Een week in mei

Nieuws | de redactie
26 mei 2008 |

Sylvester Eijffinger merkt dat een sabattical in Cambridge (Mass.) geen sabbatsrust oplevert. Wel bespreekt hij met collega-economen zulke Nederlandse eigenaardigheden als de collegelddiscussies, Plasterks bèta-visie op gamma, het gebrek aan ‘giving back’ door de echte rijken in ons land, de kredietcrisis, het bankentoezicht én de komst van Harry Potter bij de diplomauitreiking.

Op maandagochtend werk ik de vele emails van Harvard en Tilburg af. Vroeger was je tijdens een sabbatical even van de wereld verdwenen, maar tegenwoordig blijf je te allen tijde bereikbaar, waar je ook bent. Gelukkig heb ik de terreur van de Blackberry nog verre van mij kunnen houden, maar de hoeveelheid emailvervuiling is de afgelopen jaren enorm toegenomen. Ik heb nog niet, zoals sommige collega’s, de ondersteuning van een personal assistant, die mijn emails filtert en ook beantwoordt. Daarna ga ik naar mijn office op Littauer, waar het Department of Economics zetelt.

Littauer is in 1936 gebouwd met een gift van een steenrijke immigrant uit New York en is eigenlijk wel aan een grondige renovatie toe. Vijf jaar geleden zei de toenmalige chairman Oliver Hart tegen mij dat de renovatie binnenkort zou plaatsvinden, maar daar is nog weinig van te merken. Wellicht dat Littauer bij mijn volgende sabbatical eindelijk gerenoveerd is.

Begin van de middag lunch ik met Ben Friedman in de Harvard Faculty Club, die een paar jaar geleden wel gerenoveerd is en waar onze universiteiten nog een voorbeeld aan kunnen nemen. Ben en ik nemen het programma op 12 juni a.s. van het twintigjarig jubileum van CentER – het onderzoeksinstituut van de Economische Faculteit in Tilburg – door. Het wordt een volle middag met vele toespraken, het verlenen van het eredoctoraat aan Nout Wellink en tenslotte de Van Lanschot Lecture door Ben over zijn formidabele boek ‘The Moral Consequences of Economic Growth’, dat lovende besprekingen heeft gekregen in The Economist en andere bladen. Hij houdt de derde lezing in deze cyclus, nadat Olivier Blanchard en Marty Feldstein hem voorgegaan zijn. Voor mij wordt het die dag ook redelijk druk, omdat ik als erepromotor de laudatio voor Nout én de inleiding van Ben zal houden.

Dinsdagochtend schrijf ik mijn inleiding voor de lezing door Ben Friedman. Ik probeer mij niet te beperken tot een droge opsomming van zijn indrukwekkende CV, maar deze ook te larderen met een anecdote die wij vijf jaar geleden meegemaakt hebben.

Dit keer heb ik een lunchafspraak met Greg Mankiw, één van de beste macro- economen die ik ken en auteur van een million-dollar textbook over macro-economie. Eerst praten wij bij over ons beider onderzoek. Greg is tegenwoordig vooral bezig met optimal taxation issues en vraagt mij door over het Nederlandse belastingregime. Het valt niet mee om dat regime aan een buitenlander uit te leggen. Vroeger kon ik er aan toevoegen dat wij een efficiënte belastingdienst hebben, maar dat kan ook niet meer.

Op een natuurlijke wijze komt ons gesprek op de belastingaftrek bij endowments –giften en schenkingen- in de Verenigde Staten. Onder Amerikaanse topondernemers bestaat er een rijke traditie van giving back, die niet alleen gevoed wordt door het professionele alumni-beleid van de topuniversiteiten, maar ook door een maximale belastingaftrek bij endowments aan universiteiten van 50 procent. Pas geleden werd bekend dat David Rockefeller – van de bekende familie – een persoonlijk gift aan Harvard University van $ 100 miljoen heeft gedaan. Dat is weer eens wat anders dan de Nederlandse kruideniersmentaliteit.

Nederlandse topondernemers spiegelen zich graag aan hun Amerikaanse collega’s voor wat betreft hun salaris en bonussen, maar vergeten vaak de keerzijde van giving back. Ik wacht met spanning op de Rijkman Groenink Chair of het Jan Bennink Building in Tilburg, maar ik vrees dat wij nog lang kunnen wachten. Nederlandse topondernemers vinden hun zoveelste buitenhuis of hun kunstcollectie een beter doel. Daarom hebben zij zo’n slechte naam in ons land gekregen. Door meer te doen aan giving back , zouden zij meer krediet verwerven. Gelukkig zijn er ook topondernemers die de rationale hiervan langzaam aan begrijpen.

Woensdag heb ik eindelijk weer tijd om te werken aan het lopende onderzoek. Met Carin van der Cruijsen (DNB) en Lex Hoogduin (Robeco en UvA) werk ik aan een paper over ‘Optimal Central Bank Transparency’, dat nu rijp genoeg is om het naar de collega’s te sturen voor commentaar. Het paper verklaart theoretisch en empirisch waarom meer transparantie van centrale banken niet altijd resulteert in betere inflatievoorspellingen door de private sector. Voorbij het maximum realiseert men zich hoe fragiel de instrumenten van de centrale bank zijn en hoe onzeker zij is over haar eigen effectiviteit bij het beinvloeden van de marktverwachtingen.

Wij komen uit op een maximum van tussen 12 en 13 op een index- schaal van 0 tot 15. Dat betekent dat er voor veel centrale banken nog voldoende ruimte voor verbetering is. Ik ben benieuwd wat Harvard collega’s als Greg Mankiw en Ken Rogoff hiervan vinden.

Daarna haast ik mij naar de Faculty Club voor een lunch met mijn dierbare vriend  Jeff Frieden, hoogleraar in het Government Department en één van de bekendste politieke wetenschappers in de VS. Jeff en ik kwamen elkaar voor het eerst tegen in 1992 te Lissabon, toen wij samen voor het Portugese parlement een testimony over het toen nog te ratificeren Verdrag van Maastricht moesten afleggen.

Na de bekende update over elkaars onderzoek, discussieren wij over het feit dat de continentaal-Europese politieke wetenschappers vaak zo beschrijvend en normatief onderzoek doen. In de VS en het VK zijn political scientists veel analytischer en positivistischer bezig en gebruiken zij ook speltheoretische modellen en econometrische technieken. Onze conclusie is dan ook dat politieke wetenschappers op het Europese continent enige decennia op hun Angelsaksische collega’s achterlopen en dat het hoog tijd is voor import van jonge, talentvolle wetenschappers uit de VS en het VK.

Het is net als met een hondenras. Af en toe moet er nieuw bloed geïmporteerd worden om het hondenras gezond en vitaal te houden. Ik ben benieuwd welke faculteit de eerste is.

Donderdagochtend gewerkt aan een opinieartikel voor NRC Handelsblad over de oorzaken en gevolgen van de kredietcrisis. Mijn collega en co-auteur Roel Beetsma (UvA) en ik hebben via de email al druk gecorrespondeerd over de herstructurering van het financiële toezicht in de VS en Europa.  Wij zijn het gauw eens over de opzet van het artikel. Vooral het falende toezicht in de VS heeft de crisis onnodig verergerd en is echt aan revisie toe, maar ook in Europa is er behoefte aan een overkoepelende Financial Services Authority.

Roel heeft de eerste opzet gemaakt en ik timmer het artikel verder af. Nog voor elven ‘s-ochtends kan ik de herziene versie opsturen. Daarna haast ik met de red line – de metro die Cambridge via Harvard Square en Kendall MIT met Boston verbindt – naar Littauer voor een lunchafspraak met Jeremy Stein, die een autoriteit is op het gebied van corporate & behavorial finance. Eerst hebben wij het even over de Harvard Commencement Day op 5 juni a.s., waarbij na de officiële afstudeerceremonie J.K. Rowling – jawel van Harry Potter – zal spreken. Er is een levendige handel in de verschillende uitnodigingskaarten onder de collega’s met en zonder kinderen.

Daarna spreken wij over meer serieuze zaken, zoals waarom Europese landen zo weinig investeren in de economische en andere gamma- wetenschappen. Jeremy rekent voor hoe kapitaalintensief beta-wetenschappen zijn en dat je voor een serieus biologisch, natuurkundig of scheikundig laboratorium bijna een complete gamma-faculteit kunt financieren. In de VS financiert het bedrijfsleven niet alleen laboratoria voor toegepast onderzoek, maar ook die voor fundamenteel onderzoek. Ik leg hem uit dat onze huidige minister van Onderwijs zelf een beta is, ooit een blauwe maandag college’s economie heeft gevolgd, er niet zoveel van begrijpt en daar nog trots op is ook. Mijn gesprekspartner kijkt mij met verbazing aan.

Vrijdag in de morgen  werk ik nog aan een lezing over de oorzaken en gevolgen van de kredietcrisis, die ik vlak voor Commencement Day in de Harvard Faculty Club zal geven. Daarna heb ik een lunch met een talentvolle Ph.D. student in de economie van MIT, die bezig is aan de afronding van zijn thesis en veel interesse heeft voor een tenure-track assistant professor positie in Tilburg. Ik probeer hem zo goed mogelijk te adviseren over de mogelijkheden.

Scouting van talentvolle onderzoekers is tegenwoordig heel belangrijk. Een goed departement is als een voetbalteam, dat continu ververst moet worden. Alleen zijn de salarissen van toponderzoekers slechts een fractie van die van topvoetballers.

In de middag werk ik aan mijn briefing paper voor het Europese Parlement in het kader van de zogenaamde Monetary Dialogue with the ECB President. Als lid van het Monetaire Experts Panel schrijf ik elke kwartaal een briefing paper op verzoek van het Committee on Economic and Monetary Affairs, dit keer over ‘How to safeguard general support and legitimacy of monetary policy during times of economic distress in a monetary union’. Een hele mond vol dus. Mijn student-assistent Rob Nijskens heeft de beschikbare literatuur over dit onderwerp op voortreffelijke wijze verzameld, zodat ik dit weekend op een efficiënte wijze mijn briefing paper kan schrijven. Never a dull moment at Harvard!

Sylvester Eijffinger is hoogleraar Financiële Economie aan de Universiteit van Tilburg en gedurende het voorjaarsemester gasthoogleraar bij Harvard University

 






«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK