Berkhout: NVAO en BON, kom samen met plan

Nieuws | de redactie
3 juli 2007 | Na de discussie van de afgelopen maanden over Nieuw Leren op ScienceGuide, vindt prof. Guus Berkhout, de emiritus innovatiedeskundige en oud-CvB -lid van de TUD, het tijd voor concrete verbeteringen. BON en NVAO moeten volgens hem de handen ineen slaan om de “neerwaartse spiraal te doorbreken en hoe de excellentie in ons onderwijs terug te brengen”, daarbij gebruikmakend “van de goede voorbeelden die in ons land nog te vinden zijn”. Daarbij hebben we minder onderwijskundigen nodig, maar meer stageplaatsen, minder procesmanagers, en meer salaris voor vakbekwame leerkrachten.  


 
NVAO en BON, kom met een gemeenschappelijk plan
 
Met grote belangstelling heb ik de onderwijsdiscussie gevolgd in zowel de dagbladen als op Science Guide. Ik betreur het dat het debat tussen de BON (Heertje en Oudemans) en de NVAO (Dittrich) is blijven steken. Met deze bijdrage hoop ik te bereiken dat de discussie weer wordt opgepakt. Immers, beide organisaties hebben een gemeenschappelijk doel: beter onderwijs in Nederland. Dat moet toch kunnen leiden tot een gemeenschappelijk plan. 

In de afgelopen decennia is ons eens zo excellente onderwijs in een neerwaartse spiraal terechtgekomen. Geholpen door politiek en ambtenarij, hebben onderwijsvernieuwers en procesmanagers de macht naar zich toe getrokken. In het Nederlandse onderwijs zijn docenten tweederangs werknemers geworden.

Het gevolg is dat leerkrachten worden opgezadeld met een uitzichtloze bureaucratische rompslomp; er blijft steeds minder tijd over voor het eigenlijke lesgeven. Het gevolg is ook dat leerlingen zich in de steek gelaten voelen. Ze hebben het gevoel dat hun toekomst ondergeschikt is gemaakt aan interne managementdoelstellingen.

De politiek begint eindelijk te beseffen dat er iets ernstigs aan de hand is met ons onderwijs. Komt er een parlementair onderzoek naar het wangedrag van de staatspedagogen uit de jaren negentig? Of is het beter onze energie te richten op de uitvoering van een nationaal deltaplan? In dit essay worden harde conclusies getrokken. Er wordt een visie gegeven hoe het nu verder moet met ons onderwijs. De aanbevelingen laten zien dat er een doorbraak in het kabinetsbeleid nodig is.

Uitgangspunten
Een goede opleiding is van beslissende betekenis voor de toekomst van jonge mensen. Zonder een goede opleiding is de kans op een zinvol bestaan in onze hoogontwikkelde maatschappij klein. Dat geldt op álle niveaus. Slecht geschoolden staan steeds vaker aan de kant, zelfs in een goed draaiende economie. In de huidige samenleving gaat het immers om kennis en vaardigheden. Niet alleen technisch, maar ook sociaal. Niet alleen voor het vinden van een goede baan, maar ook voor het nemen van verstandige beslissingen in het privé-leven.

Een goed opgeleide beroepsbevolking is ook van beslissende betekenis voor de toekomst van een land. Globalisering heeft de concurrentie sterk verhoogd en die trend gaat onverminderd door, of we het ermee eens zijn of niet. Nederland is een klein land met een kleine thuismarkt en met een geringe politieke invloed buiten de eigen grenzen. We zullen dus extra slim moeten handelen, met als doel het realiseren van een hoge toegevoegde waarde voor elk uur dat we werken. Niet alleen voor een hoge welvaart, maar vooral ook voor een goede leefomgeving. Het draait dus allemaal om uitstekend onderwijs. En dat lukt alleen met opleidingen die beschikken over gemotiveerde en vakbekwame leerkrachten. Zij moeten in staat zijn om leerlingen op een inspirerende wijze kennis en vaardigheden bij te brengen die bij hen passen, en die inspelen op – al dan niet uitgesproken – behoeften in de samenleving. Een samenleving die investeert in de kwaliteit van het onderwijs, wordt beloond met een hoog maatschappelijke rendement dat in grote lijnen ongevoelig is voor conjunctuurgolven.


Observaties
Een groeiend aantal docenten geeft openlijk aan zich doodongelukkig te voelen in het onderwijs; dat is een zorgwekkende ontwikkeling. Ze krijgen voortdurend vernieuwingen opgedrongen van buitenaf. Ze moeten zich ook steeds meer bezighouden met vergaderen en administreren. Terwijl ze juist bezig willen zijn met hun leerlingen. Immers, dat is toch het vak waar ze voor gekozen hebben. Ook leerlingen luiden de noodklok en vragen steeds indringender om méér contacturen dan ze nu krijgen. Ze voelen zich aan hun lot overgelaten[1].

Onlangs hebben Jan Bouwens (docent aan de Universiteit Tilburg) en Anne Marie Oudemans (docent aan de Hogeschool voor Economische Studies en medeoprichter van Beter Onderwijs Nederland) een onthullend onderzoeksrapport gepubliceerd over de staatsbureaucratie op hogescholen. Uit een pilot blijkt dat minder dan een kwart van het budget aan direct onderwijs wordt besteed.  Zo’n uitkomst is toch onvoorstelbaar! Is dat representatief voor alle hogescholen – of misschien wel voor het hele onderwijs – in ons land? Er is dringend meer informatie nodig om aan te geven hoe dat nu precies zit.

Ook de afname van het aantal goed opgeleide docenten is een bron van grote zorg.  Geplaagd door slechte werkomstandigheden hebben vele vakbekwame leerkrachten er de brui aan gegeven. Ze werden door belerende vernieuwers, veelal zonder enige onderwijservaring, denigrerend betiteld als ‘lesboeren’. Wie hebben de plaats van deze toegewijde docenten ingenomen?

In het HBO, bijvoorbeeld, is er geen enkele formele eis meer wat betreft de inhoudelijke vooropleiding van leerkrachten[2]. Op dit moment wordt geschat dat minder dan de helft van de HBO-docenten een universitaire opleiding heeft en dat het aantal leerkrachten met een opleiding lager dan HBO sterk toeneemt; louter uit kostenoverwegingen van het management? Een feit is dat de banktegoeden van hogescholen op honderden miljoenen Euro’s wordt geschat. Gaan hogescholen de woningbouwcorporaties achterna?

Er is dringend onafhankelijk onderzoek nodig om aan te geven of al deze alarmerende gegevens kloppen. In ieder geval hebben steeds meer ouders er geen vertrouwen meer in en, vooral in de grensstreken, wijken ze uit naar scholen in België en Duitsland. Schattingen geven aan dat er nu al circa 17.000 Nederlandse leerlingen op Vlaamse scholen zitten. Een uiterst beschamende trend. Wat geeft procesmanagers het recht om zoveel controlelagen te stapelen op de hoofden van docenten?


Eigen ervaringen
Ik ben al vele jaren actief in het universitair onderwijs en heb in de afgelopen 40 jaar de vele veranderingen – gevoed door politieke motieven – op de voet gevolgd. Zo heb ik de WUB meegemaakt, waarin mijn collega’s en hun studenten elkaar uitputten in uitzichtloze vergaderingen. De radenbureacratie werd ingevoerd. Later kwam daar de MUB overheen. De bedrijfsmatigheid kreeg een sterk accent. Managers uit het bedrijfsleven namen de plaats in van hoogleraarbestuurders. ERP-systemen werden aangeschaft. Uren schrijven deed zijn intrede. Publicaties werden geteld. Als ik aan mijn collega’s vraag wat ze het meest dwars zit, dan is de unanieme reactie ‘de enorme paperwinkel waar ze mee worden opgezadeld’. Er wordt voortdurend beoordeeld, gecontroleerd en geëvalueerd. Daarvoor moeten er heel wat formulieren worden ingevuld. Iedere keer weer opnieuw.

Eén van de meest recente politieke bedenksels is de kwaliteitscontrole van hogescholen en universiteiten, uitgevoerd door een zogenaamd accreditatieorgaan, de NVAO [3] . Het absurde van dit nieuwe bureaucratische instrument is dat onderwijsinstellingen worden gezien als staatsleerfabrieken en dat onderwijs net zo wordt behandeld als een industrieel proces voor massafabricage. Het gevolg is dat op Tayloriaanse wijze elke handeling in het onderwijs (‘het proces’) tot in detail beschreven moet worden (zie tabel 1). Spreadsheet managers controleren op afstand de kwaliteit. Met deze aanpak wordt een fundamentele denkfout gemaakt, met vergaande gevolgen. Immers, zoals dat ook bij dienstverlening het geval is, staat in het onderwijs de mens centraal. Elke leraar en elke leerling is uniek en de interactie tussen beiden – de kennis van de docent en de motivatie van de student – verloopt nu eenmaal niet als een industrieel proces. In tegendeel: de praktijk laat zien dat gedetailleerde procescontrole in het onderwijs niet leidt tot een kwaliteitsmeting, maar tot verstarring en veel papierwerk. Geen wonder dat in ons onderwijs beroepstrots en arbeidsvreugde in een hoog tempo verdwijnen.

Parlementaire Enquête

In het parlement gaan nu stemmen op om te onderzoeken hoe het zo ver met ons eens zo mooie onderwijs is gekomen. Op initiatief van Mariët Hamer van de PvdA wordt gekeken op welke vragen zo’n parlementair onderzoek antwoord zou moeten geven. Dat is een interessante ontwikkeling, vooral omdat juist de PvdA- bewindslieden met hun politiek-ideologisch gedram ons onderwijsstelsel veel schade hebben toegebracht. Hulde dus aan Mariët Hamer!

Docenten zouden massaal moeten besluiten om managers de berg aan formulieren te laten invullen die ze zelf hebben verzonnen (nulloket in het onderwijs). Ad Verbrugge, docent aan de Vrije Universiteit en voorzitter van Beter Onderwijs Nederland, houdt in de NRC van 3 februari j.l. een warm pleidooi voor zo’n parlementair onderzoek. ‘Hoeveel docenten zijn er vanaf de tweede helft van de jaren negentig niet roemloos vertrokken uit het onderwijs, vaak na vele jaren met hart en ziel voor de klas te hebben gestaan’, vraagt Verbrugge zich af. Hij vindt dat een parlementair onderzoek zou kunnen functioneren als een soort waarheidscommissie die het enorme leed dat leerkrachten is toegebracht zichtbaar moet maken.

Hoewel ik heel goed aanvoel wat Verbrugge beweegt, zou ik toch een oproep willen doen om vooruit te kijken. De samenleving is klaar voor een positieve aanpak. Ik pleit dus niet voor een parlementair onderzoek, maar voor een nationaal deltaplan gericht op aanzienlijk beter onderwijs in ons land. De grootste uitdagingen in zo’n plan zijn het doorbreken van de machtsstructuren die het management voor zichzelf heeft opgebouwd, het teruggeven van de status van het beroep van leraar, en het herstellen van de discipline en veiligheid binnen onze onderwijsinstellingen[4].

 

Toekomstvisie
Onderwijsinstellingen staan midden in de samenleving. Die samenleving verandert, dus scholen ontkomen er niet aan om mee te veranderen. Alle pleidooien om in het onderwijs weer terug te keren naar die goede oude tijd zijn daarom geen optie. Figuur 1 laat drie gekoppelde werelden zien: de wereld van het gezin, de wereld van het onderwijs en de wereld van het bedrijfsleven [5].  Scholen hebben dus te maken met een dubbele interactie; enerzijds met ouders (en gezinsvoogden) en anderzijds met de toekomstige werkomgeving van hun leerlingen. Voor de basisvorming (groep 1 t/m 8) en het voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO en VWO) is vooral de linkerzijde van figuur 1 van belang. Voor het beroepsonderwijs (MBO, HBO) en de universiteiten (algemeen, technisch) gaat het vooral om de rechterzijde.

In de afgelopen decennia is de gezinsomgeving sterk veranderd. Het aantal tweeverdieners en éénoudergezinnen is sterk toegenomen en, mede door immigratie, zijn er grote verschillen ontstaan in de opvoeding. Zo wordt bijvoorbeeld professionele opvang buiten schooltijd steeds belangrijker. In de afgelopen decennia is ook de werkomgeving sterk veranderd. Door technologische vooruitgang worden instrumenten en gereedschappen op de werkplek steeds ingewikkelder, en dat heeft weer grote invloed op de benodigde kennis en vaardigheden die moeten worden bijgebracht. Zo worden bijvoorbeeld kwaliteits-stageplaatsen in het bedrijfsleven steeds belangrijker.

De discussie over beter onderwijs mag géén in zichzelf gekeerde discussie worden. De samenleving verandert, dus scholen ontkomen er niet aan om mee te veranderen. Kwaliteitscontrole is altijd nodig, zeker in de publieke sector. Maar bij intensieve sociale interacties, zoals in het onderwijs, moet men voor kwaliteitsbeoordeling niet naar Tayloriaanse procesbeschrijvingen kijken. Werkprocessen dienen de professionals in de eigen organisatie zélf op orde te brengen. Dat vertrouwen (‘trust’) moet je ze toch geven. De opgelegde procesbeschrijving in het onderwijs is dus helemaal misplaatst, en top-down procescontrole is hoogst ongewenst. Voor de kwaliteit van onderwijsinstellingen moet gekeken worden naar wat er beoogd  wordt, wat er beloofd  wordt, en wat er werkelijk bereikt wordt. Dan kan er namelijk wél kwaliteit gemeten worden.

Op die manier kunnen studenten beter kiezen, en de volgende fase (vervolgopleiding, eerste baan) kan aangeven of de ambitie van de onderwijsinstelling in de vorige fase relevant is en wordt waargemaakt. We zien nu dat vervolgopleidingen steeds harder aan de bel gaan trekken. Immers, ze moeten gaan bijspijkeren wat in de vorige fase(n) is verwaarloosd. Zo raakt ons onderwijssysteem steeds verder in de problemen[6]. Oudere werknemers met een rijke ervaring zouden niet met pensioen moeten worden gestuurd, maar zouden moeten worden ingezet om leerlingen te begeleiden tijdens hun stage.

Conclusies
In het Nederlandse onderwijs bepalen onderwijsvernieuwers en procesmanagers in hoge mate wat er gebeurt; de inhoud is daardoor op de achtergrond geraakt. Leerkrachten worden opgezadeld met een niet aflatende stroom van vernieuwingen en onafzienbare stapels aan procesformulieren. Bij vele docenten is de maat nu vol. Ook leerlingen laten zich steeds vaker horen. En het Parlement begint nu ook in beweging te komen. Is dit de voorbode van een nieuw tijdperk?

In het verleden hebben we de ernstige fout gemaakt uit te gaan van de eenheidsleerling, hetgeen een golf van nivellering in ons onderwijs teweeg heeft gebracht. En dat terwijl differentiatie een fundamenteel kenmerk is van het onderwijs. De basisopleidingen en het VMBO zijn er aan bezweken[7]. Is nu de rest aan de beurt?

Want wat er nu in ons onderwijs gebeurt, is zo mogelijk nog erger. Hier worden leerlingen gepositioneerd als zelfbedieningsklanten die het grotendeels zelf maar moeten uitzoeken (‘het nieuwe leren’), en moeten leerkrachten als industriële productiemedewerkers een door managers voorgeschreven onderwijsproces afdraaien (‘het accreditatiecircus’). Deze nieuwste rage van de onderwijsvernieuwers vergalt niet alleen het laatste restje werkplezier van docenten, het heeft ook een negatieve invloed op de motivatie van studenten. Het resultaat van de vele vernieuwingsslagen wordt nu genadeloos blootgelegd: in de volgende fase van hun opleiding worden leerlingen geconfronteerd met aanzienlijke hiaten. Het eerste wat in het Nederlandse onderwijs moet gebeuren is: ‘procesmanagers eruit en vakbekwame docenten erin’. Nog meer gaan toetsen, zoals Plasterk wil, is de verkeerde aanpak. Onderwijs moet zich richten op de maximale ontplooiing van elk individu met als doel volwaardige participatie in de samenleving; op elk niveau. Niet mee (willen) doen is geen optie.

Aanbevelingen
Gooi het roer om, niet een klein beetje maar helemaal. Niet geleidelijk, maar met grote snelheid. Denk daarbij niet alleen aan extra geld[8]. Er moet veel meer gebeuren. En ga ook niet terug naar ‘die goede oude tijd’. De samenleving is veranderd; scholen moeten mee veranderen.

Geef vertrouwen aan de docenten. Niet onderwijsvernieuwers en procesmanagers, maar goed opgeleide docenten moeten de verantwoordelijkheid dragen voor de inhoud. En laat leerlingen niet aan hun lot over. Zij hebben recht op kennisoverdracht door gemotiveerde en vakbekwame leerkrachten. Waar is in ons onderwijs de rol van leermeester gebleven?

Zorg dat outputmetingen gemaakt worden in relatie met wat beoogd wordt, wat beloofd wordt en wat bereikt wordt[9]. Geef de volgende fase (vervolgopleiding, eerste baan) een belangrijke rol in de beoordeling van de vorige fase. Zo ontstaat een effectief kwaliteitssysteem met grote samenhang. Zonder ingewikkeldheid en zonder bestuurlijke heisa.

Voer voor de opleiding van onderwijskundigen een vergaande numerus fixus in. Dit soort mensen hebben niets te zoeken in de dagelijkse praktijk van het onderwijs. Door hun arrogantie en vernieuwingszucht worden docenten iedere keer weer gedwongen nieuwe kunstjes uit te voeren.

College van Besturen, verlaat de kostenstrategie en kom op voor je docenten. Stuur procesmanagers naar huis. Ze hebben een negatieve toegevoegde waarde in het onderwijs. Door hun wantrouwen en controledrift worden docenten elke werkdag weer opnieuw gedwongen verantwoording af te leggen over wat ze precies uitvoeren. De vrijkomende middelen moeten gebruikt worden om vakbekwame leerkrachten beter te honoreren.

Bedrijfsleven, zorg voor hoog kwalitatieve stageplaatsen. Laat vakbekwame ouderen niet met de VUT gaan, maar zet ze in om hun rijke ervaring over te dragen aan jongeren.

BON en NVAO, kom met een gemeenschappelijk plan hoe de neerwaartse spiraal te doorbreken en hoe de excellentie in ons onderwijs terug te brengen. Maak daarbij gebruik van de bovenstaande aanbevelingen en van de goede voorbeelden die in ons land nog te vinden zijn.

Integreer onderwijsinstellingen beter met de samenleving. Onderwijsdiscussies zijn tot nu toe te veel in zichzelf gekeerd. De context bepaalt immers in vele gevallen wat er moet gebeuren. Zo vragen bijvoorbeeld de grote veranderingen in de samenleving om goede voorzieningen op het grensvlak van scholen met de thuisomgeving van nu (basis- en voortgezet onderwijs) en met de werkomgeving van straks (beroeps- en universitair onderwijs) . Dat open concept is zichtbaar gemaakt in figuur 1.

Ik daag het nieuwe Kabinet uit bovengenoemde aanbevelingen zonder vertraging en met grote voortvarendheid uit te voeren. Met name zullen de ministers Plasterk (OC&W), van der Hoeven (EZ), Rouvoet (Jeugd en Gezin), Vogelaar (Wonen, Wijken en Integratie), Donner (Sociale Zaken) en Hirsch Ballin (Justitie) moeten laten zien dat ze gezamenlijk iets tot stand kunnen brengen. Zonder politiek geharrewar. Immers, zonder een goed opgeleide beroepsbevolking heeft een land geen toekomst.

In bijna alle publieke organisaties zien we, bijna onzichtbaar, hetzelfde drama zich voltrekken. Procesmanagers worden massaal ingehuurd; die zorgen ervoor dat in korte tijd een kerstboom aan ingewikkeldheid wordt opgetuigd. Daarna hebben ze extra personeel nodig om die ingewikkeldheid te managen, en vervolgens stellen ze dat dergelijke ingewikkelde organisaties hoge topsalarissen rechtvaardigen. Het resultaat van dit alles is dat professionals gefrustreerd raken, de kosten hoog oplopen en de bureaucratie de boventoon voert.











[1] Recentelijk is door een aantal verontruste docenten de vereniging ‘Beter Onderwijs Nederland’ opgericht. De ledengroei van deze vereniging is boven elke verwachting.

[2] Het Hoger Beroeps Onderwijs (HBO) kent zo’n 335.000 studenten. Daarmee speelt het HBO een sleutelrol in onze kenniseconomie.

[3] Het NVAO is een acroniem voor het Nederlands-Vlaamse Accreditatie Orgaan. Ze controleert bij wet de onderwijskwaliteit van hogescholen en universiteiten. In de praktijk lijken universiteiten de NVAO- rompslomp beter van zich af te kunnen houden dan hogescholen.

[4] De fanatiekheid van het management waarmee leerkrachten worden gecontroleerd, staat in schril contrast met de slapheid van datzelfde management om ontspoorde leerlingen aan te pakken.

[5] We zien langzamerhand dat de grenzen tussen deze werelden aan het vervagen zijn.

[6] Zie bijvoorbeeld De Telegraaf van woensdag 14 maart j.l.: ’Havist schiet op alle fronten tekort’.

[7] Volgens het CBS verlaat één op de drie leerlingen het VMBO zonder diploma. De HBO-raad komt met nog slechtere schattingen.

[8] VNO-NCW en MKB-Nederland bepleiten hogere salarissen voor de docenten. Een goede zaak, maar dan wel combineren met lagere salarissen voor het management.

[9] Hiermee wordt voorkomen dat de begrippen niveau en kwaliteit door elkaar worden gehaald. Een bekend voorbeeld is dat kwaliteitseisen in termen van hoge slaagpercentages (studierendementen) ervoor gezorgd hebben dat niveaus naar beneden werden bijgesteld.

Literatuur

Maria Rietdijk-Helma, 2005, Steeds Minder Leren, IJzer- Utrecht.

Arnold Heertje, 2006, Echte Economie, een verhandeling over schaarste en welvaart en over het geloof in leermeesters en ‘lernen’, Valkhof Pers.

Roelof Bouwman, 2006, Politiek correcte wereld van schoolboek, HP/DE TIJD, 1 september.

Anne Marie Oudemans, 2006, Zet de vakdocent centraal, Technisch Weekblad.

Jan Bouwens en Anne Marie Oudemans, 2006, HBO besteedt 21% van het budget direct aan onderwijs, www.beteronderwijsnederland.nl

Ad Verbrugge, 2007, Parlementair onderzoek naar het onderwijs, NRC, 3 februari.




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK