‘Onrust zorgt voor weggegooide energie’

Nieuws | de redactie
30 november 2007 | In Weloverwogen impulsen pleit de AWT voor strategischer investeren in zwaartepunten in het onderzoeks- en innovatiebeleid. VSNU-voorzitter Noorda wil nog een stap verder zetten: ‘Om het systeem te depolitiseren, moet er een funding council  komen die instrumenten ontwerpt, regelingen opzet en uitvoert, en die regelmatig evaluaties uitvoert.’ In een interview werkt hij de gedachten nader uit die hij op ScienceGuide eerder ontvouwde.


‘De analyse van de AWT legt de vinger precies op de zere plekken in het onderzoek en innovatiebeleid: het ontbreken van een heldere en consequente strategie voor zwaartepuntenvorming, de voortdurende onrust in het systeem en de happigheid op publiek-private samenwerking. De afgelopen vijf jaar heeft de overheid zeven programmatische instrumenten ingezet om zwaartepuntvorming te stimuleren: Innovatiegerichte onderzoeksprogramma’s, Technologische en Maatschappelijke Topinstituten, de Bsik-impuls, twee maal een Fes- impuls, de Smart Mix en de Innovatieprogramma’s op sleutelgebieden. In totaal is op deze manier circa 2,5 miljard euro geïnvesteerd.

Met dat geld zijn veel ontwikkelingen in gang gezet die over het algemeen de toets der kritiek kunnen doorstaan. Je kunt wel vraagtekens zetten bij de verdeling van het geld over de themagebieden. De AWT constateert dat het meeste geld is gegaan naar Life Sciences & Gezondheid, terwijl dat geen sleutelgebied is. De sleutelgebieden Creatieve Industrie en Pensioenen & Sociale Verzekeringen, daarentegen, hebben slechts een marginale bijdrage gekregen. Ik wil dat nog wat breder trekker: het overgrote deel van het geld is terecht gekomen bij het natuurwetenschappelijke en technische onderzoek, terwijl iedereen weet dat kennis uit de sociale en de geesteswetenschappen minstens zo belangrijk is.’

Weggegooide energie
Net als de AWT zet Noorda vraagtekens bij het instrumentarium als zodanig. ‘Het is onduidelijk waarom er zeven verschillende instrumenten nodig waren met allemaal andere voorwaarden en procedures, die zelfs binnen één instrument in de loop van een paar jaar soms nog ingrijpend veranderden, zoals bij Bsik en FES. Bij alle instrumenten was het de bedoeling dat universiteiten, kennisinstellingen en bedrijven samenwerkingsverbanden gingen opzetten. Ze moesten alleen steeds aan andere voorwaarden voldoen. Naar aanleiding van de Smart Mix zijn tientallen groepen aan de slag gegaan om plannen te maken, om in de volgende ronde kans te maken op honorering. Na één ronde was het echter alweer afgelopen. Toen hielden ook de meeste samenwerkingsverbanden op te bestaan. Door die onrust in het systeem is een enorme hoeveelheid energie weggegooid.’

Prestatie- impulsen
De happigheid op publiek-private samenwerking, het derde punt van kritiek op het huidige onderzoeks- en innovatiebeleid, heeft volgens Noorda alles te maken met het streven van de politiek om steeds meer prestatie-impulsen te geven aan universiteiten en kennisinstellingen. ‘Men heeft er blijkbaar geen idee van hoe allemachtig veel prestatie-impulsen nu al op de wetenschap inwerken: het systeem van wetenschappelijk onderzoek zelf, faculteitbesturen, Colleges van Bestuur, medefinanciers van onderzoek, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties in het algemeen, het nationale en het Europese beleid. Bij de UMC’s ligt de beïnvloeding zelfs nog complexer. Zoals de AWT al eerder heeft gesteld, heeft het huidige systeem dan ook geen extra prikkels nodig. Dat draagt het risico in zich van verdringing van de langeretermijnagenda van de publieke instellingen en van onderzoeksterreinen waarop weinig of geen bedrijven actief zijn.’

Samenhangende strategie
Wat nu vooral nodig is, is wijsheid en rust in het systeem. Noorda: ‘In een normaal functionerend beleidsstelsel geef je aan welke doelen je wilt bereiken, benoem je daarvoor indicatoren, ga je monitoren en bepaal je aan de hand van de uitkomsten wat er moet veranderen en hoe je, bijvoorbeeld, nieuwe rondes gaat jureren. In de zwaartepuntvorming in het onderzoeks- en innovatiebeleid gebeurt dat nu niet. Het soort interventies en de vorm daarvan lijken allemaal toevallig tot stand te komen. We moeten dan ook bewuster en analytischer met het onderwerp omgaan. En daarbij heb je inderdaad een samenhangende strategie nodig, zoals de AWT stelt, al is het opstellen daarvan wel complexer dan het advies suggereert. Je moet afwegingen maken tussen zwaartepunten in wetenschappelijke excellentie, kansrijke economische gebieden en maatschappelijke uitdagingen. Je moet zorgen voor een goed evenwicht tussen de alfa-, bèta- en gammawetenschappen. Er moeten verschillende vormen van investeringen mogelijk zijn. En de zwaartepuntvorming moet internationaal, vooral Europees, worden ingebed. Vooral dat laatste is van groot belang.’

Funding council
‘Als ik de lijn van de AWT-aanbevelingen doortrek, moet er een buffer komen tussen de politiek en de zwaartepuntvorming in het onderzoeks- en innovatiebeleid’, stelt Noorda. ‘Die buffer moet een grote deskundigheid in huis hebben. De aangewezen oplossing daarvoor is – naar mijn mening – de oprichting van een funding council. Deze zou, op basis van de opgestelde strategische visie, instrumenten moeten ontwerpen, regelingen opzetten en uitvoeren, en regelmatig evaluaties uitvoeren. De overheid mag het orgaan in mijn visie alleen nog op metaniveau aansturen. Ik heb daarbij een bredere organisatie voor ogen dan NWO, dat zich vooral richt op wetenschappelijke excellentie. Anderzijds moet ze wel meer wetenschappelijkinhoudelijke kennis hebben dan bijvoorbeeld Senter-Novem. In Canada bestaat een goed voorbeeld van  zo’n organisatie. Een funding council is meteen ook makkelijker te bereiken voor andere departementen dan EZ en OCW. Dat is mooi meegenomen.’

[met dank aan AWT]


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK