MKB-kennis door vouchers aangewakkerd

Nieuws | de redactie
30 januari 2006 |

“Ik vind dat het eigenlijk heel goed gaat met het Innovatieplatform. Kijk maar eens op de website van het Innovatieplatform, daar staat een grote serie adviezen en acties op. Wel vind ik dat het Innovatieplatform te weinig zichtbaar is. Dat heeft te maken met iets vreemds in de politiek: politici willen graag scoren. Zo was het plan voor het Pharma-Instituut door het Innovatieplatform gesuggereerd in het kader van het sleutelgebied life sciences. En dankzij de vrijkomende aardgasbaten kon dat ook vrij snel worden gerealiseerd. Het was dus ons idee. Maar de beeldvorming was dat het Pharma-Instituut er kwam omdat minister Hoogervorst het wilde.

Overigens zijn we wel toe aan een mid-term review, aan een evaluatie van de uitgebrachte adviezen en gestarte projecten. Wat je ziet is dat onze ideeën wel worden overgenomen, de ministers aan tafel committeren zich daar ook aan, maar bij de implementatie op de ministeries lopen de zaken nog wel eens anders of langzaam. En als iets wel goed lukt, dan zeggen ze er vaak niet bij dat het idee van het Innovatieplatform kwam. Ook speelt de Nederlandse regering een paradoxale rol als het gaat om de aansluiting op de Europese agenda: de regering roept wel dat er op Europees niveau meer in kennis geïnvesteerd moet worden, maar van Zalm mag dat niet meer geld kosten. Datzelfde zag je toen Veerman verhinderde dat geld van landbouwsubsidies in kennis geïnvesteerd zou worden: dat kun je het Innovatieplatform niet verwijten, maar het heeft wel te maken met bij wie je op welk moment aan tafel zit.

Ik vind trouwens wel dat het Innovatieplatform prominenter zichtbaar zou mogen zijn. Ook zou de premier het Innovatieplatform vaker kunnen noemen als initiator van nieuwe dingen. Vroeger gingen vrijwel alle FES-gelden naar de harde infrastructuur, nu gaat een belangrijk deel naar kennis, dus onderwijs (alle sectoren) en onderzoek. Daar heeft het Innovatieplatform sterk op aangedrongen. Ook zie je dat bepaalde kwesties gewoon heel ingewikkeld zijn, zoals de toelatingsregelingen voor kenniswerkers en studenten uit het buitenland. Ik heb in de laatste vergadering van het Innovatieplatform nog eens bij de minister-president aangedrongen op versnelling en aanpassing van de procedures en hij heeft toegezegd het in het kabinet aan de orde te zullen stellen. De goede intentie is er wel, maar het is uiterst ingewikkeld, bij al die procedures zijn wel 5 ministeries betrokken.

Voor wat betreft de verdeling van de nieuwe gelden voor kennis die zeer onlangs zijn vrijgekomen zou ik willen zeggen dat er structureel behoefte is aan meer geld voor HO-onderzoek en onderwijs. Rutte tamboereert vooral op de kwaliteitsverbetering van het onderwijs, daar ben ik het op zich natuurlijk mee eens. Echter, als de totale lumpsum niet vergroot wordt, dan verschuift er simpelweg geld van de onderzoekssector naar de onderwijssector. Dat zie je gebeuren en er is bijna niemand die zich daar druk over maakt. Daar komt bij dat ook de verantwoordelijkheid voor het vastgoed enkele jaren geleden naar de universiteiten is verschoven, maar niet met voldoende middelen. We hebben wel meer zelfstandigheid, maar niet meer middelen. Daarom hebben we heel dringend inhaalmiddelen nodig, niet alleen voor het vastgoed, maar ook voor de instandhouding van het fundamentele onderzoek inclusief de infrastructurele voorzieningen die daarvoor essentieel zijn.

Het begrip ‘top’ vind ik nogal belast. De scores die bij rankings worden gebruikt zijn erg retrospectief. Zelf behoor ik nog steeds tot de 100 meest geciteerde farmacologen ter wereld. En dat terwijl ik al vier jaar geen aktieve bijdrage aan het onderzoek meer lever. Voor mijzelf vind ik dat wel mooi, maar het relativeert voor mij toch ook de waarde van de citatie-index. Je moet niet alleen terugkijken, maar vooral ook vooruitkijken. Wat dat betreft kun je nog het beste gebruik maken van trendanalyses. Welke trends kun je waarnemen in de loop van de jaren? Als je daarnaar kijkt, dan zie je wel zorgelijke ontwikkelingen, dat we te weinig investeren in het onderzoek.

Een ander nadeel van citatie-analyses is dat ze slechts op een beperkt deel van de wetenschap betrekking hebben, vooral bèta en medisch (en nu ook een beetje de sociale wetenschappen). Andere wetenschapsgebieden blijven buiten beschouwing. De Times Higher Education Supplement werkt met analyses op basis van interviews, maar dat leidt tot grove willekeur. We weten niet wie er geïnterviewd worden, en veel mensen die voor deze testen benaderd worden, weigeren ook hun mening te geven. Ook op de ranking van Shanghai is veel kritiek. De merit-parameters zijn voor een deel subjectief en erg afhankelijk van behaalde resultaten in het verleden. Daarnaast blijft de niet-eenduidige adressering van onderzoekers met universiteiten of onderzoeksinstituten een bron van fouten, terwijl er ook geen normering voor omvang plaatsvindt of voor een input/output relatie.

Je kunt natuurlijk ook kijken naar valorisatie. Punt is alleen: daar hebben we veel te weinig ervaring mee om een eenduidige benchmark aan te kunnen wijzen. Universiteiten besteden daar in toenemende mate aandacht aan, maar het is vooralsnog moeilijk om het resultaat te meten. Uit mijn vorige functie als onderzoeksdirecteur weet ik dat er heel veel samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven en beroepenveld zijn, maar er is op centraal niveau geen sprake van systematische registratie die het mogelijk zou maken de impact daarvan voor een hele instelling vast te stellen.

In het kader van de kennisvalorisatie hebben we in Leiden al vele jaren geleden een Science Park opgezet. Het gaat erom bedrijvigheid te genereren rond de universiteit en dat is in Leiden op het gebied van de levenswetenschappen ook op grote schaal gebeurd. Voor een verdere ontwikkeling kun je daarbij ook veel van buitenlandse regio’s leren, zoals die van de Universiteit Leuven, Oxford, Edinburgh en de Karolingska Universiteit in Stockholm. Binnenkort treedt bij ons iemand uit Edinburgh in dienst als directeur van Leiden University Research and Innovation Services.

Het voorstel van Wouter Bos om het HO-aanbod met hardere hand op te schonen vind ik weinig doordacht. Aan een universiteit heb je een breed palet aan expertise nodig. We hebben een kleine opleiding Italiaans. Toch wil ik er niet vanaf, omdat ook andere wetenschapsgebieden in de universiteit er profijt van hebben dat wij kennis van het Italiaans in huis hebben. Ook hebben we weinig studenten Arabisch, toch zou ik dat vakgebied niet graag missen Hoe kunnen we anders de ontwikkelingen in regio’s zoals het Midden-Oosten begrijpen? De politiek heeft hier veel te weinig oog voor. Politici roepen veel te gemakkelijk dat een opleiding maar moet sluiten als er weinig studenten zijn. Maar een expertisegebied is iets anders dan een kleine opleiding.

Universiteiten zijn onvoorstelbaar veel meer dan een optelsom van een aantal opleidingen. De verwevenheid van onderwijs en onderzoek is daarbij een essentieel kenmerk, door alle wetenschapsgebieden heen. Niet dat je alle subspecialiteiten aan iedere universiteit hoeft te hebben. Je kunt krachten bundelen met andere universiteiten, zoals wij op beta-gebied met Delft doen. Of bij de letteren, waar wij verscheidene voor Nederland unieke opleidingen hebben, daar zijn we bezig de masteropleidingen op Europese leest te schoeien.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK