van die brief is controversieel, aangezien op veel universiteiten wordt geprotesteerd tegen de nog altijd afwachtende houding van veel universiteitsbestuurders in hun contacten met Israëlische instellingen.
Bruins, die voor zijn aantreden als minister veel sympathie voor Israël toonde, had zich eerder al kritisch uitgelaten over sommige uitingen van docenten over Israël — uitspraken die hij “met zijn verstand niet kon begrijpen”. Tegelijk uitte hij zorgen over de polarisatie en het gebrek aan voorbeeldgedrag. Bij een bijeenkomst van de Onderwijsinspectie stelde hij zelfs dat het hoger onderwijs momenteel geen goed voorbeeld is van hoe burgerschap op verantwoorde wijze vormgegeven moet worden.
Bruins: tussen belofte en beleid
Zo komt Bruins’ ministerschap tot nu toe te liggen tussen belofte en beleid. Hij beloofde rust, ruimte en bescherming van vrijheid — maar werd de bewindspersoon van krimp, beperking en confrontatie. Met een demissionaire status, een controversieel verklaarde wet en juridische dreiging uit het veld is het de vraag of deze minister überhaupt nog plannen kan verwerkelijken. Wat wel vaststaat: zijn eerste jaar op OCW heeft diepe sporen achtergelaten in het hoger onderwijs.
Meest Gelezen
Lectoraten moeten steeds vaker achter het geld aanlopen, waarschuwen lectoren
Nederland onderschat baten internationalisering door gebrekkige stayrate-metingen
Citatiebias remt loopbanen vrouwelijke wetenschappers, waarschuwt Delftse onderzoeker
Kies Europa, horen Amerikaanse wetenschappers – maar wie gaat dat betalen?
‘Laat praktijkonderzoekers het gat tussen wetenschap en samenleving dichten’
