HOA-debat voortgezet

Nieuws | de redactie
13 juni 2007 | Het ISO heeft Plasterk benaderd om de discussie over hun voorstel voor een Hoger Onderwijs Autoriteit verder uit te diepen. "Om tot een optimale inrichting van het toezicht te komen is het ons inziens van belang dat aan de verschillen tussen de onderwijssectoren recht wordt gedaan. In het hoger onderwijs heeft de overheid duidelijk een andere rol met betrekking tot doel- en rechtmatigheid dan tot kwaliteit," schrijven de studenten hem op 12 juni.


‘Op 25 mei jl. heeft u per brief (HO/BS/07/20991) de Tweede Kamer der Staten Generaal de motie Dibi/Zijlstra (23 mei, 30800VIII, nr.132), die u vroeg de mogelijkheden om te komen tot de vorming van één Hoger Onderwijs Autoriteit te onderzoeken, ontraden. In uw brief merkt u op dat het ISO dezelfde mening is toegedaan als de indieners van de motie. Middels deze brief willen wij graag bevestigen dat wij het met de indieners van de motie eens zijn. Ook willen wij u enkele additionele overwegingen meegeven voor uw meningsvorming over het mogelijk komen tot één autoriteit voor het (hoger) onderwijs die het toezicht integreert.

In uw brief aan de Kamer geeft u aan verder te gaan met de ontwikkeling van geïntegreerd toezicht in het kader van de evaluatie van de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT). U vermeldt hierbij dat een optimale inrichting van het toezicht zich niet dient te beperken tot het hoger onderwijs en dat het naast toezicht op kwaliteit ook gaat om toezicht op doel- en rechtmatigheid. Het ISO onderschrijft deze uitgangspunten. Echter, om tot een optimale inrichting van het toezicht te komen is het ons inziens van belang dat aan de verschillen tussen de onderwijssectoren recht wordt gedaan. In het hoger onderwijs heeft de overheid duidelijk een andere rol met betrekking tot doel- en rechtmatigheid dan tot kwaliteit. Onze visie op deze verschillen zullen wij nader toelichten.

In artikel 23 lid 5 van de grondwet wordt gesteld dat aan het uit openbare kas te bekostigen onderwijs eisen van deugdelijkheid worden gesteld. Op het primair en voortgezet onderwijs vindt controle op deze deugdelijkheid plaats door de Onderwijsinspectie. Belangrijke notie daarbij is dat in het voortgezet en primair onderwijs de omvang, inhoud en eindtermen van de vakken mede bepaald worden door de Minister van OCW. De Onderwijsinspectie, die ook onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van OCW valt, controleert namens de Minister of deze eisen van deugdelijkheid ook worden nageleefd. Ook vindt ad ultimo zelfs sluiting van scholen plaats wanneer de kwaliteit van het onderwijs volgens de Onderwijsinspectie onder de maat is. Ook hier zijn de eisen door de Minister van OCW vastgesteld.

De systematiek in het hoger onderwijs is fundamenteel anders. Het accreditatiekader gaat er vanuit dat opleidingen hun eigen doelstellingen vaststellen (onderwerp doelstellingen) en dat zij deze in voldoende mate behalen (onderwerp resultaten). Er is kortweg sprake van academische vrijheid. Deze academische vrijheid vindt het ISO een groot goed. Eis is hierbij wel dat doelstellingen en resultaten van een opleiding aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden en dat deze een niveau hebben dat aansluit bij de internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master. Dit alles ter beoordeling aan de NVAO.

Hierbij zij aangetekend dat in het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijs (3 september 2003) is opgenomen dat de NVAO een ZBO is onder de Nederlandse wetgeving en conform de in Bergen door de Europese ministers van onderwijs vastgestelde Standards and Guidelines for Quality Assurance in the European Higher Education Area onafhankelijk opereert.

Bijgevolg valt de NVAO niet onder de Nederlandse of Vlaamse minister en niet onder het comité van ministers, waardoor deze ook niet onder de ministeriële verantwoordelijkheid valt. Wel gaat het comité van ministers over het budget en de jaarrekeningen van de NVAO. Het comité van ministers kan kortom alleen interveniëren in het functioneren van de NVAO, maar heeft geen zeggenschap over de besluiten die de NVAO neemt in het kader van de accreditatie van opleidingen. Dit maakt het toezicht op de kwaliteit van het hoger onderwijs fundamenteel anders dan die van het toezicht op de kwaliteit van het primair en voortgezet onderwijs.

Dit ligt anders bij het toezicht op doel- en rechtmatigheid. In de notitie Zuiver op de Graad (door ons aan u aangeboden op woensdag 23 mei jl.) schetsten wij reeds dat wij het van belang vinden dat de wetgever zich concentreert op haar intrinsiek eigen taken. Het ISO is namelijk van mening dat een duidelijke scheiding tussen de rol van de wetgever en die van de kwaliteitscontroleur zorgt voor beter functionerend toezicht op doel- en rechtmatigheid en een verbetering van de kwaliteitsborging.

Daarom schetsten wij in Zuiver op de Graad de volgende consequentie van het invoeren van één Hoger Onderwijs Autoriteit die zich richt op de kwaliteitscontrole:
“Het ministerie en de politiek verantwoordelijken hoeven zich dan niet meer direct te involveren met het management van alledag van het onderwijs. Zij kunnen zich volledig richten op hun budgettaire en bestelverantwoordelijkheid. Besluitvorming over fundamentele aspecten als de omvang van het bekostigde bestel en de maatschappelijke wensen aan het hoger onderwijs blijft zo bij de wetgever, terwijl de academische vrijheid en de kwaliteitsborging de primaire verantwoordelijkheid van de sector blijven, waarbij deze door een aparte autoriteit gecontroleerd worden.”

Uiteraard heeft de Minister van OCW voor het optimaal uitoefenen van zijn eigen taken een uitvoeringsorganisatie (onder de ministeriële verantwoordelijkheid dus) die toezicht op de doel- en rechtmatigheid in het hoger onderwijs. Het is dan ook dat de minister in het kader van de bekostiging uit openbare kas hierover conform artikel 23 lid 8 van de Grondwet verslag moet doen van de staat van het onderwijs aan de Staten- Generaal. Het ISO juicht ook optimalisering van de controlerende taken in het kader van doel- en rechtmatigheid toe, zoals daar in het project geïntegreerd toezicht invulling aan wordt gegeven, bijvoorbeeld door afstemming van controlerende taken tussen de Auditdienst en het CFI.

Kortom, wij zijn blij met uw initiatieven op het gebied van de bundeling van toezicht op doel- en rechtmatigheid en hopen van harte dat door geïntegreerd toezicht de administratieve lasten beperkt worden, waardoor een groter deel van het voor onderwijs beschikbare budget bij het primaire proces terecht komt.

Met bovenstaand betoog hopen wij ons advies voor de vorming van één Hoger Onderwijs Autoriteit die zich enkel richt op de kwaliteit van het onderwijs, te hebben verduidelijkt. Om zowel inhoudelijke redenen als in het kader van de efficiëntie en het terugbrengen van bureaucratische lasten zien wij derhalve graag dat alle taken voor kwaliteitscontrole specifiek voor het hoger onderwijs gebundeld worden in één kwaliteitsautoriteit voor het hoger onderwijs, conform ons advies Zuiver op de Graad. Wij zijn blij dat u onze adviezen meeneemt en hopen over uw plannen spoedig meer te horen.’


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK