NQA bestrijdt ‘eenzijdige, ten dele onjuiste informatie’

Nieuws | de redactie
9 februari 2007 | Kennis is mensenwerk. De vaandeldragers van Beter Onderwijs Nederland zijn van deze stelling uitstekende voorbeelden. Hun weergave van hoe accreditatie in zijn werk gaat, is vanuit dit principe waar, want het is hun perceptie. Zo lang Anne Marie Oudemans, Arnold Heertje en Ad Verbrugge beseffen dat hun opvattingen percepties zijn en zij niet pretenderen dé waarheid in pacht te hebben, is een kans op een echt kennisdebat nog reëel.

Kennis begint bij informatie. Mijn stellige indruk is dat de vertegenwoordigers van Beter Onderwijs Nederland hun kennis over accreditatie stoelen op eenzijdige, ten dele onjuiste informatie. In dit stadium van het debat durf ik nog niet te stellen dat het merendeel van hun informatie over het verloop van accreditaties feitelijk onjuist is, maar we komen in de buurt.


Laat ik vriendelijk beginnen. Ik ben het met Anne Marie Oudemans en Arnold Heertje eens dat het huidige accreditatiestelsel zijn bureaucratische vervormingen heeft die er zo snel mogelijk uitgesloopt moeten worden. De interpretatie van de meetlat van de NVAO is nog steeds in ontwikkeling en dat brengt onzekerheid bij opleidingen en VBI’s met zich. Onzekerheid die zich vooral bij de opleidingen vertaalt in het op tafel leggen van extreem veel bewijsmateriaal onder grote personele inspanningen. Op dit punt is nog een hele wereld te winnen.

Nu naar de feitelijke onjuistheden. Ik pak er een paar uit. Anne Marie Oudenmans en Arnold Heertje stellen grote vraagtekens bij de onafhankelijkheid van VBI’s. Vanuit dat standpunt is de pijnlijke vergissing van Ad Verbrugge in het NRC van zaterdag 3 februari te verklaren. Hij legt de afkorting VBI serieus uit als “Voorbereidende en Beoordelende Instantie”. Mooi bedacht, maar niet waar. VBI staat voor Visiterende en Beoordelende Instantie. En dat klinkt terecht al een heel stuk onafhankelijker.

Netherlands Quality Agency b.v. verricht activiteiten als VBI en voert daarnaast ook adviesopdrachten uit. NQA wordt sinds enkele jaren door 70% van de bekostigde en niet-bekostigde hogescholen ingehuurd voor de beoordeling van hun opleidingen. Die beoordelingen zijn gebonden aan de regels van de NVAO. Gezaghebbendheid en onafhankelijkheid zijn daarbij de leidende begrippen. Het verrichten van adviesactiviteiten door dezelfde persoon bij dezelfde opleiding binnen een periode van vijf jaar, is wellicht gezaghebbend, maar zeker niet onafhankelijk. Wat als beoordeling en advies gezien moet worden, ligt vast in het zogenoemde VBI-protocol van de NVAO. De NVAO gaat bij elk visitatierapport na of de VBI zich aan het protocol heeft gehouden. Wij vermengen beoordelen en adviseren niet.

Anne Marie Oudemans en Arnold Heertje geven in hun artikel aan dat de gemiddelde adviesklus € 80.000 en de gemiddelde beoordelingsklus € 6.000 zou bedragen. Cijfers die zij als generieke cijfers voor de hbo-markt nooit zullen kunnen onderbouwen. NQA voerde in 2006 70% van de beoordelingen uit. De verhouding in financiële omzet tussen beoordelingen en adviezen was in dat jaar 95% versus 5%. Let wel: de adviesomzet werd bij andere opleidingen dan de beoordeelde opleidingen gerealiseerd. De onafhankelijkheid van de beoordelingen is dus geheel niet in het geding.

Een volgend punt. De indruk dat van concurrentie tussen VBI’s geen sprake zou zijn, is ten dele waar. De universiteiten hebben bij de start van het stelsel besloten de eerste paar jaar alleen zaken te doen met de uit de VSNU voortkomende QANU. Van concurrentie was op deze markt geen sprake. De opdrachtgevers sloten de markt. Curieus. Voor de hbo-markt gold en geldt dit niet. NQA heeft vijf concurrenten. De VBI’s zitten inderdaad op gezette tijden gezamenlijk aan tafel, maar dan wel in aanwezigheid van de NVAO. Het overleg is gericht op de bespreking van normen en op de terugdringing van de bureaucratische lasten. De NMa ziet in deze gesprekspunten zeker geen aanleiding de burelen van de VBI’s te bestormen. De papierversnipperaar draait bij ons dan ook geen overuren.

Nog even terug naar het artikel van Ad Verbrugge in het NRC. Hij wil graag dat de vraag wat de student leert, centraal staat in de beoordeling. Hij wordt sinds enkele jaren op zijn wenken bediend. Het facet “resultaten” uit het NVAO beoordelingskader is het belangrijkste facet. Scoort de opleiding een onvoldoende voor het gerealiseerde inhoudelijke eindniveau van de studenten, dan is het over en uit. Hoe goed de rest ook zou mogen zijn.

De opvatting dat bij accreditatie een uitgesproken ideologische of didactische benadering belangrijk is, geldt alleen waar het gaat om de inhoudelijke positionering van de opleiding zelf. Het NVAO kader noch de operationalisering daarvan door de VBI’s stellen een bepaalde opvatting verplicht. Dat geldt dus ook voor de veelbesproken competentiegerichte wijze van opleiden. Opleidingen die in woord en gebaar kennis centraal stellen en het begrip competentiegericht geheel buiten beeld laten, maken ten minste evenveel kans met succes geaccrediteerd te worden.

Wat ik maar wil zeggen is: NQA is als hbo-marktleider een gezaghebbende, onafhankelijke VBI die zeer zuiver op de graat is.

En nu maar hopen dat de genoemde BON-ners in staat zijn bovenstaande informatie te reconstrueren tot adequate kennis en het debat weer te richten op de zaken die er wel toe doen.

Eus Schalkwijk

Directeur NQA b.v.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK