Het virtuele dorp

Nieuws | de redactie
22 februari 2007 |

Het Virtuele Dorp:

een virtueel plan, voor reële oplossingen

Zeer geachte informateur

Deze brief heeft een lichte toon omdat ik er vanuit ga dat uw werk al zwaar genoeg is en u zo regelmatig verlangt naar wat gemakkelijk leesbaar en toch zeer behartenswaardige informatie zodat u even het aangename met het nuttige kunt verenigen. Deze brief is gebaseerd op het rapport Virtueel Zeeland.

Dat een plan een slecht plan is, is ontdek je meestal te laat. Zelfs het meest intelligente, creatieve en vernieuwende concept kan in de praktijk een blindganger blijken. Om op voorhand toch enig zicht op de haalbaarheid of effectiviteit te krijgen, testen we de plannen.

Die testen zijn vaak erg duur; wie wel eens een grootscheepse oefening op poten heeft gezet, kan daar over meepraten. In andere gevallen zijn experimenten praktisch onuitvoerbaar. Soms is het bij wijze van spreken nodig een grote stad op schaal na te bouwen of juist te slopen om ideeën te verifiëren. Vroeger ja, toen kon dat. Toen mocht Georges-Eugène Haussmann van zijn baas Napoleon half Parijs afbreken om brede en overzichtelijke boulevards aan te leggen – dit alles in het kader van een niet getest plan ten behoeve van de veiligheid. Heden ten dage is zoiets ondenkbaar, overigens zeer terecht natuurlijk.

Praktisch onontkoombare problemen dan wel hoge kosten voor het testen van een nieuw concept werpen een drempel op tegen vernieuwing, want welke beleidsmaker durft zijn handen te branden aan een plan waar niemand van wéét of het effectief is? Resultaat: een prullenbak vol ideeën die altijd ideeën zullen blijven. Meneer de informateur, weg met deze innovatiedrempel, maar hoe?

De zoektocht naar die oplossing leidt ons langs mijn vakgebied: sociale veiligheid. Dat is niet alleen bij uitstek een beleidsterrein dat vraagt om vernieuwende oplossingen voor steeds nieuwe problemen, het is tevens enorm complex. Sociale veiligheid hangt aan elkaar van waarnemingen, persoonlijke gevoelens, percepties en statistieken. Het is een samenspel tussen een bevolking en haar omgeving. Die complexiteit hoeft simpele maar effectieve oplossingen niet in de weg te staan. Denk aan de hoogfrequente pieptoon die hangjongeren verjaagt, maar passerende ouderen ongemoeid laat of harde popmuziek tegen hangouderen.

Helaas blinken niet alle oplossingen uit in zoveel eenvoud, vooral niet de ideeën die op een grotere schaal aan veiligheidsgevoelens kunnen bijdragen. En het zijn juist die ideeën die we zo graag willen testen, om ze op termijn in de praktijk te kunnen toepassen. Ook binnen het lectoraat Veiligheid van de Hogeschool Zeeland lopen we daar tegenaan. Hoe vernieuwend en fris de ideeën van de kenniskring, de medewerkers of de studenten ook zijn, ze slaan even zo goed stuk op de innovatiedrempel. Te duur of te ambitieus om te testen.

We hebben dus behoefte aan een wereld waarin we zonder beperkingen experimenten kunnen uitvoeren. Aan een ideale wereld waarin het geen probleem is om de complete bevolking van stad A naar stad B te verhuizen om te zien of stad B inderdaad veiliger is. In diezelfde ideale wereld verhuizen we iedereen net zo gemakkelijk terug als stad A toch veiliger blijkt. Ook richten we doodeenvoudig de meest ambitieuze bouwwerken op om het effect daarvan op de omgeving en haar bewoners te onderzoeken (waarna we dat bouwwerk net zo snel weer laten verdwijnen). We doven probleemloos in de ene helft van de stad de straatverlichting terwijl we de andere juist voorzien van extra lantaarnpalen om zo het effect van verlichting op veiligheidsbeleving op grote schaal te kunnen meten. Kortom: in een ideale wereld bestaat de innovatiedrempel niet, is geen enkel concept te duur of te ambitieus om uit te proberen.

En zo’n wereld bestaat, meneer de formateur. Of sterker: er zijn al tal van zulke werelden en het zelf creëren daarvan is betrekkelijk eenvoudig. Ik heb het over de virtuele werelden. Over werelden die bestaan dankzij technologie en waar je als mens weliswaar niet fysiek aanwezig kunt zijn, maar wel degelijk mentaal. Werelden die je bezoekt al zittend voor een computer monitor.

Wie onbekend is met het fenomeen ‘virtuele wereld’, verbaast zich waarschijnlijk bij een eerste kennismaking. Niet alleen zien de driedimensionale virtuele werelden er tegenwoordig realistisch en geloofwaardig uit, de bevolking van enkele van die werelden is enorm: er zijn er met enkele duizenden inwoners. Voor de duidelijkheid: dat zijn geen computergestuurde fantasiewezens, maar door mensen bestuurde representaties van henzelf (zogenoemde avatars). Enkele werelden hebben zelfs honderdduizenden inwoners en de grootste van allemaal – World of Warcraft voor wie er meer over wil weten – telt inmiddels meer dan vijf miljoen bewoners.

Stelt u zich eens voor: een virtuele wereld met vijf miljoen inwoners, met een eigen economie, een eigen wetgeving. Voor de bewoners, die er via hun computer gemiddeld zo’n anderhalf uur per dag doorbrengen, voelt die wereld als de echte. Dat geldt niet alleen voor de vriendschappen die ze daar sluiten, of de armoede of rijkdom waarin ze hun tweede leven leiden, maar bijvoorbeeld ook of ze zich in die virtuele wereld in een stad of juist op het platteland veilig voelen.

Het leven in zo’n virtuele wereld kan op veel verschillende manieren het echte leven imiteren, of beter: kopiëren. Daarom hebben we onderzocht of zo’n virtuele wereld tevens geschikt is om er innovatieve concepten en ideeën in uit te proberen. En wat blijkt: bij genoeg actieve bewoners is zo’n wereld, tenminste in theorie, inderdaad geschikt voor experimenten. Experimenten die overigens wezenlijk verschillen van bestaande computersimulaties op basis van algoritmen en statistieken. Die missen namelijk de grote hoeveelheid menselijke input van een experiment in een virtuele wereld, en juist die menselijke input is van cruciaal belang bij onderzoek naar veiligheid en sociale veiligheid in het bijzonder.

Het lectoraat Veiligheid van de Hogeschool Zeeland heeft afgelopen jaar in kaart gebracht hoe zo’n virtuele wereld opgezet kan worden. De eerste fase daarvan is een virtueel dorp met enkele tientallen studenten als bewoners. Het belangrijkste in die fase is uit te zoeken wat er voor nodig is de bewoners op eigen initiatief veel tijd door te laten brengen in het virtuele dorp, zonder dat direct om te bouwen tot weinig meer dan een computergame. In een volgende fase wordt dat dorp een stad en verwelkomen we dus veel nieuwe bewoners. In de laatste fase zal een aantal steden en dorpen samen uitgroeien tot – in ons geval – een Virtueel Zeeland met duizenden menselijke bewoners, of menselijke proefdieren zo u wilt.

Het opzetten van zo’n virtuele provincie (en als we er straks twaalf hebben, voegen we ze samen tot Virtueel Nederland) is bij uitstek een taak voor universiteiten en hogescholen. Zij kunnen de benodigde technologie ontwikkelen en de bewoners (studenten) leveren. De lectoraten zetten vervolgens de experimenten op, op eigen initiatief of in opdracht van het bedrijfsleven of overheidsinstellingen die hun innovatieve ideeën aan een toets willen onderwerpen.

Innovatie die ruimte biedt aan innovatie, dat is kort gezegd het doel van de bouw van virtuele werelden. Nederland kan hier een belangrijke rol voor zichzelf opeisen, want hoewel virtuele werelden bepaald niet nieuw zijn, worden ze nog niet of nauwelijks gebruikt om grootschalige experimenten mee te doen. Om ideeën te redden van de prullenmand, om oplossingen een kans te geven zich te bewijzen als oplossingen.

Vanuit de Hogeschool Zeeland en in het bijzonder vanuit het lectoraat Veiligheid zal het komende jaar gezocht worden naar middelen om een eerste virtueel dorp daadwerkelijk van de grond te krijgen. Uiteraard moet het daar niet bij blijven en moet op meerdere, wat zeg ik, de meeste hogescholen en universiteiten vroeg of laat de bouw van zo’n virtuele wereld beginnen.

Hier ligt voor de nieuwe regering een dubbele kans om Nederland op de kaart te zetten als innovator. A: Een uitgebreid netwerk van virtuele steden gekoppeld aan hogere onderwijs- en onderzoeksinstellingen is een wereldwijde technologische primeur en B: zoals gezegd, deze innovatie stimuleert andere innovatie. Niet alleen het onderwijs profiteert daarvan, ook het bedrijfsleven krijgt een nieuwe en unieke mogelijkheid innovaties sneller te beproeven en dus sneller in de praktijk te brengen.

Wellicht wordt op niet al te lange termijn in Zeeland het eerste virtuele dorp geopend. Het is aan de nieuwe leiding van het niet-zo-virtuele-Nederland hoe lang het duurt voordat dit dorp een virtuele buurgemeente krijgt.

Uw veel succes bij uw belangrijke arbeid wensend, groet ik u met de

meeste hoogachting

Drs. Magchiel  Dierckx is lector Sociale Veiligheid aan de Hogeschool Zeeland



«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK