We moeten straattaal niet bagatelliseren

Verslag | de redactie
30 november 2017 | In Rotterdam heeft zich de afgelopen vijftien jaar een revolutionaire straattaal ontwikkeld. Die meertaligheid moet het onderwijs juist koesteren, anders krijgen we over twintig jaar spijt dat we zo slordig met meertaligheid zijn omgegaan, zegt Iliass el Hadioui, pedagoog aan de Erasmus Universiteit.

Op de Hogeschool Rotterdam organiseerde ScienceGuide woensdag samen met de hogeschool het symposium Taal Centraal. Taal in het hoger onderwijs staat de laatste maanden erg in de belangstelling. Zo zijn er zorgen over de taalbeheersing van het Nederlands onder studenten en docenten. Ook de steeds verdergaande verengelsing van het hoger onderwijs, voortgestuwd door de toenemende internationalisering is onderwerp van debat.

Slordige legitimatie

De gastheer van de discussie was de voorzitter van de Hogeschool Rotterdam. Ron Bormans hij opende de middag en had meteen een stevige boodschap. “Ik vind het ronduit slordig om het oprukken van het Engels te legitimeren door te verwijzen naar een wereld die steeds mondialer van aard wordt. Waar het Engels de taal zal zijn. Dat klopt voor een deel, wij hebben ook een aantal Engelstalige opleidingen. Maar die legitimatie is in zichzelf heel slordig, omdat het belangrijkste publieke domein waar wij onze jongeren voor opleiden er niet mee geholpen is.”

Bormans deed de oproep aan het begin van de middag om de discussie vooral genuanceerd te voeren. “Probeer hier vandaag ook de subtiliteit en nuance over dit onderwerp te ontwikkelen. De discussie die we vandaag moeten voeren gaat over de toegang tot het publieke domein en de maatschappelijke instituties. Ik vind het mooi dat een hogeschool in de Rotterdamse context een van de laatste plekken is waar de sluipende segregatie niet toeslaat. Terwijl grote delen van het onderwijs gesegregeerd zijn, net als ook grote delen van de cultuur en de sport. De toegang tot de arbeidsmarkt is gesegregeerd, het succes in deze samenleving is gesegregeerd.  Onze opdracht is omdat samen te brengen, omdat samenleven daadwerkelijk te laten lukken is wel – misschien is dit wel een beetje conservatief – de Nederlandse taal belangrijk.”

Amos van Gelderen, lector taalverwerving en ontwikkeling aan de Hogeschool Rotterdam zette uiteen dat taal vaak een lastig onderwerp is onder docenten. “Vakdocenten zeggen vaak: ‘wij zijn geen taaldocent, verbeteren van taal hoort niet bij ons vak.” Ook ziet Van Gelderen een aantal grote misvattingen in de discussie hierover. “Een daarvan is dat vakdocenten bij het noemen van het onderwerp ‘taal’ vaak het idee hebben dat wij ze vragen om de spelling en grammatica te beoordelen.”

Van Gelderen wijst erop dat het gebruik van de juiste taal primair een verantwoordelijkheid is van de student. “Spelling en grammatica is niet meer iets dat je op de hogeschool zou moeten leren. Spelling en grammatica is de verantwoordelijkheid van de studenten zelf. Dat hoort tot de trots van de student gerekend te worden.”

Het essay van Amos van Gelderen

Vanuit de zaal had men kritiek op deze stelling van de taallector. “Wij laten deze studenten allemaal vrolijk toe, omdat wij allemaal veel studenten willen binnenhalen, maar heel veel van deze studenten hebben problemen met taal. Ik heb er dus wel moeite mee om die verantwoordelijkheid helemaal terug te leggen bij de studenten zelf.”

Van Gelderen nuanceerde vervolgens zijn stelling. “Ik vind dat het hoger onderwijs een signalerende functie moet hebben voor problemen met spelling en grammatica. Studenten die daar onvoldoende in blijven presteren, zouden wel geholpen moeten worden als dat nodig is.” Of er daadwerkelijk teksten geredigeerd moeten worden laat hij afhangen van de vraag bij hoeveel studenten dit speelt en wat de oorzaken daarvan zijn. “Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat er veel studenten zijn met een tweede taalproblematiek. Die herhaaldelijk dezelfde fouten maken. Daar zou je een taaldocent voor kunnen inhuren, die daarbij helpt.”

Je gaat het niet vanzelf leren

Jean Marie Molina, expertdocent studiesucces wees erop dat het juist van belang is dat studenten geholpen worden bij de taal. “Als je als docent of bestuurder wilt dat studenten jouw taal goed leren beheersen dan is het jouw taak om die mensen ook jouw taal goed te leren beheersen.” Daar komt het een en ander bij kijken volgens Molina. “Ik wíl feedback op mijn d’s en t’s, feedback op mijn zinsconstructies. Tegelijkertijd wil ik ook dat docenten met mij gaan zitten, veel van studenten krijgen opdrachten terug die zijn afgekeurd. Als je dan niet weet wat je fout hebt gedaan dan ga je dat niet vanzelf leren.”

Illiass El Hadioui, promovendus en docent aan de opleiding pedagogiek en onderwijskunde aan de Erasmus Universiteit wees erop hoe de taal in Rotterdam razendsnel verandert. “Er is waarschijnlijk geen subcultuur in onze samenleving die zo taalkundig en cultureel inclusief is als de straatcultuur in Rotterdam. We hebben de afgelopen vijftien jaar in de stedelijke omgeving de totale ontwikkeling gezien van een nieuwe taal.”

Dit legde El Hadioui uit aan de hand van een voorbeeld. “Het is mogelijk vandaag de dag dat een leerling uit Spangen en een leerling uit Feyenoord met elkaar in een taal communiceren die wij niet begrijpen, omdat zij een andere culturele achtergrond hebben. Wij moeten ons afvragen waarom wij in onze academische context deze revolutionaire taalkundige ontwikkeling in onze eigen grootstedelijke volkswijken, zo slecht hebben onderzocht en begrijpen.”

Die straattaal kan volgens de EUR-onderzoeker wel tot ingewikkelde situaties leiden. “In de ontwikkeling van straattaal is er geen taalkundig onderscheid tussen ‘die’ of ‘dat’, dat is ook de reden dat er zoveel Rotterdamse jongeren nu ‘die boek’, ‘die meisje’ en ‘die raam’ gebruiken. Deze jongens en meisjes brengen dat mee naar de klaslokalen. Op het moment dat 18 van de 25 leerlingen hiermee te maken hebben dan moeten docenten daar iets mee.”

“Als docent is het dan vrij logisch dat wanneer je dag in dag uit in een klassensituatie ‘die meisje’, ‘die boek’ hoort er op een gegeven moment een normalisering van die situatie gaat ontstaan. Een vakdocent zegt dan: ‘ik ben aangenomen om economie te geven, ik ga dit niet meer doen.’ In dat geval zie je dat een docent zich heeft aangepast aan die nieuwe taalvorm. Die gaan ook zeggen het is wel erg technisch die taal en dat hoeft ook niet meer perse. Het gaat er vooral om dat je bepaalde vaardigheden leert.”

Hij waarschuwt dat er ook een andere reactie kan ontstaan bij docenten. “Door die snel veranderende wereld kunnen die in een verkramping schieten en te restrictief worden. In die lessen wordt het hogere leerdoel vergeten. Die docenten denken dat de taal van ze wordt afgepakt, daar zie je dus die verkramping.”

Volgens El Hadioui moet je de meertaligheid juist omarmen maar niet in de zin dat het volledig wordt genormaliseerd, dat is wat hij de transformatieve benadering noemt. “In de grootstedelijk omgeving moet je inmiddels accepteren dat 45% van de leerlingen drietalig is.  90% van de leerlingen in Rotterdam is tweetalig, 25% van de leerlingen in Rotterdam is viertalig. Als wij overgaan tot het bagatelliseren van de straattaal, dan zou de situatie kunnen ontstaan dat we over 20 jaar achteromkijken en denken: wat hebben we eigenlijk met z’n alle gedaan? We waren taalverrijkend, deze kinderen konden kapitaalkrachtig worden en nu is er sprake van kapitaalverarming.”

El Hadioui benadrukte dat hij het belang van die meertaligheid juist wilde benadrukken, maar dat de schooltaal daarbij niet uit het oog verloren mag raken. Als voorbeeld noemde hij de Franse buitenwijken waar de situatie haast onomkeerbaar lijkt. “Ik wil daarom dat dat Rotterdamse kinderen meertalig blijven, als kinderen straattaal spreken dan moeten ze dat wel excellent doen, maar niet in het klaslokaal.”

Meten is lang niet altijd weten

Tijdens de paneldiscussie kwam ook Bart Deygers onderzoeker van de KU Leuven aan het woord. Hij is recent gepromoveerd op de rechtvaardigheid taaltoetsen in het hoger onderwijs. “Ik weet niet hoe het in Nederland is maar in Vlaanderen is er een groot gebrek aan toetsgeletterdheid, dat is een groot probleem. Omdat mensen denken: zodra ik een score heb, dan heb ik iets gemeten.” Dat is volgens Deygers te kort door de bocht. “Als je een score hebt wil dat nog niet zeggen dat je iets hebt gemeten wat je wilt weten. Je kunt heel veel doen aan taalbeleid zonder te toetsen. Als je taalbeleid gelijk staat aan een toets dan is het taalbeleid failliet, dan heb je namelijk geen beleid maar dan heb je gewoon uitsluiting.”

Bart Deygers (Foto: Roy Borghouts)

Paul Rüpp, voorzitter van Avans reageerde vanuit de zaal dat op zijn hogeschool ook taaltoetsen worden gebruikt maar niet als selectiemechanisme. “Bij de intake krijgen al onze eerstejaars een taaltoets, ook op Nederlands. Niet met de bedoeling om uit te sluiten maar wel om het niveau vast te stellen en adviezen mee te geven waarmee de studenten aan de slag moeten om een opleiding ook succesvol te kunnen doorlopen. Dat is dus om het niveau vast te stellen. Dat is dus een niet- bindende toets.”

Joyce van de Wegen, bestuurslid van de LSVb wees erop dat taaltoetsen bij sommige opleidingen wel degelijk gebruikt kunnen worden als uitsluiting, zeker bij selectiestudies. “Binnen de selectieprocedure is de taaltoets een vast onderdeel en dat kost bovendien ook vaak geld. Het is wel zo dat je die toetsen meerdere keren kunt maken, dat betekent wel dat je ook meerdere keren moet betalen.”

Het is volgens de LSVb’er dan ook een gezamenlijke stelselverantwoordelijkheid om hier iets tegen te doen. “We moeten ons goed realiseren dat mensen uitsluiten op taal niet past bij de stelselverantwoordelijkheid die wij met z’n allen hebben. We moeten zorgen dat binnen het hoger onderwijs er überhaupt aandacht is voor taal. En dat het goed moet worden onderwezen, zodat we mensen niet gaan afwijzen op basis van taal, maar dat we dat juist inbedden in het onderwijs.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK