‘Meedoen alleen is niet voldoende’

Nieuws | de redactie
24 april 2007 | “Wie succes boeken bij de aanpak van het tekort aan bèta-techniek studenten blijken meer jonge docenten en medewerkers, meer docenten in promotietrajecten te kunnen aantrekken dan andere hogescholen en universiteiten. Dit kan niet anders dan op termijn aanzienlijke consequenties hebben. Je zult in heel je organisatie zo’n beleid moeten doorvoeren en integraal maken. Je zult de goede dingen ook goed moeten organiseren en uitvoeren. Wie daarmee al aan de slag gingen en ook als consequente ‘volhouders’ bezig bleven, die zijn nu op de weg omhoog”.
Directeur Hans Corstjens van het Platform Bèta/Techniek analyseert de stand van zaken in het HO bij de grote inhaalslag die Nederland moet maken.



U ziet een markant verschil tussen wo en hbo in uw midterm review. Hebben de universiteiten baat bij een zekere voorsprong ten aanzien van de bewustwording van de tekorten aan bèta-techs en de consequenties daarvan?

Misschien wel ja. Maar wat zeker speelt is dat de instellingen zelf ervoor kiezen om ‘mee te doen’. Niet iedereen moet. Wel is iedereen die meedoet zelf de eigenaar van zijn ambities binnen het nationale programma. We zien daarbij dat de algemene universiteiten dit nadrukkelijk zélf ook beleven. Door de hele organisatie heen. Ze hebben met de aanpak in Nijmegen en Utrecht ook uitdagende voorbeelden voor ogen van succesvolle strategieën. Dus leeft dan sterk de vraag ‘en waarom wij minder, of niet zo stevig?’ Men voelt sterk de noodzaak, langer en intenser, om hier de dalende instroom en de aantasting van de kritische massa voor de eigen infrastructuur te keren.

De helft van de 18 deelnemende hogescholen doet het goed. Wat doen zij beter of anders dan die andere helft?

Bij dat eigenaarschap van de eigen ambitie zie ik een belangrijk element. Het is opvallend, dat wie sowieso sterk voor de dag komen als HO- instelling het ook bij zo’n ambitie rond bètatechniek goed weten te doen. De consequente hogescholen blijken dan ook bij dat eigenaarschap sterker te opereren. Dat is dan over de hele linie van het beleid merkbaar: strategisch bij het CvB, operationeel bij de opleidingen, bij het facultaire bestuursniveau en ook bij de lectoraten op dat terrein in zo’n instelling. Het lijkt erop dat dit een benchmark is voor het functioneren van een hogeschool: een geïntegreerde aanpak over alle relevante niveaus in de instelling. In juni gaan we hier met de HBO-raad ook inhoudelijk naar kijken. Ik ben zeer benieuwd welke conclusies hier uit getrokken kunnen worden.

Welke trekt u zelf inmiddels?

Er zijn wel een paar punten die mij interessant lijken voor het hele HO. Kijk maar eens naar de organisatie van een bètatech faculteit in hbo en wo. Hoe zit die in elkaar en wat voor gevolgen heeft dat? Een opzet met veel kleinere units, die met elkaar en tussenlagen moeten coördineren om allerlei projecten te doen, leidt tot duidelijk minder focus en kracht bij de realisatie van de eigen bètatechnische ambities. We zien dat binnen de 3TU verschillen, ook tussen hogescholen. ScienceGuide heeft die rankings gepubliceerd, we weten dus over wie we het hebben bij de successen en de achterblijvers. Een sterk lijnmanagement blijkt op dit punt een krachtbron voor de instelling.

Zeker zo interessant is het verband tussen personele ontwikkelingen en succesvolle strategie. De opbouw van het personeel, het HRM-beleid, gemiddelde leeftijd van het personeel en een succesvolle, geïntegreerde aanpak hangen samen. Wie met deze strategie succes boeken, blijken meer jonge docenten en medewerkers, meer in docenten in promotietrajecten te kunnen aantrekken dan andere. Dit kan niet anders dan op termijn aanzienlijke consequenties hebben.

Mijn analyse is daarom dat meedoen alleen niet voldoende is. Vele acties en projecten entameren: idem dito. Je zult in heel je organisatie het beleid in dit opzicht moeten doorvoeren en integraal maken. Je zult de goede dingen ook goed moeten organiseren en uitvoeren. Dat vergt volhouden, doorzetten, draagvlak opbouwen en versterken. Quick fixes zijn hier niet. Een systematische aanpak werkt rond de stimulans van bètatechniek beter dan elk schot hagel.

Toch zie je in het hbo zeer succesvolle alternatieve ontwikkelingen. Nieuwe opleidingsvormen en –aanbod rond thema’s als gametechnologie bij de NHTV, luchtvaart bij de HvA. Daar stromen niet-traditionele bèta-geïnteresseerden op af. Het kan dus.

Ik vind dat een zeer interessante ontwikkeling. Want hier geldt dat het aanbod kwalitatief omhoog kan als je het ook boeiender weet te maken. Goed is ook leuk. Dus juist niet de benadering van ‘je verzint iets en dan zien we wel’. Je kunt met zulke nieuwe vormen ook kwalitatief eisen stellen, omdat ze zo interessant blijken te zijn.

Tegelijkertijd gebeurt er iets anders: men leert het bestaande aanbod om te werken en nieuw te labelen. Men maakt het nieuw, relevant en uitdagend, zonder dat de kwaliteit eraan kan en mag gaan. De luchtvaartacademie bij de HvA laat dat bijvoorbeeld zien.

Bij deze nieuwe ontwikkelingen staat vast: het aantrekken van nieuwe studenten is een succesfactor, maar niet het einde. Het is nog niet hetzelfde als het bereiken van een hoog rendement van de opleiding. Ook de uitstroom, de diploma’s, zullen flink omhoog moeten. Dat is een grote taak en als dat ook lukt, dan is de winst natuurlijk bijzonder groot voor deze nieuwe ontwikkelingen.

Bij de universiteiten hoor je veel minder over zo’n ontwikkeling. Waarom?

Zij zijn anders. Wel zien we zulke ‘snijvlakopleidingen’ tussen bètatechniek en andere, zeker in de medische hoek. Maar de groei zit daar juist in de ‘traditionele’ bètahoek! Dat heeft volgens mij alles te maken met de invoering van de brede bachelor. Dat is een trekker gebleken voor die studenten die al die specialistische, kleine opleidingen niet zagen zitten.

Een onvoorzien succes van de invoering van BaMa?

Dat is zo, daar is iets wezenlijks in beweging gezet en dat werkt.

Wat leren we hiervan?

Hoe wezenlijk zélf prioriteiten stellen is voor HO-instellingen. Wie wil je zijn, waar leg je de accenten? Wie dat niet doen, wie alles belangrijk en profilerend vinden, gaan de repercussies voelen. En die zijn primair voor zulke instellingen zelf, ten opzichte van anderen die wel prioriteren. Maar nu ga ik ver.

Als ik het dan nog harder zeg: beter een profielkeuze die over 10-15 jaar niet volmaakt blijkt, dan geen keuze?

Prioriteren is essentieel. Beter dat dan geen eigen keuze. Wie het de komende jaren niet waar weten te maken zullen een blijvende achterstand gaan vertonen op dit terrein. Dat heeft natuurlijk consequenties voor het aanbod en de kwaliteit van instellingen en het zal hen -en anderen die het beleid maken!- aanzetten tot hardere keuzen. Niet alleen ten aanzien van individuele instellingen, maar ook ten aanzien van het succes van de branches die de betrokken opleidingen aanbieden.

Maar gaat dat leren van zulke ontwikkelingen wel voldoende intens? De rapportages tonen weinig ambities daarin.

Dat vind ik de grootste tegenvaller in het geheel. Vooral de hogescholen en de TU’s realiseren nog onvoldoende van de eigen ambities, ondanks eerdere audits met verbeteracties. Het leren van elkaar gebeurt met name nog weinig of niet. Er zijn kennismakelaars aan de slag gegaan, maar ‘cultureel’ wil het niet echt lukken: men doet het allemaal liever zelf. Die trend wordt mede bepaald door de concurrentieverhoudingen tussen de hogescholen en de attitude die daardoor ontstaan is.

De grote meevallers van het vorige kabinet – zoals bij de FES- gelden – zijn zeer fors naar het Bèta/Techniek-programma gegaan. Waar blijft al dat geld?

De FES-investering is een eenmalige impuls, inderdaad een geweldige kans. Die gaat en masse naar docenten toe. Daar hebben we bewust massaal op ingezet nu dat kan uit de aardgasmiddelen. Twee prioriteiten zijn daarmee mogelijk: we gaan 5000 docenten in het basisonderwijs en 5000 PABO-studenten kwalitatief opwaarderen. Dat is een forse inspanning waarmee we zowel het zittende personeel als de aankomende docenten, de nieuwe instroom veel extra’s kunnen meegeven. Echt kwaliteitsonderhoud.

En we gaan de uitwisseling van docenten tussen het voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs intensiveren, ook onder onderzoekers trouwens. Alleen hechte relaties tussen middelbare scholen en HO-instellingen kunnen er namelijk voor zorgen dat we de toestroom naar de bètatechnische opleidingen duurzaam gaan verhogen. De docent uit het voortgezet onderwijs en de docent en onderzoeker uit het hoger onderwijs moeten present zijn bij elkaars werk en omgeving. Dan is er een grote wederzijdse inspiratie mogelijk, de projecten van voorbeelden bij de UU en Radboud laten dat zien.

En bij studenten idem dito. Peter Bosma, de ScienceGuide Student van 2006 bewees dat toch wel even vanuit Groningen in allerlei andere steden.

Zo is dat. Wederzijds present zijn is de sleutel. VO-docenten kunnen in het hoger onderwijs veel doen: bijvoorbeeld door als promovendi een impuls aan hun loopbaan te geven en, als vakdocent – wiskunde bijvoorbeeld – hun vakbekwaamheid op niveau in te zetten. Het blijkt dat dit de attractie van het leraarschap als professie ook helpt verhogen. Het is gewoon extra boeiend om zo je vak te beleven, de diversiteit in je loopbaan kan er sterk mee vergroot worden. Dat is winst voor meer dan de bètatechniek sector.

Zou het Innovatieplatform 2.0 dit niet eens kunnen oppikken als concrete aanpak?

Dat zou het Platform zeker eens kunnen helpen verbreden naar het loopbaantraject in het middelbaar en hoger onderwijs. Dit kan veel verder strekken dan de stimulans voor bèta en techniek.

Zo zijn er meer van zulke thema’s die vanuit deze ontwikkeling nu breder op de agenda komen. Bij de ‘summit’ in november werkte bijvoorbeeld vanuit het veld een belangrijk onderwerp door: de uitval onder allochtone scholieren en studenten. Het veld vindt dat zonde, want men doet heel veel om jonge allochtonen via mbo-hbo en havo-hbo trajecten te winnen voor de bètatechnische opleidingen en de kansen op de arbeidsmarkt. Maar vervolgens is de uitval dan schrikbarend hoog en het rendement van de opleiding veel te laag. Met ECHO gaan wij daar specifiek aan werken hoe je allochtone studenten kunt trekken én behouden. Ook dit is een bewustwording die veel breder strekt dan de bètatechniek sector.

Het regeerakkoord bevat ook zo’n geschrokken bewustwording. Er moet een Taskforce komen om het tekort aan techneuten op te lossen. Gaan we weer eens een rondje Haags doubleren meemaken?

De Taskforce lijkt primair beoogd om de meest actuele tekorten aan de kant van de marktsector onder de loupe te nemen. Lijkt me goed, want daar zullen vast concrete, snelle ingrepen nuttig voor kunnen zijn. Daarbij valt te kijken naar onderwerpen als de internationale kennismigratiestromen, de werving en instroom vanuit het buitenland, de participatie van technisch opgeleide mensen boven de 45 en het langer doorwerken van zulke vakmensen. Ook is het belangrijk te kijken naar de mensen in de arbeidsmarkt die nu vaak switchen uit de technische beroepen: hoe kun je hen motiveren te blijven, een nieuw perspectief binnen de eigen branche geven?

Je ziet op zulke terreinen een grote diversiteit van de aanpak bij de verschillende bedrijfstakken, dus we moeten eens goed onder de aandacht brengen wat daarbij nu wel en niet effectief blijkt te zijn. De marktsector kan daar zelf nadrukkelijk de lead nemen, daar kan deze Taskforce goed werk doen. Laat iemand als Trude Maas of Hans Kamps daar maar eens goed aan trekken, zou ik zeggen.

Wat we inderdaad niet moeten gaan doen is dat Haagse doubleren. De bestuurlijke drukte is hier ook te beperken, ga bijvoorbeeld niet allerlei aanvullende uitvoeringsorganen optuigen. De Jet-Net benadering zou hier goed werken: de bedrijven zijn daar heel actief en wij faciliteren ze daarbij, zodat ze de uitvoering van dit succes zelf kunnen oppakken.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK