Cito-toets oneigenlijk selectiemiddel

Nieuws | de redactie
22 februari 2007 | Allochtone leerlingen krijgen vaker een 'onjuist' schooladvies dan hun autochtone klasgenoten. De sector Jeugd van de beroepsvereniging van psychologen, NIP, benadrukt dat een CITO-score slechts een deel van het eindadvies bepaalt over de keuze voor het voorgezet onderwijs. Zij ziet het als een gevaar, dat scholen en leerkrachten een te grote waarde aan de toets als meetinstrument toekennen en het vervolgens ook nog oneigenlijk gebruiken, namelijk als het enige selectiemiddel.

Hierdoor kunnen jonge leerlingen, allochtoon en autochtoon, een onvoldoende gefundeerd schooladvies krijgen. De CITO-toets is een middel en geen doel. Het uiteindelijke doel is kinderen naar een school te laten gaan waar zij qua capaciteiten en cognitieve mogelijkheden het beste passen. Niet alleen de kennis, maar ook andere factoren, zoals motivatie, zelfvertrouwen en sociale vaardigheden, bepalen het functioneren van een kind op school. Om dit functioneren te testen is een combinatie van middelen noodzakelijk, zo onderstreept het NIP.

Bij de CITO-toets kunnen kinderen onderpresteren, bijvoorbeeld door faalangst, maar ook overpresteren door een intensieve training voorafgaande aan de test. Een factor als motivatie wordt sterk beïnvloed door de omgeving. Zo sterk zelfs dat een kind met positieve aanmoediging 10 – 15 punten hoger kan scoren op een test dan een even intelligente leeftijdgenoot die de test onder negatieve condities maakt. Als een tweede ondersteunend gegeven is de CITO-score heel bruikbaar, maar bij grote verschillen tussen de score en het advies van de school moet aanvullend onderzoek gedaan worden.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK