Statuut voor docent?

Nieuws | de redactie
1 december 2006 | Ambitie en autonomie zijn de kernbegrippen van het Professioneel Statuut dat de AOb tot stand wil brengen. De bond wil de positie en statuur van het vak van docent nadrukkelijker onderstrepen, maar "er ligt geen blauwdruk, geen nieuwe set regels, maar voorlopig een discussiestuk dat de contouren aangeeft waarvan de bond denkt dat het elementen zijn die in het statuut zouden kunnen." U leest hier onder de nadere onderbouwing vanuit de onderwijsbond en een eerste model van zo'n statuut voor het docentschap in alle sectoren van het onderwijs.







De behoefte aan het markeren van de positie van leraren is groot. Door de deregulering is hun invloed verzwakt. De overheid is druk bezig geweest met het schrappen van regels en verschuiven van verantwoordelijkheden. ‘Scholen worden autonomer’, was de boodschap van deze halve privatiseringsoperatie. In de praktijk merkt onderwijspersoneel echter niets van de toegenomen autonomie. Deze is op bestuur- en managementniveau terecht gekomen en plaatst de onderwijsprofessional op een achterstand. De invloed van de leraar op pedagogisch- didactische koers van de instelling, af en toe zelfs de greep op kwaliteit en lesgeven, is zichtbaar afgenomen.

De overheid praat niet langer met het onderwijsveld, maar richt zich in het beleid expliciet op besturen en managers zoals de VSNU, de HBO-Raad en de BVE- Raad. Het zal niet lang duren voor er ook een VO-Raad en vermoedelijk zelfs een PO-Raad zal zijn. Deze werkgeversorganisaties sluiten convenanten, behartigen de belangen van managers en lobbyen richting kamerleden en ministeries. De Algemene Onderwijsbond heeft vaak de vrees uitgesproken dat er allemaal ‘kleine Zoetermeertjes’, mini-ministeries komen. Ondanks verzet tegen die ontwikkeling, lijkt dat toch het resultaat van de dereguleringsoperatie aan het worden. Het onderwijs, de docent, de leraar, is ondanks alle mooie woorden in nota’s bij beleidsmakers uit beeld verdwenen. De relatie tussen werkvloer en management is flink verstoord.

Het resultaat van deze ontwikkeling is divers: onvrede bij het onderwijspersoneel, klachten over het niveau van het onderwijs. Niemand lijkt gelukkig met de nu ontstane situatie, ook managers en beleidsmakers niet. Een antwoord om de verstoorde balans tussen beleid en praktijk te herstellen, is er echter nog niet. Heel voorzichtig ontstaan er op verschillende instellingen initiatieven om denken óver onderwijs en het geven ván onderwijs weer dichter bij elkaar te brengen. Er zijn zelfsturende teams, projectgroepen, een senaat, colleges van senioren, waar beleid en praktijk elkaar weer ontmoeten. Toch blijft de top-down aanpak op de meeste instellingen gemeengoed. Onderwijsmodellen worden gedropt als één systeem, dat voor alle uitvoerders perfect zou moeten werken. En dat terwijl een goed onderwijs vraagt om een andere manier van denken: uitgaan van de relatie tussen docent en leerling of student, waarbij de organisatie en het management zorgt voor een optimale ondersteuning.

Wil het onderwijs weer ambitie uitstralen dan zal de leraar, als de professional die werkelijk weet hoe leerlingen en studenten uitgedaagd kunnen worden, en welke aanpak nodig is om het optimale resultaat te bereiken, weer een steviger positie in de schoolorganisatie moeten krijgen. Het Professioneel Statuut wil daar een antwoord op zijn.

Natuurlijk verschilt per sector de behoefte aan zo’n Professioneel Statuut. Zeker op hogescholen en regionale opleidingencentra is de afstand tussen beleid en uitvoering enorm toegenomen, tot onvrede van alle betrokkenen. In het voortgezet onderwijs heeft de schaalvergroting en de reeks van stelselwijzigingen (basisvorming, vmbo, studiehuis) groeit de kloof tussen management en docenten. In het basisonderwijs lijkt het nu allemaal nog mee te vallen: daar is de afstand tussen bestuur, directie en onderwijspersoneel relatief klein. Binnen het team wordt vaak wel intensief samengewerkt om een gemeenschappelijk onderwijsbeleid neer te zetten. Maar ook daar staat die relatief goede positie van de leraar onder druk: in hoog tempo is er sprake van bestuurlijke schaalvergroting in het basisonderwijs, komen er steeds meer bovenschools managers en bestuursbureaus. Het risico bestaat dat ook de positie van de leraar in het basisonderwijs onder druk komt te staan.

Voor de Algemene Onderwijsbond is dit voorstel voor een Professioneel Statuut de start van een discussie met leden, niet leden, onderwijsorganisaties, onderwijsmanagers en bestuurders. Er ligt geen blauwdruk, geen nieuwe set regels, maar voorlopig een discussiestuk dat de contouren aangeeft waarvan de bond denkt dat het elementen zijn die in het statuut zouden kunnen. De gedachte is om het Professioneel Statuut op te nemen in de cao, om het vervolgens uit te werken met specifieke afspraken. Daarbij valt dan te denken aan scholingsbudgetten, eisen aan professionalisering, begeleiding en coaching, loopbaanbeleid en het functiebouwwerk. Tegelijkertijd kan het Professioneel Statuut gaan werken als een soort ethische code van en voor leraren, zoals die in veel andere landen bestaat en door de internationale onderwijsvakcentrale Education International wordt geëntameerd.









Een model van een Professioneel Statuut

 

Pré-ambule:
Sociale partners in het onderwijs streven er naar samen met SBL de wettelijke zorgplicht voor professionele autonomie en professionele ruimte op alle onderwijsinstellingen te vertalen in een professioneel statuut. Zij bieden hierbij alle instellingen hun model aan.

 

Doel:
Een professioneel statuut is een instrument ter waarborging van de professionele ruimte van de leraren als professionele groep in een onderwijsorganisatie. Het gaat om het zoeken naar een betere balans tussen professionaliteit, organisatiebeleid en de belangen van leerlingen/studenten.

De werkgever/het bevoegd gezag is eindverantwoordelijk voor de totale onderwijsorganisatie.

 

art 1.

Begripsbepaling

Professionele autonomie:

Vrijheid van professionals als groep om binnen de kaders van wet- en regelgeving, de instellingsvisie, de doelstellingen en werkplannen  van de instelling/unit/team/, vorm te geven aan het onderwijs  ( in brede zin) van de leerlingen/studenten. Het gaat  om het professionele domein  te bewaken tegenover het bereik van het management:  gebieden van de inhoud van het onderwijs, het  pedagogisch/didactisch handelen, de kwaliteitsborging en verantwoording. 

De wijze waarop de  individuele professionele autonomie ingevuld wordt, is afgeleid van bovenstaande omschrijving.
Het verdient aanbeveling om te komen tot een vertegenwoordiging van de professionele gemeenschap in de vorm van een senaat, een onderwijscommissie of adviesraad. 

 
art 2.

De autonomie in relatie tot de werkstructuur

–    Leraren vormen een professionele gemeenschap

–     Professionaliteit zit altijd in de gezamenlijke professionele opvattingen, waarden en standaards ( de bekwaamheidseisen van de wet BIO) van de beroepsgroep.

–    Professionals stellen zich in een team collegiaal op; onderwijs geven is in hoge mate teamwerk.

–    De verantwoordelijkheid voor het onderwijsproces, waaronder in ieder geval wordt begrepen, de keuze van de leerstofinhouden, lesmethodes, werkwijzen, groeperingsvormen, ligt bij de professionele leerkracht samen met het team binnen de wettelijk vastgestelde eisen van toetsing en examinering.



art 3.

Besluitvorming/ taakbeleid/ verantwoordelijkheid

–          De belangrijkste beleidsbepalende onderwijsdocumenten  worden niet eerder vastgesteld in een onderwijsinstelling dan nadat de leraren zich daarover hebben uitgesproken.

–           Leraren worden betrokken bij het taakbeleid en de personele samenstelling en aanvulling van hun werkeenheid/team.

–           Leraren dragen  de eindverantwoordelijkheid van het werk dat verricht wordt door lio’s, stagiaires, onderwijsinstructeurs of klassenassistenten.


art 4.

Kwaliteitszorg

–          De wijze van beoordelen, evalueren van de schoolprestaties is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de leraar, binnen de kaders van teamafspraken ( unit, instelling).

–           Leraren zijn medeverantwoordelijk voor keuze en inrichting van  kwaliteitszorgsystemen.

–           Leraren moeten in staat gesteld worden in visitatiecommissies elkaar onderwijsinstellingen te kunnen bezoeken.


art 5.

Professionalisering

–           De professional heeft  recht op coaching in de beginperiode van zijn leraarschap, intervisie en supervisie zijn goede instrumenten om professionaliteit te versterken.

–           De leraar krijgt de gelegenheid te voldoen aan de bekwaamheidseisen van de wet BIO of een eventueel beroepsregister.

–           De in de cao afgesproken tijd voor professionalisering mag niet sluipenderwijs voor andere zaken benut worden.

–          Scholing en professionalisering ten dienste van het onderwijsproces wordt in het team vastgesteld ; daarnaast moet er ruimte zijn voor scholing in het kader van een persoonlijke, professionele ontwikkeling.


art 6.

De condities waaronder een docent moet werken

–           De werkplek, de materiële, personele en ruimtelijke faciliteiten, het kunnen raadplegen van vakliteratuur en vakgenoten dient in overeenstemming te zijn met wat het beroep van leraar vraagt.

–            Het peil van het voorzieningen voor onderwijsmedewerkers en leerlingen/studenten moet verbonden zijn met de kwaliteitseisen die aan het onderwijs gesteld kunnen worden.

–          De organisatie van de school moet het professioneel werken ondersteunen.

–          Bij klachten over het onderwijsproces wordt de groep leraren een oordeel gevraagd.

–           Bij  conflicten ( over bejegeningsaspecten) met leerlingen/studenten, met ouders, krijgt de docent voldoende ondersteuning. Ingediende klachten over leraren worden zo snel mogelijk aan de betreffende leraar overhandigd.

–          De leraar is naast professional ook werknemer: hij/zij  zal zich gedragen als een goed werknemer en  verplicht zich te houden aan de aanwijzingen door het management van de organisatie gegeven, met het oog op een effectieve en efficiënte schoolorganisatie .


art 7.

Professionele standaard

–          Een professionele leraar is gehouden te werken aan een voortdurende professionele ontwikkeling door zijn vakkennis op peil te houden, zijn vakdidactische en pedagogische bekwaamheden te ontwikkelen, kortom : te werken aan zijn bekwaamheidseisen die de beroepsgroep leraren heeft samengesteld en in de wet BIO is vastgelegd.

–         De leerkracht gaat zorgvuldig om met zijn  leerlingen/studenten en alles wat over hen vastgelegd wordt in dossiers en registraties;  Vertrouwelijkheid en geheimhouding worden niet geschonden. De leraar zorgt voor een veilig werkklimaat en hanteert een pestprotocol.

–          De leraar oefent een publieke functie uit en binnen deze opdracht gedraagt hij zich als een goede professional. Dat komt tot uiting in het integriteitsbeginsel;  ethische en morele gedragsregels.

–         De contractactiviteiten van een docent mogen niet in strijd zijn met het professioneel statuut, een professional mag bezwaar aantekenen tegen elementen in een contract die strijdig zijn met het professioneel statuut.


art 8.

 Geschillenregeling

–         Individuele geschillen over het professionele domein worden in eerste instantie intern behandeld. Hierbij wordt advies gevraagd aan de vertegenwoordigers van de professionele gemeenschap (of senaat/adviesraad).

–         Geschillen tussen het bevoegd gezag en de professionele gemeenschap worden allereerst voorgelegd aan de RvT die immers toe moet zien op de zorgplicht van het bevoegd gezag voor de professionele autonomie. Het conflict kan dan verder gedragen worden door de mr  naar een geschillencommissie.










«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK