Vertrouwen in zelforganisatie

Nieuws | de redactie
23 februari 2007 | Volgens de Leidse hoogleraar Herman van Gunsteren is diversiteit belangrijk voor kwaliteit. Door concurrentie en transparantie zal de beste kwaliteit vanzelf blijken. “In dat licht zie ik bijvoorbeeld de oppositie, die Ad Verbrugge en de zijnen voeren tegen een aantal ontwikkelingen in het onderwijs. Laat dat gebeuren!” Nico Dullemans van het tijdschrift Schoolbestuur sprak met hem.



Kunnen we erop vertrouwen dat scholen de goede dingen doen, en dat op een verantwoorde manier?

Vlak voor dit interview valt mijn oog op een krantenartikel over openbare universiteiten in de Verenigde Staten. Dit zijn instituten die bekend staan om hun betrokkenheid bij de lokale gemeenschap en de kwalificatie van studenten uit de lage inkomensgroepen. Maar dit is veranderd. Tegenwoordig gaat het alleen maar over reputatie, selectie en hun plaats op de ranglijst, en niet over hun oorspronkelijke missie, namelijk om verborgen talent op te sporen en op te leiden voor lokale, leidinggevende functies, aldus Kati Haycock, directeur van Euducation Trust, een belangengroepering.

Dit is zo maar een voorbeeld van een verschuiving in de oriëntatie van onderwijsinstellingen. Stel dat lokale groepen, overheden, dit zouden willen laten bijstellen, wat zouden zij dan moeten doen? Of neem een voorbeeld uit eigen land: ouders klagen over lesuitval in het voortgezet onderwijs. Wat is een passende reactie en van wie? Antwoorden zijn niet zo eenvoudig. In ieder geval is er inzicht nodig in de werking van scholenstelsels. Wat brengt scholen in de (juiste) beweging?

Vorig jaar publiceerde Herman van Gunsteren het boek ‘Vertrouwen in democratie. Over de principes van zelforganisatie’. Zelfregulerende systemen fascineren hem. Hij vertelt over de werking van het immuunsysteem, het brein, en – iets heel anders –  hij wijst op de uitbreiding van het station in Leiden. Aan een van de drukste spoorlijnen is deze complexe verbouwing uitgevoerd, terwijl het verkeer gewoon is doorgegaan. Hij vindt het een voorbeeld van een intelligente orde zonder baas en ziet overeenkomsten met de ordes die we in de natuur aantreffen.

Van Gunsteren, hoogleraar Politieke Theorieën en Rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden, gaat in zijn boek op zoek naar de voorwaarden van zelforganisatie en haar achterliggende principes. Wat maakt een orde intelligent? En welke lessen kunnen we daaruit trekken voor de werking van onze democratie? Als concreet voorbeeld wijst hij op de werking van de markt. Zoveel jaar na Adam Smith, na veel denken, vallen en opstaan, zijn de voorwaarden van marktwerking bekend: eigendom, contract, geen geweld, geen monopolie of voorkennis.

Laat dit idee van zelforganisatie zich transponeren naar ons onderwijsbestel? Biedt het handvatten om het handelen van scholen en overheid te richten? Van Gunsteren is bereid om dit te verkennen.

U vindt ‘diversiteit’ een belangrijk principe van zelforganisatie. De grondwettelijke onderwijsvrijheid in Nederland lijkt een krachtig hulpmiddel te zijn.

Ja, zonder meer. Het betreffende grondwetsartikel garandeert dat diversiteit kan bestaan. Het is een diversiteitsgenerator. Diversiteit is belangrijk voor kwaliteit – in feite gaat het om een botsing tussen kwaliteiten. Er zijn altijd wel mensen te vinden die iets nieuws willen beginnen. Dit kunnen initiatieven zijn, binnen en buiten het onderwijs. In dat licht zie ik bijvoorbeeld de oppositie, die Ad Verbrugge en de zijnen voeren tegen een aantal ontwikkelingen in het onderwijs. Laat dat gebeuren!

In liberale en socialistische kringen kijkt men nogal liefdeloos tegen artikel 23 aan. Men zou dat dus anders moeten zien. Staatsonderwijs, dat niet neutraal kan zijn – dat is een fictie, zou ertoe leiden, dat groepen bij wijze van spreken ondergronds gaan met hun ideeën over onderwijs. Maar dat is een vorm van vernietiging. Ideeën, opvattingen krijgen zo niet een kans tot ontwikkeling. Potenties worden niet benut.

Maar voor zelforganisatie (en kwaliteit) is onderwijsvrijheid niet voldoende. Er is meer nodig.

Er is informatie nodig over het onderwijs om vergelijkingen mogelijk te maken. U spreekt over multiple – representatie.

Ja, de werking van diversiteit zal geringer zijn als er niet gezorgd wordt voor ‘representatie’, informatie over scholen. Maar dat zou niet beperkt moeten worden tot enkele punten, zoals in de ranglijsten die regelmatig in de pers verschijnen van scholen, en ook van ziekenhuizen. Daarom multiple – representatie. Verzamel zoveel mogelijk informatie, hoe meer evaluaties, hoe beter. Zo ontstaat er meer overzicht en dat is belangrijk voor het maken van keuzen. Vergelijken op een groot aantal punten maakt een samengesteld oordeel mogelijk. De discussie daarover zou je in een forum moeten voeren. Laten daar de verschillende opvattingen over kwaliteit, over resultaten maar botsen. Vervolgens kiezen ouders. Daar gaat natuurlijk een krachtige invloed vanuit.

De scholen hebben te maken met een zogenoemd waarderingskader van de onderwijsinspectie, een door de minister vastgesteld beoordelingssysteem, dat uit een groot aantal punten van onderwijskwaliteit bestaat. Hoe beoordeelt u deze aanpak? 

Omdat een extern, hoger orgaan, van bovenaf dus, kwaliteit invult, is dit niet een aanpak die bij mijn theorie van zelforganisatie past. Die gaat, zoals gezegd, uit van een concurrentie tussen opvattingen over kwaliteit. De representaties daarvan en de vrije discussie daarover – scholen moeten zich eraan willen blootstellen – maken nieuwe keuzen mogelijk, van ouders, maar ook door de onderwijsmensen zelf. De huidige aanpak van de onderwijsinspectie lokt mogelijk strategisch gedrag uit.

Ik ben overigens niet tegen een externe controle. De inspectie zou op een klein aantal, min of meer neutrale punten van minimale kwaliteit moeten controleren. Afwijken moet dan gecorrigeerd kunnen worden. Op een gegeven moment moet er een punt achter gezet kunnen worden.

Daarnaast moet de school zich verantwoorden, het is belangrijk dit te onderscheiden van controle. De school moet zich bijvoorbeeld verantwoorden over lesuitval. Waarom wijkt zij af van een bepaalde norm? Wat is haar verhaal? Welke compenserende maatregelen zijn genomen? Wijzelf kampten destijds met veel studieafhakers, maar ons verhaal daarbij was duidelijk en overtuigend genoeg voor de inspectie.

Er is een voorbeeld van een verkeerde manier van vergelijken uit de wereld van de verpleeghuiszorg. Staatssecretaris Ross heeft aangekondigd dat de productiviteit in deze sector moet worden verbeterd. Zij baseert zich op cijfers van een benchmark en hanteert als richtsnoer het niveau ‘best practice’. Mijn stelling echter is dat zij over onvoldoende gegevens beschikt. Hier is niet sprake van een voldoende representatie van geleverde kwaliteit van de verpleeghuizen.

Behalve sturen op benchmarks is evidence based onderwijs in zwang in beleidskringen. Is dat een goede richting?

Neen, dat is een modeterm. Het is niet verkeerd aan iets met enthousiasme te beginnen, terwijl je de werking ervan nog niet kent. Maar je moet je natuurlijk wel verantwoorden. Je moet je bloot willen stellen aan evaluaties.

Een andere noviteit is ‘zorgplicht’. Explicatie van plichten zal niet werken. Je creëert onbedoelde, onvoorziene effecten.

Ook moet je oppassen als je vertrouwen wilt herstellen. Je gaat je misschien op de verkeerde lijstjes richten, namelijk de voorkeuren van je beoordelaar. Bedenk bovendien dat vertrouwen eigenlijk een bijproduct is en in systemen onpersoonlijk moet zijn. In mijn boek haal ik het voorbeeld aan van de Quakers en hun rol in de Engelse economie in de negentiende eeuw. Zij waren vooraanstaand. Barclays en Lloyds waren Quakerinstituties. Vanwege hun betrouwbaarheid en fairness waren zij gewilde partners. Het vertrouwen in de omgang met hen reduceerde zowel risico’s als transactiekosten. Dit ethos bereidde zich uit onder hun partners. Zo werd persoonlijk vertrouwen onpersoonlijk.

Wat is na diversiteit en multiple – representatie het derde principe van zelforganisatie?

Selectie; uit de diversiteit moet geselecteerd worden. Met die verscheidenheid moet namelijk wel iets gebeuren. Aan selecties liggen op waarden betrokken keuzen ten grondslag. Dit zijn niet waarden die tevoren bedacht en opgelegd zijn. Het zijn belichaamde waarden; ze zijn resultaat van vele, eerder gemaakte selecties.

Het mechanisme daarbij is weer de onderwijsvrijheid. Daardoor kunnen ouders hun keuzen maken, en ook in het onderwijs zelf kan men de inrichting, de methode veranderen. We mogen erop vertrouwen dat dit principe van selectie in het onderwijs werkt.

Voorkomen moet natuurlijk worden, dat dit selectieproces wordt verstoord, of zelfs vernietigd, door nieuwe systeemeisen.

Tenslotte het vierde principe.

Dat is indirecte controle, een controle die minimale uitkomsten in de gaten houdt, maar de processen ongemoeid laat. Een voorbeeld is de werkwijze van de Autoriteit Financiële Markten. Zij controleert interacties tussen elementen in het marktsysteem in de hoop dat daarmee zelfregulering wordt bevorderd. Een toezichthouder is een ‘control artist’, die verstand heeft van indirecte controle en de voorwaarden van zelfregulering bevordert.

Met dit alles is het belangrijk, dat scholen isolement vermijden. Ze moeten zich gedwongen voelen naar elkaar te kijken.

Herman van Gunsteren geldt als een invloedrijk wetenschapper op de terreinen van politieke theorie en rechtsfilosofie. Hij is hoogleraar aan de Universiteit Leiden; ruim veertig promovendi heeft hij begeleid. Hij publiceerde over burgerschap, verantwoordelijkheid, planning en arbeidsparticipatie. Hij is lid geweest van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Van Gunsteren heeft ook een muziekopleiding gevolgd; hij is pianist.

Dit interview verscheen ook in het februarinummer van Schoolbestuur


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK