Bussemaker gaat niet met UvA praten

Nieuws | de redactie
12 augustus 2015 | OCW vindt het niet nodig met de UvA in gesprek te gaan over flexcontracten. Mohamed Mohandis (PvdA) had hier vanuit de Kamer naar gevraagd. De minister geeft aan dat zij gezien de hervormingsbeweging bij de UvA vertrouwen heeft dat de universiteit hier de wet niet zal overtreden.

Al begin juni Mohandis Kamervragen gesteld over de het conflict inzake de UvA-flexcontracten. Hij wilde weten van het kabinet hoe dit HR-beleid zich verhoudt tot de eis van de Kamer dat meer nadruk gelegd gaat worden op stabiele loopbanen en minder flex. Het kabinet was eerder in een motie gevraagd hier krachtige signalen af te geven. De minister geeft in haar antwoorden aan dat ze vertrouwen heeft in de gesprekken die worden gevoerd met de ondernemingsraad en de studenten. Bovendien wordt de wet niet overtreden en daarom wil de minister niet verder in gesprek gaan met de UvA.

U leest hieronder de Kamervragen en de antwoorden van OCW.

1

Bent u bekend met signalen dat de Universiteit van Amsterdam (UvA) op de Faculteit Geesteswetenschappen (FGw) personeelsbeleid voortzet waarbij in grote mate gebruik wordt gemaakt van zeer tijdelijke flexcontracten?

Ik ben door de instelling geïnformeerd over het feit dat de inzet van flexibele contracten een van de punten is waarover bij de Universiteit van Amsterdam, dus ook bij de Faculteit Geesteswetenschappen, grote onrust is ontstaan. Vanwege de onrust heeft de UvA uitgangspunten voor verbetering opgesteld het zogenaamde 10 punten plan. Een van die punten is het paal en perk stellen aan tijdelijke arbeidscontracten door een nieuw percentage af te spreken met de bonden in overleg met ondernemingsraad en studenten.

Kern van de besprekingen vormen zowel de kwantitatieve als kwalitatieve analyse van de (complexe) problematiek van de tijdelijke aanstellingen. De instelling heeft laten weten dat bij de Faculteit der Geesteswetenschappen een facultaire agenda ‘FGw in transitie’ is opgesteld die in werkgroepen wordt uitgewerkt.

Deze werkgroepen bestaan uit een doorsnede van de academische gemeenschap (student, onderzoeker, medewerker). Een van die werkgroepen houdt zich bezig met ‘Tijdelijke contracten en HRM’. Ze gaan kijken naar de flexcontracten en zullen advies uitbrengen hoe daar in de toekomst op een andere manier mee om kan worden gegaan.

2

Deelt u de mening dat de 80-20 verhouding tussen vast of flexwerk misleidend is, aangezien deze verhouding alleen geldt voor personeel dat via de eerste geldstroom gefinancierd wordt en dit slechts een klein deel van alle aan de FGw verbonden medewerkers betreft?

Percentages zoals deze moeten worden beschouwd als een indicatie voor de verhouding tussen het aantal tijdelijke aanstellingen en contracten en het aantal vaste aanstellingen en contracten. Dit is de reden waarom ook in de CAO universiteiten een dergelijke ratio (meer specifiek 22-78) tussen werknemers en werkgevers is overeengekomen. De UvA heeft zich verbonden aan dit deel van de CAO. Overigens is de UvA gebonden aan het uitgangspunt dat een dienstverband in beginsel voor onbepaalde tijd wordt aangegaan, ‘tenzij een dienstverband voor bepaalde tijd noodzakelijk wordt geacht’ (art. 2.2. lid 1 CAO Universiteiten).

3

Hoe verhoudt het UvA personeelsbeleid, met twee derde flexwerkers in de organisatie, zich tot de motie van het lid Mei Li Vos , waarin de regering wordt gevraagd een krachtig signaal af te geven aan besturen van universiteiten over de wenselijkheid van stabiele carrièrepaden? Is zo’n signaal inmiddels afgegeven en hoe reageerde de UvA hierop?

Uit informatie van de UvA is naar voren gekomen dat er geen sprake is van twee/derde flexwerkers. Dat is ook in strijd met de CAO universiteiten (zie het antwoord op vraag 2). Van het College van Bestuur van de UvA is begrepen dat de bepalingen in de cao universiteiten en andere relevante delen van de geldende wet- en regelgeving (zoals de Wet werk en zekerheid) dienen te worden nagekomen. Andere constructies worden door het CvB niet toegestaan.

4

Hoe verhoudt het UvA FGw flexbeleid, met in de toekomst veel tijdelijke, eenmalige functies van maximaal 2 jaar zonder uitzicht op verlenging, zich tot de geest en de letter van de Wet Werk en Zekerheid?

Van het College van Bestuur van de UvA heb ik begrepen dat de bepalingen in de cao universiteiten en andere wet- en regelgeving volledig dienen te worden nagekomen. Andere constructies worden door het CvB niet toegestaan.

5

Hoe verhoudt het UvA FGw flex-beleid zich tot de motie van het lid Van Weyenberg c.s. 2) waarin de rijksoverheid wordt opgeroepen het goede voorbeeld te geven en te handelen naar de letter en de geest van de Wet Werk en Zekerheid?

Zie het antwoord bij vraag 4

6

Bent u bereid in gesprek te gaan met de UvA over de scheve verhouding vast-flex contracten?

Gezien de verstrekte informatie door de instelling, zie hierboven, en alle gesprekken die op dit moment met de medezeggenschap en vakbonden plaatsvinden op de UvA lijkt mij dat niet nodig.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK