Studieschuld verontrust Bussemaker niet

Nieuws | de redactie
29 augustus 2014 | Minister Bussemaker is niet al te bezorgd over de stijging van de studieschulden. Volgens de minister heeft dat alles te maken met de recessie en de daardoor toegenomen werkeloosheid, meldt zij de Tweede Kamer. Britse lessen over schuldexplosies na stelselwijziging acht zij niet relevant.

De minister meldt dat zij “het eens [is] over de verwachting dat de studieschulden zullen  toenemen als gevolg van de invoering van het studievoorschot”. Maar zij is het niet eens met vragensteller Jasper van Dijk (SP) dat het voorgenomen studievoorschot nadelig uitpakt voor jongeren uit gezinnen met een laag inkomen. Het studievoorschot al door haar op een verantwoorde manier worden ingevoerd. Bovendien belooft Bussemaker in haar antwoord, dat zij de komende jaren de gevolgen van het leenstelsel zal gaan monitoren. Mocht dit nodig zijn, dan zal ze de plannen bijsturen.

Gierend uit de hand

Bovendien meent zij dat problemen zoals die zich nu voordoen in Engeland met betrekking tot het leenstelsel, niet te vergelijken zijn met de komende ontwikkelingen in Nederland. Van Dijk zegt tegen ScienceGuide, dat hij vooral over dit laatste element van de reactie van het kabinet onthutst is. “De studieschulden lopen bij onze buren gierend uit de hand. Dan is het toch van belang dat je goed analyseert hoe dat komt en welke regelgeving daar een negatieve impact op heeft?”

U leest hieronder de vragen van Van Dijk en de antwoorden van minister Bussemaker.

1
Wat is uw oordeel over het bericht ‘Afgestudeerde kan vaker schuld niet betalen’, waaruit blijkt dat steeds meer studenten problemen hebben met de aflossing van  hun studieschuld?

2
Hoe verklaart u de toename van het aantal studenten dat problemen heeft met zijn studieschuld?

De stijging van het aantal oud-studenten dat gebruikt maakt van de  draagkrachtregeling, is mij bekend. De daadwerkelijke cijfers liggen overigens net  wat anders dan in het nieuwsbericht. In 2009 maakte 7% van de oud-studenten  met een studieschuld gebruik van de draagkrachtregeling; in 2013 was dat 9%. De toename van het aantal studenten dat onder de draagkrachtregeling valt,  heeft met verschillende factoren te maken. Allereerst is er de economische  recessie waarin Nederland zich tot voor kort geleden bevond, en haar gevolgen  voor de werkgelegenheid.

Dit betekent dat nu meer oud-studenten dan vijf jaar geleden die geen werk hebben en van de draagkrachtregeling gebruik maken.  Daarnaast is met ingang van het collegejaar 2009-2010 een wetsvoorstel in  werking getreden dat ervoor gezorgd heeft dat van oud-studenten de draagkracht  automatisch wordt vastgesteld, in plaats van op aanvraag. Dit heeft tot gevolg  dat meer oud-studenten (tijdelijk) gebruik maken van de draagkrachtregeling. 

De genoemde cijfers zijn voor mij dus geen verrassing, noch een bron van ongerustheid. De kosten van de draagkrachtregeling worden behoedzaam geraamd bij beleidswijzigingen en vervolgens aan de hand van realisatiegegevens gemonitord. De cijfers bevestigen juist het sociale karakter van de  draagkrachtregeling in ons stelsel van studiefinanciering, en onderstrepen nog  eens dat oud-studenten op veilige en verantwoorde wijze een lening voor hun studie kunnen afsluiten bij DUO, nu en in de toekomst.

3
Deelt u de mening dat de studieschulden zullen toenemen door de invoering van een leenstelsel? Kunt u uw antwoord toelichten?

Ja, u en ik zijn het eens over de verwachting dat de studieschulden zullen  toenemen als gevolg van de invoering van het studievoorschot. Immers, de basisbeurs verdwijnt in het hoger onderwijs.

4
Deelt u de mening dat het vooruitzicht van een hoge studieschuld met name nadelig uitpakt voor jongeren uit een gezin met een laag inkomen? Zo nee, waarom niet?

Nee, die mening deel ik niet. Het studievoorschot is een sociaal, redelijk en evenwichtig voorstel, dat rekening houdt met de diversiteit van de huidige studentenpopulatie in Nederland. Het studievoorschot wordt bovendien op verantwoorde wijze ingevoerd. Allereerst bevat het voorstel een versoepeling van de terugbetaalvoorwaarden: de terugbetaalperiode wordt verlengd van 15 naar 35 jaar, de drempel waaronder men niet hoeft terug te betalen wordt verhoogd van 84% naar 100% van het wettelijke minimumloon, en het percentage dat een oud-student maximaal hoeft in te zetten voor aflossing van zijn studieschuld, verlagen we van 12% naar 4% van het inkomen boven deze drempel.

Ten tweede verhoog ik de maximale aanvullende beurs met ruim € 100 per maand, voor die studenten van wie de ouders niet genoeg draagkracht hebben om (volledig) bij te dragen aan de studie van hun kind. Bovendien investeer ik in schakelen, doorstromen en studiesucces tussen en in mbo, hbo en wo. Zo zorg ik ervoor dat de hoogte van het inkomen van de ouders nooit de belemmerende factor hoeft te zijn voor jongeren die gemotiveerd zijn om te gaan studeren.

De komende jaren zal ik de effecten van voorgestelde maatregelen op de toegankelijkheid goed blijven monitoren. Dit doe ik aan de hand van instroom-, doorstroom- en uitvalcijfers, en door leengedrag, studievoortgang en studietempo te monitoren. Op basis van deze gegevens zal ik bezien of, wanneer en hoe eventuele bijsturing nodig is. Zo geef ik ook uitvoering aan de motie Slob c.s, die de regering oproept om de gevolgen van de maatregelen in kaart te brengen, met name voor studenten afkomstig uit gezinnen met lage inkomens.

5
Wat voor gevolgen heeft het niet afbetalen van een studieschuld voor de geplande  investeringen in het (hoger) onderwijs? Nemen de geplande investeringen dan evenredig af? Kunt u uw antwoord toelichten?

Dit heeft geen gevolgen voor de geplande investeringen. Zowel in het huidige  stelsel als in het voorgestelde stelsel wordt rekening gehouden met een  percentage van de oud-studenten dat zijn studieschuld niet terugbetaalt. Deze kosten zijn al geraamd, en gaan dus niet ten koste van de investeringsruimte.

6
Is het waar dat de studieschulden in het Verenigd Koninkrijk de afgelopen jaren  explosief zijn gestegen? Hoe oordeelt u over het plan van de Britse regering om  daarom maar de hoogte van het collegegeld vrij te geven?

7
Is het waar dat de studieschulden in Schotland afgelopen jaar met 58% zijn  gestegen? Begrijpt u dat daarom wordt gepleit voor herinvoering van  studiebeurzen?

Als Nederlandse minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, ben ik  verantwoordelijk voor het stelsel van studiefinanciering en hoger onderwijs hier in Nederland. Ik wil mij dan ook beperken tot de beantwoording van de vragen over dat stelsel. Bovendien verschillen de stelsels in de genoemde landen op een aantal cruciale punten. Zo is in Engeland het collegegeld bijvoorbeeld veel hoger.

Wel vind ik het van belang om lering te kunnen trekken uit ervaringen met studiefinanciering in ons omringende landen. In de aanloop naar de hervormingen in de studiefinanciering heb ik het CHEPS daarom gevraagd om een internationale  vergelijking uit te voeren. Het CHEPS heeft de kennis en expertise in huis om te  beoordelen op welke punten stelsels wel en niet met elkaar vergelijkbaar zijn, en op welke onderdelen we van elkaar kunnen leren. Ik heb dit rapport recent nog  eens aan de Kamer verzonden. Dat is een gedegen internationale vergelijking die ten grondslag ligt aan de beleidsvoornemens rondom het studievoorschot.

8
Erkent u dat u door de invoering van een leenstelsel verantwoordelijk bent voor  een flinke verhoging van de Nederlandse studieschuldenberg? Hoe kunt u dat verantwoorden na de grootste schuldencrisis aller tijden?

Zie het antwoord op de vragen 3, 4 en 5.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK