Variatie in toetsvormen vergroot betrokkenheid studenten

Nieuws | de redactie
31 augustus 2006 | Competentiegericht onderwijs invoeren, dat is niet gewoon een kwestie van het verhangen van de bordjes en het veranderen van een paar termen. Als je het goed doet, zegt de Vlaamse onderwijskundige Goele Nickmans, behelst het een cultuurverandering die de hele opleiding doortrekt, die andere rollen voor docent en student met zich meebrengt, en die nieuwe eisen aan het management stelt. En uiteraard verandert niet alleen het onderwijs maar ook de manier waarop de resultaten daarvan beoordeeld worden. Sterker, ook het doel van de toetsing verschuift, althans voor een gedeelte.  Wammes Bos van Trajectum sprak met hem.



Nickmans: ‘De student krijgt meer verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces, en daarmee wordt de rol van formatieve toetsen groter: toetsen die bedoeld zijn om feedback te geven, om te weten waar je staat, zonder consequenties in de sfeer van cijfers of credits. Maar je zult zo nu en dan natuurlijk ook beslissingen moeten nemen; of iemand aan de eisen voldaan heeft, of hij naar een volgend opleidingsonderdeel kan, en daar heb je summatieve toetsen voor nodig. Het is belangrijk dat er een duidelijk beleid is wanneer je formatief of summatief te werk gaat. Die twee vormen hoeven niet per se gescheiden te zijn, maar beter is het wel, want studenten gedragen zich verschillend in de ene of de andere setting. Wanneer het om feedback gaat zullen ze zich in alle eerlijkheid moeten tonen, juist ook de zwakkere kanten. Dat gebeurt niet zo snel bij een toets waar consequenties aan verbonden zijn.’

Het probleem is natuurlijk wel dat studenten niet heilig zijn en bovendien opgegroeid in een schoolsysteem waar alleen de punten telden. Dus hoe voorkom je dat ze louter de summatieve toetsen serieus nemen? Nickmans: ‘Daar heb ik niet direct een antwoord op. Maar uiteindelijk gaat het bij het competentieleren om de verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces. Dat moet je ze duidelijk maken, ze motiveren. Je zou ook de formatieve toetsen  voor een deel kunnen laten meewegen bij de summatieve. Een kleine afwijking van de leer, dat moet dan maar.’

Waar in het klassieke onderwijs vooral kennis en vaardigheden werden getoetst vraagt competentie-onderwijs om een andere aanpak. Want hoe meet je competenties? Hoe weet je of iemand in een bepaalde complexe beroepssituatie kan functioneren? Nickmans: ‘Om te beginnen zul je als opleiding een duidelijk – en door het werkveld gesteund – beeld moeten hebben van datgene wat een student in een bepaald stadium van zijn studie moet kunnen, of moet kunnen laten zien. Dan  volgt de  beoordeling. Je kunt dat op verschillende manieren doen. In een ‘assessment center’ bijvoorbeeld kijk je naar het handelen van de hele persoon, je doet praktijkproeven om bepaald gedrag van de student te beoordelen. Een voorbeeld uit de sfeer van de lerarenopleiding – die heb ik zelf gevolgd en ken ik het beste -, is de opdracht om een oudercontactgesprek te voeren, met een simulatieouder. Dat is complexer dan het misschien lijkt. Er is niet één duidelijke oplossing voor een probleem, je moet adequaat reageren. Daarbij spelen kennis, vaardigheden, houdingen allemaal een rol.’

Averechts

Goele Nickmans zweert bij variatie in de toetsvormen. Niet alleen assessment centers, overall-toetsen, peer-assessment of portfolio’s: een vorm waarin studenten zelf documenten of producten bijeenbrengen die bewijzen dat de gevraagde competenties verworven zijn. ‘Als je het altijd op dezelfde manier doet werkt het averechts, dan gaan studenten zich ervan af maken. Terwijl het er juist om gaat hun betrokkenheid bij het eigen leerproces te vergroten.’

Juist daarom ook is het belangrijk om zo veel mogelijk eigen inbreng in de evaluatievormen te organiseren. ‘Je kunt een schaal van oplopende eigen verantwoordelijkheid construeren; dat begint bij co-assessment, waarbij docent en student samen de beoordeling verrichten, dan peer-assessment, waarbij studenten elkaar beoordelen, en ten slotte self-assessment. Ja, soms zijn studenten te coulant voor elkaar of zichzelf, maar daar is wat aan te doen. Neem het peer-assessment; er is onderzoek naar gedaan in hoeverre vriendjes elkaar hogere punten geven, friendship marking noemen ze dat. Zoiets gebeurt vooral in de beginfase. Later, als ze het vaker doen, wordt men eerlijker. Je kunt het tegengaan door de scores te laten verantwoorden, dan hebben ze iets uit te leggen. Bovendien dwing je studenten daarmee om goed na te denken over de gehanteerde criteria. Een andere oplossing: bij de einduitslag de extremen eruit filteren, de heel hoge en lage scores.

‘Ook self-assessment werkt beter naarmate het vaker gebeurt, is de ervaring. Eigenlijk gaat het om een reflectie op het eigen functioneren, dat is het doel ervan. Weer een voorbeeld uit de lerarenopleiding: je laat iemand een les voorbereiden en geven, en aan de hand van duidelijke vragen over de verschillende fasen in de les zichzelf beoordelen. Was de inleiding duidelijk? Hoe reageerden de leerlingen? Zou je het nog eens zo doen?’

Valide toets

De manier van toetsen is daarom zo belangrijk, zegt Nickmans, omdat die in hoge mate het leerproces stuurt.  ‘Als je multiple choice inzet weet je dat er vooral een beroep wordt gedaan op het reproduceren van kennis, dus dan behandelen studenten de leerstof op die manier. Is het doel dat ze problemen oplossen, vaardigheden en houdingen ontwikkelen, dan gebruik je een daarop toegesneden toetsinstrument. Neem de casustoets of overall- toets. Je geeft een complexe casus mee naar huis die representatief is voor problemen in het veld, die een authentieke situatie weergeeft waarbij de inhoud afdoende gedekt is, en je zorgt vooral dat de beoordelingscriteria voor de studenten duidelijk zijn. Daarmee stuur je het leerproces, ze gaan op zoek naar het probleem waar het over gaat en welke aspecten erin zitten.’

Dat de kwaliteit van de toetsen buiten kijf moet staan spreekt vanzelf, vindt Nickmans. ‘Meet je wat je wilt meten, is het een valide toets? En stuur ik dan ook het leerproces op de beoogde manier? En is de toets betrouwbaar, is de meting consistent? Dat moet je goed in de gaten houden. Instrumenten als het portfolio en het peer-assessment kregen de kritiek dat ze minder betrouwbaar zouden zijn. Daarom is het zo belangrijk dat je verschillende toetsvormen hanteert, en ook meer beoordelaars inschakelt. Het kan nuttig zijn om er voor te zorgen dat de begeleiders en de beoordelaars niet dezelfde mensen zijn, dan verminder je een te subjectief oordeel. Juist in de context van het competentieonderwijs – veel flexibiliteit, verschillende manieren waarop competenties worden ontwikkeld -, is het belangrijk dat zowel het leerproces als de beoordeling transparant zijn.’


Wammes Bos  


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK