‘Trek Lissabon Agenda uit het slop’

Nieuws | de redactie
29 mei 2007 | "Het Europese wetenschaps- en innovatiebeleid zit in een impasse. Het economisch rendement van wetenschap is terecht de basis voor een ambitieuze Lissabon Agenda. Het ontbreekt echter aan het voor verwezenlijking van deze ambitie broodnodige wetenschappelijk ondernemerschap." Roel in't Veld en Frank Zwetsloot van ScienceAlliance schrijven in hun nieuwe boek dat, dit ondernemerschap moet op drie niveaus worden bevorderd. "Ten eerste door universiteiten zelf, ten tweede door de financiering van wetenschappelijk ondernemers te verbreden en ten derde door de aandacht te verbreden van de technische naar de sociale wetenschappen.


Het Europese wetenschaps- en innovatiebeleid overtuigt niet. Enerzijds heeft de EU haar mond vol van innovatie en ondernemerschap terwijl ze anderzijds het ondernemerschap van universiteiten en wetenschappers zelf volstrekt onvoldoende honoreert. Het EU beleid maar ook veel nationaal innovatiebeleid moet meer op zoek gaan naar de synergie tussen wetenschappelijke en maatschappelijke belangen. Ondernemerschap vormt daarin de verbindende factor die we in Europa  teveel onderschatten.

Het eerste manco van het systeem zit hem in het gebrek aan erkenning voor wetenschappelijke ondernemers die al sinds de jaren zeventig een belangrijk deel van de overdracht van wetenschappelijke kennis naar de markt voor hun rekening nemen. De pioniers van het wetenschappelijk ondernemerschap bevonden zich in Nederland aanvankelijk minstens zo sterk binnen de sociale wetenschappen als binnen de exacte wetenschappen. Na verloop van tijd is dit ondernemerschap uit de muren van de universiteit gebroken. Hierdoor is een diaspora van wetenschappelijke bedrijven rondom universiteiten ontstaan. Ten dele was dit ondernemerschap een reactie op het bedrijfsleven dat zich de rechten van de commercialisering van de wetenschap exclusief wilde toe- eigenen. Met name in de jaren tachtig heeft dit vanuit de wetenschap geleid tot een hausse van wetenschappelijke bedrijven die hiermee aantoonden die commercialisering ook zelf vorm te kunnen geven. Het manco in Nederland en Europa zit hem in het feit dat deze ontwikkeling volstrekt onvoldoende door regelgeving onderbouwd is. In Amerika is met wetgeving de dominantie van het grote bedrijfsleven aan banden gelegd door de Bayh Doyle Act uit 1980. In Europa wordt dit ondernemerschap, dat heeft geleid tot omvangrijke scienceparken rondom universiteiten, noch juridisch noch financieel voldoende gehonoreerd. De financiering van wetenschappelijk onderzoek hangt sterk samen met het zogenaamde matching vereiste waardoor kleine wetenschappelijk ondernemers buiten de boot vallen. Zij kunnen immers deze cofinanciering vaak niet opbrengen. Binnen Europa moet een uitweg gevonden worden uit een politiek waar door het verbieden van  staatssteun aan grote bedrijven de financiering van wetenschap en technologie een welkome indirecte uitweg biedt.

Het tweede manco is de universitaire attitude ten opzichte van ondernemerschap. Het universitaire management is zich over het algemeen heel wel bewust van het feit dat zij de intellectuele elite van de toekomst niet alleen opleidt en daarna ook huisvest. Dat de universiteiten daarmee gebruik maken van een eeuwenoud monopolie op de opleiding voor veel beroepen wordt vaak met een zeker gemak voor waar aangenomen. Maar ook als het gaat om onderzoek, tonen universiteiten zich over het algemeen eerder behoudend dan ondernemend. Rondom veel universiteiten is de invloed van het grote bedrijfsleven op onderzoek vaak aanzienlijk. Op zichzelf is dat geen slechte zaak als er maar inzicht bestaat op die invloed. Vaak zien we echter dat grote bedrijven het ondernemerschap van hoogleraren begrijpelijkerwijs niet bepaald toejuichen omdat dit de bedrijven de mogelijkheid zou onthouden om zelf tot commercialisering van wetenschappelijke kennis over te gaan. Maar ook de universiteiten zelf zien hun hoogleraren liever wetenschappelijk dan commercieel excelleren. Ook dat is begrijpelijk. De enige uitweg uit deze impasse is om het wetenschappelijk ondernemerschap wettelijk en financieel te verankeren. Wettelijk door universiteiten en hoogleraren te honoreren voor het opzetten van wetenschappelijke ondernemingen. Universiteiten moeten jaarlijks verplicht gaan aantonen hoe zij de commercialisering (of “valorisatie” zoals dat tegenwoordig genoemd wordt) van hun onderzoek gestimuleerd hebben. Financieel door universitaire investeringsfondsen op te zetten met private (en publieke?) steun om zo gezamenlijk te investeren in de nieuwe bedrijfjes. Zo wordt wetenschappelijk ondernemerschap niet meer als een verlies van wetenschappelijk talent gezien maar eerder als een opbrengst ervan. .Bovendien hebben nieuwe fondsen direct een positief effect op de waarde van nieuwe bedrijfjes, zoals Dinko Valerio in deze krant recent al aangaf.

Ten slotte is het van belang dat we afstappen van het idee dat serieus wetenschappelijk ondernemerschap alleen zou plaatsvinden binnen de exacte wetenschappen. Niets is minder waar. Natuurlijk is vanuit de sociaal-economische wetenschappen een nieuwe gedachte of een nieuw inzicht sneller “te verkopen”dan vanuit de exacte wetenschappen. Maar het zorgvuldig uitdenken en toepassen van nieuwe modellen binnen de sociale wetensschappen kost ook vaak vele jaren voordat het effectief wordt toegepast binnen beleid of bedrijfsleven. Daarom zou het een goede zaak zijn als het uitdenken en uittesten van nieuwe sociaal- wetenschappelijke modellen vaker in een (semi-) commerciële omgeving georganiseerd kan worden. Het gaat erom ook hier tijdig investeerders te vinden voor practische toepassingen van nieuwe kennis. Binnen de gamma-wetenschap zouden de consultancy bedrijven een veel grotere rol kunnen spelen als investeerder in wetenschappelijk onderzoek.  Voor Nederland zou zeker ook het bank- en verzekeringswezen actiever kunnen zijn als investeerders in wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk ondernemerschap. Maar ook de departementen kunnen hun rol als partner in wetenschappelijk onderzoek veel meer uitbouwen.

Door een bredere betrokkenheid vanuit de samenleving bij de vormgeving van ondernemende wetenschap kan het maatschappelijk rendement van de publieke investeringen omhoog. Wetenschappelijk ondernemerschap maakt de kenniseconomie waar.

Frank Zwetsloot en Roel in ’t Veld

Dit artikel is een voorpublicatie uit het boek Connecting Science & Society waarvan het eerste exemplaar morgen door oud-minister Deetman wordt aangeboden aan de voormalig premier van Finland, Esko Aho. ScienceGuide zal Aho -nu president van Sitra, oprichter van het oorspronkelijke Innovatieplatform en de ‘vader van het Finse Model’- uitvoerig interviewen.




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK