Basis gelegd voor nieuwe wet HO

Nieuws | de redactie
23 oktober 2007 | De koepels en studenten zijn het eens. Bekostiging van het HO moet primair plaatsvinden op basis van aantallen ingeschreven studenten. Prestatie-indicatoren zijn niet gewenst in een nieuw wettelijk regime: 'Kwaliteitsindicatoren maken dus geen onderdeel uit van de bekostigingssystematiek waarmee de instellingen in staat moeten zijn het hoger onderwijs te verzorgen en te voldoen aan de kwaliteitsnormen waarop de opleidingen worden geaccrediteerd. Daarnaast is het wel mogelijk dat via specifieke stimulering de overheid extra budget beschikbaar stelt voor extra taken of bijzondere prestaties.'

Ook accepteren álle partijen nu dat een student voor één bachelor en één consecutieve master opleiding publieke bekostiging en een wettelijk afgetopt collegegeld mag claimen.

Wel achten zij het ‘denkbaar dat de overheid voor bepaalde (groepen van) opleidingen vanwege arbeidsmarkttekorten een (tijdelijke) uitzondering maakt’ Want anders zou deze opzet het lerarentekort wellicht nog verergeren. De koepelvoorzitters zeggen zelf: “Dit is wat er gebeurt wanneer je het veld vertrouwen geeft: het komt met een oplossing’” U leest de volledige tekst van het HO-bekostigingsakkoord hier.


In het Coalitieakkoord van 7 februari 2007 heeft het kabinet Balkenende IV aangegeven te komen met een nieuw wetsvoorstel waarover nadrukkelijk overleg met het onderwijsveld zou plaatsvinden. In reactie hierop presenteerden HBO-raad en VSNU op 23 mei 2007 een gezamenlijk voorstel voor de bekostiging van het hoger onderwijs. Op uitnodiging van de Minister van Onderwijs hebben de studentenorganisaties ISO en LSVb en de universiteiten en hogescholen, vertegenwoordigd door VSNU respectievelijk HBO-raad, uitvoerig over deze voorstellen gesproken. Op basis hiervan zijn ISO, LSVb, HBO-raad en VSNU het volgende overeengekomen:

1. De studenten, universiteiten en hogescholen hechten grote waarde aan een breed aanbod van hoger onderwijs van hoge kwaliteit. Om dit in stand te kunnen houden dient de overheid zorg te dragen voor een zodanige financiering met waarborgen voor de toegankelijkheid zodat iedereen die hiertoe de capaciteiten heeft kan deelnemen met als doel het bereiken van het bachelor- en eventueel aanvullend masterniveau.

Toelichting: De bekostiging van de universiteiten en hogescholen is slechts een onderdeel van het gehele instrumentarium waarmee de overheid het stelsel van hoger onderwijs vormgeeft. Voor de instellingen concentreren de financiële randvoorwaarden zich op de bekostigingsregels alsmede de eigen bijdrage van de student aan de opleiding (de collegegeldregelgeving). Daarnaast ‘stuurt’ de overheid ook met bijvoorbeeld regels rondom studiefinanciering, accreditatie, medezeggenschap, governance en prestatieafspraken met instellingen. In deze notitie wordt uitsluitend ingegaan op bekostiging en collegegeldregelgeving. Dit laat onverlet dat de studentenorganisaties en ho- instellingen ook op die andere terreinen graag het overleg voeren met de overheid in relatie tot de diverse ontwikkelingen binnen het hoger onderwijs en de ambities van het kabinet.

2. De bekostiging van de universiteiten en de hogescholen dient te geschieden op basis van eenvoudige en heldere regels, die recht doen aan de onderwijsinspanningen van de instellingen binnen het onderwijsaanbod dat zij instandhouden in relatie tot de diverse leerwegen die studenten kunnen volgen. In concreto betekent dit dat wordt voorgesteld de bekostiging te baseren op:

• in hoofdzaak: het aantal ingeschreven studenten voor zover zij ingeschreven zijn in het hoger onderwijs binnen de normatieve cursusduur van de geaccrediteerde en bekostigde (bachelor- dan wel master-) opleiding die zij volgen;

• daarnaast (eenmalig) per student een diplomaopslag bij het behalen van het bachelor- en mastergetuigschrift, waarvoor het bedrag ongeveer het equivalent is aan één jaar bekostiging;

• en een instellingsspecifieke vaste voet, die gemiddeld over het totale hoger onderwijs indicatief 20-25% van het budget beslaat.

Toelichting: De bekostiging van de universiteiten en hogescholen is in beginsel een verdeelmodel waarmee het totaal door de overheid beschikbaar gestelde budget zo objectief mogelijk over de instellingen verdeeld wordt, waarbij in eerste instantie de inschrijvingen en behaalde getuigschriften wordt gehanteerd als indicator voor de geleverde onderwijsinspanningen.

Als stimulans voor kwalitatief hoogwaardig onderwijs wordt de bekostiging daarbij geconcentreerd op de normatieve cursusduur, terwijl tegelijkertijd de instelling gestimuleerd wordt tot goede studiebegeleiding gericht op afstuderen (ook in geval de student studievertraging heeft opgelopen) middels de diplomapremie. Om in globale zin verschillen in opleidingskosten te compenseren worden daarbij het drietal bekostigingsniveaus zoals in het huidige systeem gehanteerd. Deze weerspiegelen de daadwerkelijke (verschillen in) kosten binnen het brede spectrum van opleidingen slechts ten dele.De historische verdeling van de bekostiging over de instellingen (zowel tussen hbo en wo als onderling tussen hogescholen respectievelijk universiteiten) vormt de basis voor de bepaling van de instellingsspecifieke vaste voet die geacht wordt representatief te zijn voor het verschillende kostenniveau van de door die instelling in stand gehouden onderwijsvoorzieningen. De bekostiging hiervan dient daarom voor de lange termijn gegarandeerd te worden middels een budgettair neutrale overgang. Daarbij staat het de instellingen vanzelfsprekend vrij om bij de interne allocatie eigen beleidskeuzes te maken. Middels accreditatie dient de kwaliteit van een opleiding periodiek positief beoordeeld te worden om voor bekostiging in aanmerking te (blijven) komen. De bekostiging moet zodanig zijn dat aan deze kwaliteitsnormen kan worden voldaan. Kwaliteitsindicatoren maken dus geen onderdeel uit van de bekostigingssystematiek waarmee de instellingen in staat moeten zijn het hoger onderwijs te verzorgen en te voldoen aan de kwaliteitsnormen waarop de opleidingen worden geaccrediteerd. Daarnaast is het wel mogelijk dat via specifieke stimulering de overheid extra budget beschikbaar stelt voor extra taken of bijzondere prestaties. Dit valt echter buiten de bekostigingssystematiek.

3. Het collegegeld dat de student voor zijn opleiding dient te betalen is niet rechtstreeks gekoppeld aan de bekostiging of de studieduur van de student, maar is het wettelijk tarief ongeacht de leeftijd van de student voor zo lang de betreffende student nog niet het getuigschrift voor de (bachelor- of master-) opleiding die gevolgd wordt, heeft behaald. De student wordt daarbij aangemoedigd zich maximaal te ontplooien door zijn recht op (gratis) tweede inschrijving bij een andere opleiding en/of instelling.

Indien een student het getuigschrift behaalt, maar tegelijkertijd nog bezig is met het volgen van een tweede opleiding blijft het recht op inschrijving tegen wettelijk collegegeld behouden. Voor een student echter die wenst in te stromen in een opleiding terwijl hij reeds een bachelor (resp. master) getuigschrift heeft behaald, mag de instelling een instellingstarief in rekening brengen. Het is denkbaar dat de overheid voor bepaalde (groepen van) opleidingen vanwege arbeidsmarkttekorten een (tijdelijke) uitzondering maakt, waarbij de student (opnieuw) het recht op inschrijving tegen wettelijk collegegeld voor die (groep van) opleidingen kan krijgen en de instelling tevens (opnieuw) gedurende de normatieve cursusduur bekostiging ontvangt.

Toelichting: De instellingen accepteren het daarbij dat studenten die langer dan de normatieve cursusduur over hun opleiding doen het recht houden op inschrijving tegen het wettelijk collegegeldtarief, voor zolang zij hun opleiding niet hebben afgerond en daarbij dus geen directe consequenties kunnen verbinden ingeval de student bijvoorbeeld binnen de betreffende opleiding onvoldoende studievoortgang heeft (behaald), behoudens een eventueel bindend studieadvies in het eerste studiejaar. Voor studievertraging kunnen overigens volledig gerechtvaardigde oorzaken zijn, zoals tijdens de studie opdoen van (internationale) ervaring, bestuurswerk naast de studie, het (gelijktijdig) volgen van een tweede opleiding of persoonlijke omstandigheden. De studenten accepteren dat na afronding van een bachelor of master geen aanspraak meer kan worden gemaakt op instroom tegen wettelijk collegegeld voor een tweede bachelor of master, ondanks dat de studenten in principe tegen beperkingen op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs zijn.








«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK