Ik zie dat niet gaan werken

Nieuws | de redactie
19 maart 2014 | “Interessant” vindt Jet Bussemaker het WRR-advies ‘Lerende Economie’ nog wel. Bij de KNAW liet zij direct blijken waarom en hoe diep de kritische lijn daarin het kabinet niet bevalt. Repliek kreeg zij van de opsteller, prof Van Lieshout zelf. Uit hun tweestrijd kwam een spannend vervolg, toch nog.

De minister gaf direct in de discussie bij de Akademie over ‘het toekomstig verdienmodel van Nederland’ aan, dat de vraag naar “de vaardigheden van de toekomst meer nodig heeft dan een beleidsdiscussie. Veel meer doordenking, want we hebben studies nodig die ons iets vertellen kunnen over de banen van straks. Dat zijn vaak banen op basis van kennis die beide nog niet bestaan. Zulke banen van deze tijd, die soms recent nog niemand kon verzinnen, zien we nu bijvoorbeeld in domeinen als interactief design en games.”  

Meer dan vaardigheden

Het ‘interessante’ aan het WRR-advies levert het kabinet echter te weinig, zo liet Bussemaker tamelijk scherp merken. “Ik verschil oprecht van mening met de WRR over hoe we dit gaan doen,” vooral als het gaat om het innoveren van het onderwijs en de aandacht daarin voor vaardigheden. De minister wees er op, dat “leren meer is dan het aanleren van de vaardigheden tot lezen en rekenen, hoe belangrijk die basis ook is en hoe die ook moet zijn.” Zij benadrukte de vorming van ‘vrijdenkers en kritische geesten’, juist voor de economie van de komende decennia.

Een sterk element van de Nederlandse economie en de onderwijsresultaten noemde Bussemaker “het creatieve pragmatisme.” Uit de recente analyses van de OECD in het PIAAC-rapport “blijkt dit bij ons heel sterk te zijn. Onze jongeren zijn wereldtop in het oplossend vermogen.” Daarom vertrouwt de minister er op, dat “wij de komende uitdagingen prima aan kunnen. Er is reden tot vertrouwen in het vakmanschap in al zijn vormen, ook doordat we zien dat dit leidt tot allerlei creatieve ‘crossovers’.”

Er zijn veel broedplaatsen en incubators en de ‘klassieke’ maakindustrie wordt daardoor ook vernieuwd. Bovendien wees de minister op de kracht van interdisciplinaire samenwerking en ontwikkelingen die breed in de kennissector gaande zijn, zoals de opkomst van de Centra voor Innovatief vakmanschap in het MBO, de Centres of Expertise in het HBO en de innovatieve concentraties die zich in allerlei scienceparken rond het WO ontwikkelen.

Je mag naar het vwo, je moet naar het vmbo

“Het is daarom terecht, dat de WRR er op wijst, dat in het onderwijs creatieve vaardigheden, cognitieve en niet-cognitieve vaardigheden niet gescheiden moeten worden of mogen blijven. Innovatie komt namelijk van iedereen en daarom moeten we zorgvuldig omgaan men mensen en hun talenten.”

Bussemaker wees in dit verband op sociale scheidslijnen die zouden gaan dreigen langs lijnen van opleidingsniveaus. “Die zitten soms al in hoe wij praten over het onderwijs! ‘Je mag naar het vwo. Je moet naar het vmbo.’ Zoiets dreigt bij een overmatige en eenzijdige nadruk op het belang van cognitieve vaardigheden en er in het onderwijs op dit punt te weinig balans bestaat.” De minister wil dan ook nadrukkelijk zo’n balans nastreven en het patroon doorbreken van een sterke scheiding cognitief/niet-cognitief binnen het onderwijs.

Maar daar staat zij dan wel tegenover de WRR, ook al wil deze zo’n betere balans evenzeer. “Ik verschil oprecht van mening met de WRR over hoe we dit gaan doen,” omdat zij in hun pleidooi een aanzet tot ‘stelselwijzigingen’ in het onderwijs leest. “Ik moet er niet aan denken dat wij een schets gaan maken van een ander onderwijsstelsel en dat wij dat dan als een blauwdruk op tafel zouden leggen en met wetswijzigingen en dergelijke moeten gaan komen. We hebben in ons land niet zulke goede ervaringen daarmee. Ik zie dat niet gaan werken.”

Veranderingen op til

Bussemaker benadrukte, dat zij de noodzakelijke vernieuwingen “binnen het bestaande onderwijsbestel, dat goed werkt, wil gaan doorvoeren. Daar kunnen we meer maatwerk voor de leerling en de student laten ontstaan.” Dat neemt niet weg, dat ook bij deze benadering grote veranderingen op til zijn. “Het MBO moet hier veel nadruk bij krijgen. Dat gaat echt helemaal op de schop, het is zeker niet zo dat we binnen het onderwijsstelsel niks zouden doen…. Ook bij de lerarenopleidingen wordt nu al een enorme slag gemaakt, zowel bij de kennisniveaus die we van docenten verlangen als bij het omgaan met differentiatie in het onderwijs en in de klas.”

De minister zie hierover desgevraagd tegen ScienceGuide, dat zulke ingrijpende processen wel duidelijk verschillen van grote stelselwijzigingen die voorheen aan de orde waren. “Dit doen we met steun en draagvlak vanuit het veld, van de betrokken sectoren en bijvoorbeeld ook het bedrijfsleven. Zo kunnen we binnen het bestaande stelsel toch vergaande verbeteringen samen tot stand brengen.”

Alle luiken dicht

WRR-lid prof Van Lieshout nam de handschoen op. Hij zei wel te begrijpen, waarom het kabinet reageerde zoals het reageerde. “Zodra een woord als ‘stelselherziening’ valt, gaan alle luiken dicht.” Hij wilde dan ook niet pleiten voor het van bovenaf, via blauwdrukken de weg naar vernieuwing in te slaan. “Die aanvliegroute moeten we zeker niet volgen.”

Hij waarschuwde wel, dat bij de lijn die de minister schetste “de neiging om te blijven bij het bestaande groot zal zijn. De kunst is het dan om binnen het onderwijsbestel veel dynamiek te scheppen en te laten ontstaan. Dat gaat niet vanzelf en vereist grote stuurmanskunst, zowel in het beleid als binnen scholen en onderwijsinstellingen zelf.”

Van Lieshout ziet hiervoor toch goede kansen, “als we het onderwijs zélf gaan organiseren als een lerend systeem. Dat kan immers helpen voorkomen dat de minister toch weer met blauwdrukken zou moeten komen. Het onderwijs is daar nog niet sterk aan toe, want het is van alle maatschappelijke systemen misschien wel het ‘minst lerend’. In het bestel ontbreken daartoe grote prikkels tot innovatie, zoals je die in de zorg bijvoorbeeld wel kent. “

Minister Bussemaker viel Van Lieshout direct bij, toen hij dit punt naar voren bracht. “Met déze conclusie bent ik het dus wel echt eens. Zulke prikkels brengen we dan ook voortdurend aan. Kijk naar de Lerarenbeurs, promotie-trajecten voor leraren en programma’s als Eerst de Klas. Die hebben we fors uitgebreid, verdubbeld en ik zou Eerst de Klas wel willen ‘vertiendubbelen’. Waar we samen met het onderwijs aan moeten werken, is het vormen van een andere generatie docenten, die de muurtjes tussen de klassen en binnen het onderwijs vooral ook zelf willen weghalen.”

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK