Betere ontwerpen van wijken mogelijk
De traditionele planningsmethoden waarmee stedenbouwkundigen woonwijken ontwerpen, kennen een belangrijke tekortkoming: het gedrag van toekomstige bewoners wordt buiten beschouwing gelaten. Dit is namelijk te complex om voor hun ‘top-down’ computermodellen. Met teveel files en een te sterke segregatie als mogelijk gevolg. Dankzij de huidige computers kan die complexiteit wel in planningsmodellen worden verwerkt. Oswald Devisch (TUe) weet het verhuisgedrag van toekomstige bewoners van nieuwbouwwijken beter te voorspellen in zijn proefschrift ‘In search of a Complex System Model; The Case of Residential Mobility.’ De traditionele planningsmethoden waarmee stedenbouwkundigen woonwijken ontwerpen, kennen een belangrijke tekortkoming: het gedrag van bewoners is hierbij buiten beschouwing gelaten. Dit is namelijk te complex en onvoorspelbaar om in de ‘top-down’ computermodellen te integreren. Een recente ontwikkeling is dat stedenbouwkundigen hard op zoek zijn naar methodes om meer vanuit individuele woonwensen wijken te ontwerpen. Dankzij de huidige snellere computers is het nu mogelijk om die complexiteit ook in planningsmodellen te verwerken.
Het ontwerpen van nieuwe wijken is erg ingewikkeld. Een woonwijk is veel meer dan alleen gebouwen en straten; het zijn vooral de bewoners die bepalen of een wijk succesvol is gebouwd. Iedere bewoner heeft zo zijn eigen wensen, bijvoorbeeld over het aantal auto’s, het woon- werkverkeer, eventuele verbouwingen en de frequentie van verhuizen. De dynamiek die dat met zich meebrengt, kan er toe leiden dat voormalige keurige arbeiderswijken in getto’s veranderen, met van elkaar gescheiden levende bevolkingsgroepen. Of dat het woon-werkverkeer grote files veroorzaakt bij de toegang tot de wijk.
Het onderzoek van bouwkundige Devisch levert hieraan een grote bijdrage. Uit bekende literatuur achterhaalde hij gegevens over het woon- en werkgedrag van mensen. Bijvoorbeeld de zogeheten woonladder, die beschrijft hoe intreders in de woningmarkt vaak eerst huren en daarna doorklimmen naar hun 1e en 2e koopwoning. Of de relatie tussen de reden van verhuizing en locatiekeuze. Zo blijken verhuizingen om privéredenen vaak binnen dezelfde woonomgeving te zijn, terwijl verhuizingen door werkomstandigheden over het algemeen naar een andere stad plaatsvinden.
Devisch verwerkte al deze individuele voorkeuren in een planningsmodel voor woonwijken. Dat kan in detail aangeven hoe een wijk zich in de tijd ontwikkelt. Hij demonstreerde zijn model met de huisvesting van TU/e-studenten in Eindhoven. De vijf scenario’s die hij met zijn model uitwerkte, lieten zien dat studenten standaard- studentenkamers verkiezen boven atypische studentenkamers. Dit komt omdat ze anticiperen op mogelijke veranderingen in hun levenssituatie. Als de woningmarkt erg krap is, zijn studenten wel bereid hun woonvoorkeuren aan te passen. Deze uitkomsten van het model blijken te kloppen met de realiteit. In een vervolgonderzoek gaat Devisch werkelijk woon- en werkgedrag nog nauwkeuriger in kaart brengen om zijn model te verbeteren.
Meest Gelezen
Onderwijs zorgt zelf voor stress bij studenten
‘Verstoorde arbeidsverhouding’ als ontslaggrond ondermijnt sociale veiligheid’
“De universiteiten in Nederland zijn op de rug gaan liggen voor Big Tech”
Valoriseren door een snelweg te blokkeren
‘Debat over internationalisering meer vanuit emotie dan feiten gevoerd’
