Toekomst HO-borging wordt splijtzwam

Nieuws | de redactie
27 maart 2008 | De studenten zijn kritisch over de voorstellen van OCW over de borging van het HO. “Dit nieuwe stelsel moet niet een opmaat zijn tot een stelsel van instellingsaccreditatie," vindt de LSVb, diametraal tegenover bijvoorbeeld de VSNU, maar op één lijn met de HBO-raad. Wat de studenten betreft “wordt kwaliteit altijd gemeten op het niveau van de opleiding door onafhankelijke experts.” In een notitie zetten zij hun bezwaren en vragen uiteen en komen met eigen voorstellen.

Studentbetrokkenheid

De manieren waarop studenten betrokken worden bij het accreditatiestelsel is voor de LSVb van zeer groot belang. In de notitie wordt aangegeven dat studenten een unieke rol vervullen met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs. Zij hebben het meeste baat bij een kwalitatief goede opleiding en hebben als direct betrokkenen een goed oordeel over de kwaliteit (P9).  Er is echter weinig concrete invulling gegeven aan de manier waarop studenten precies betrokken zullen worden. Volgens de LSVb heeft het een meerwaarde wanneer (naast het feit dat een student is opgenomen in het panel dat een opleiding visiteert) er ook:

–           Minimaal een student wordt opgenomen in het panel dat de instellingsaudit uitvoert.

–            Minimaal een student wordt opgenomen in het panel dat een ‘toets nieuwe opleiding’ uitvoert.

–           Er veel meer aandacht komt voor de rol die een opleidingscommissies en medezeggenschap vervullen.

–           Bij zowel de opleidingsaccreditatie als de instellingsaudit veel contact is met onbevooroordeelde studenten.

Dit laatste punt behoeft wat toelichting. Momenteel is het namelijk ook zo dat visiterende panels gaan praten met studenten. Echter, al te vaak krijgen wij als LSVb klachten hierover binnen. Het komt op meerdere plaatsen voor dat een opleiding een “proefsessie” houden voor studenten die met de VBI willen praten om vervolgens de kritische studenten te weren van het gesprek met de VBI.

De instellingsaudit

Rond de instellingsaudit is nog veel onduidelijkheid over hoe het er precies uit gaat zien. Momenteel is er weinig meer bekend dan dat het panel wordt samengesteld door de NVAO (P7). Vragen die nog openliggen zijn bijvoorbeeld hoe lang een site- visit gaat duren bij een audit en hoe het panel wordt samengesteld. Waar de LSVb zich zorgen over maakt is de vraag wat concreet de gronden zijn voor de NVAO om een audit over te laten doen (P9). Wat gebeurt er wanneer blijkt dat een instelling die de audit succesvol heeft doorstaan, maar toch een opleidingscommissie (OC) toch niet functioneert? Volgt dan onmiddellijk een nieuwe audit? Zo neen, gebeurt dat wel wanneer twee OC’s niet functioneren? Of drie? De LSVb vind het belangrijk om helder te hebben wat precies grond is voor zo’n besluit. Een andere vraag is wat er gebeurt met opleidingen die geaccrediteerd zijn in een licht regime, wanneer later blijkt dat dit regime onterecht licht was (omdat een latere audit niet gehaald werd).

Wat ook belangrijk is welke zaken precies aan de orde komen in de audit en welke in de opleidingsaccreditatie. Er wordt over gedacht om examencommissies en opleidingscommissies te behandelen bij de audit (P7. Wat de LSVb betreft komen deze twee organen echter aan de orde bij de opleidingsaccreditatie, omdat ze direct van invloed zijn op de kwaliteit van de opleiding. Wanneer commissies die zo belangrijk zijn toch getoetst worden op instellingsniveau, betekent dat voor de LSVb dat een opleiding niet door de audit kan komen wanneer niet álle opleidings- en examencommissies voldoen.

De opleidingsaccreditatie

Het staat nog niet vast hoe het panel dat de opleidingsaccreditatie uit gaat voeren vorm gaat krijgen en wie het panel samenstelt. De notitie geeft al aan dat het panel strikt onafhankelijk dient te zijn. (P6) Dit onderschrijft de LSVb van harte, voor ons is dit een essentieel onderdeel van het nieuwe stelsel. Met betrekking tot de inhoud van de beoordeling geeft de notitie een aantal verplichte facetten (P6).  De LSVb vindt het jammer dat “rendement” hierbij genoemd wordt. Wat ons betreft staat snel studeren (“een hoog studierendement”) helemaal los van het feit of iets een goede opleiding is.

Wanneer toch gekeken wordt naar een dergelijk criterium dat ‘succes’ meet, geven wij de voorkeur aan uitval: hoeveel mensen slagen er in om uiteindelijk een diploma te halen. Wat de LSVb zich afvraagt is in hoe de relatie tussen panel en instelling er precies uit gaat zien. Momenteel is er een klantrelatie tussen de VBI en de instelling, wat ergens pervers is. De instelling betaalt namelijk degenen (de VBI) die de instelling komt controleren, een al te kritische VBI loopt het risico klanten te verliezen. Zeker wanneer gekeken wordt of het mogelijk is om een geldelijke beloning te krijgen voor het kenmerk excellent is dat belangrijk (P8).

Gerelateerde wetgeving: medezeggenschap en examencommissies

Er wordt stilgestaan bij een aantal “checks & balances” die binnen een instelling de kwaliteit moeten garanderen (P3). Voordat we overgaan tot een nieuw accreditatiestelsel, dient volgens de LSVb de situatie van in ieder geval twee zaken te verbeteren: de positie van de medezeggenschap en van examencommissies.

In de notitie wordt opgemerkt dat de betrokkenheid van studenten bij het onderwijs via de medezeggenschap heel belangrijk is en voor verbetering vatbaar is (P9). De LSVb deelt deze mening. Sterker nog, we zijn van mening dat een uitbreiding van de wettelijke bevoegdheden noodzakelijk is voor het slagen van dit accreditatiestelsel. Het nieuwe stelsel gaat uit van minder extern toezicht en een sterkere interne kwaliteitszorg. De medezeggenschap is een hier een essentieel onderdeel van.

Ook aan examencommissies wordt een belangrijke verantwoordelijkheid toegedicht, namelijk voor zorgvuldige toetsing en examinering en het bewaken van het niveau. De notitie plaatst zelf al een kanttekening bij de onafhankelijkheid en de transparantie van deze organen (P3). De LSVb krijgt regelmatig klachten binnen van studenten die niet met een klacht naar hun examencommissie durven te stappen. Vaak heeft dit te maken met het feit dat de docent met wie ze een conflict hebben (bijvoorbeeld over een beoordeling) zelf zitting heeft in zo’n commissie. Gezien het belang van een examencommissie voor de interne kwaliteitszorg zou wettelijk geregeld moeten zijn dat een examencommissie echt onafhankelijk is en dergelijke situaties niet voor kunnen komen.

Overige vragen

Naast de bovengenoemde punten heeft de LSVb nog wat losse vragen en opmerkingen. Ten eerste vragen we ons af in hoeverre een administratieve lastenverlichting echt een doel op zich moet zijn, het staat nu namelijk genoemd als uitgangspunt. (P4) Wat ons betreft mag kwaliteit en kwaliteitszorg best wat kosten. Het mag wat ons betreft niet zo zijn dat goede, kwaliteitsbevorderende maatregelen niet genomen worden, enkel omdat ze de lastendruk zouden doen toenemen.

We zijn verheugd dat de resultaten van zowel de instellingsaudit als de opleidingsaccreditatie inzichtelijk worden voor (aankomende) studenten (P9). Wat ons betreft betekent dit dat alle uitkomsten volledig openbaar en transparant zijn. Ook moeten de rapporten zo zijn geschreven dat ze begrijpelijk zijn voor alle betrokkenen. Enigszins onduidelijk is nog hoe het accreditatieregime gaat zijn voor opleidingen waarvan de instelling de audit niet heeft aangevraagd of niet heeft gedaan. In hoeverre gaat deze verschillen van het huidige systeem?

Tot slot hoopt de LSVb dat dit nieuwe stelsel niet een opmaat is tot een stelsel van instellingsaccreditatie. Wat de LSVb betreft wordt kwaliteit altijd gemeten op het niveau van de opleiding door onafhankelijke experts.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK