“Irritatie inspireert”

Nieuws | de redactie
17 april 2008 | Floris Croon, de senior-adviseur van Nederland en medeoprichter van Boer en Croon, is enthousiast over “de enclaves van dynamiek” die hij in het hoger onderwijs en bij studenten ontdekt heeft. Hij vertelt ScienceGuide over de initiatieven om Nederland impulsen als een ondernemender kennisland te geven. “Gezeur over bureaucratie is meestal een alibi voor gebrek aan creativiteit”.

Je verzet je tegen de klaagcultuur over het jonge talent in ons land, zo liet je onlangs blijken. Waar komt jouw optimisme over ons land als innovatieve economie en samenleving vandaan?

Er is een hele generatie overheen gegaan dat het niet goed ging in ons land. Die tijd duurde erg lang, vind ik, de tijd dat je liever zei dat je ‘optimalisering nastreefde’ in een onderneming, dan dat je zei dat je winst en meer dynamiek hoopte te bereiken. Den Uyl heeft ons wat dat betreft behoorlijk op een achterstand gezet.

Pas na een hele periode is Nederland langzaam weer opengegaan. Uit het buitenland drong het besef door dat het anders kon. ‘Mag het weer?’, vroeg ik me wel eens af. Het besef dat Nederland in Europa een rol moest spelen, dat we moeilijk zonder konden, dat speelde ook steeds meer een rol.

Komt daar het levende enthousiasme om zelf iets te ondernemen volgens jou vandaan?

Dat ging niet vanzelf, hoor. Lange tijd wilde men – ook onder studenten – vooral bij de grote namen werken. Bij brands: Shell, Philips, Unilever, dat soort bedrijven. Men koos voor imago’s, voor groot en degelijk.

Binnen die grote ondernemingen werd echter weinig ondernemerschap ontwikkeld. Dat misverstand is hardnekkig. Men stuurt er op budgetten, en dan ga je niet ondernemen! Is veel te riskant, dus daar laat men geen ruimte voor.

De zin in het ondernemen kwam in deze periode toch los. Nog het meeste misschien wel bij mensen die hun studies niet zo leuk vonden, beetje vrijgevochten types. Die bouwden liever zelf van alles op. Daar heeft de komst van het internet bij geholpen.

Het is daardoor mogelijk geworden compleet nieuwe vormen van dienstverlening te ontwikkelen, dat hebben we bij ScienceGuide zelf ook meegemaakt. 

Die vrijgevochten types konden ineens veel meer mensen bereiken, terwijl technische en logistieke remmen weg waren gevallen. “Dingen kunnen!” Dat werd de sfeer en dat zette alle andere sectoren van de economie, tot en met de meest traditionele, op achterstand.

De kennissector en zijn incubators zijn hier de voorlopers en de politiek heeft dit opgepikt. Je ziet het aan universiteiten als die in Twente en Delft, die hier al snel mee aan de gang gingen.

Men kreeg oog en ook enthousiasme voor het ontstaan van juist kleine ondernemingen. Dat het hbo opleidingen ‘small business’ ging ontwikkelen was ook heel goed. Dat zoiets klein, ‘provinciaal’ was, gericht op de regio eromheen, dat is juist erg goed tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen en de behoefte aan dynamiek.

Merk je dat zelf concreet? Waaraan?

Er is duidelijk verschil tussen de gastcolleges die ik zo’n tien jaar geleden gaf en die van nu. Toen wist niemand eigenlijk – als ik daarnaar vroeg – wat men zou willen gaan doen na de studie. Men wilde naar een groot bedrijf of naar de overheid. Vraag ik dat nu, dan steekt zo’n tien, vijftien procent zijn hand op als ik vraag: ‘Wie wil zelf iets gaan ondernemen’, soms meer zelfs. Ik proef in enclaves van de universiteiten weer groot enthousiasme. Ze organiseren ambitieomgevingen waarin men zelf moet aanpakken in plaats van naar de grote bedrijven te vertrekken.

Universiteiten en hogescholen zouden nog vaker ondernemers in colleges moeten laten vertellen hoe ze dingen doen. Nu zijn het nog te vaak hoogleraren die voorlezen uit Porter hoe het zou moeten gaan, of iets dergelijks. Het lijkt mij veel enthousiasmerender als je concrete lessons learned  en plus-minervaringen verteld krijgt. De curricula moeten wat dat betreft zowel content als motivatie bieden. Ik denk dat als in het hoger onderwijs outputfinanciering doorgevoerd zou worden dit ook echt wel zou gebeuren.

Zie je die ‘ambitieomgevingen’ nu van de grond komen in ons land?

Ik noemde Twente al. YesDelft is ook zoiets, hartstikke leuk is dat. Dat is niet een enorm gebouw of zoiets, maar biedt veel plekken voor nieuwe bedrijfjes waar ze elkaar wel moeten tegen komen. Een incubatorspand moet dat doen: elkaar stimuleren door ontmoeting, door elkaar op te jutten. Dat zag je in Sillicon Valley ook gebeuren. Zo’n ambitieomgeving gaat vanzelf uitdijen. Allerlei mensen uit andere bedrijven en omgevingen komen dan rond kijken en de olievlekwerking begint.

Dat komt in ons land opvallend veel voor bij de valorisatie in de techniek. Ook in zelfbedachte ICT-toepassingen komen er bedrijfjes los. Van de creatieve industrie weet ik niet zoveel, maar als je toch ziet hoe ze de Dutch Fashion Week hebben ontwikkeld, dan weet ik wel dat daar veel dynamiek heerst. Nederland staat vanuit die modeopleidingen wel overal ter wereld op de kaart.

In zulke bedrijfjes leeft een onbevangenheid en gedrevenheid die ik in de corporate werelden niet tegenkom. “Wij gaan de wereld veroveren”, dat is de mindset. We moeten die koesteren en stimuleren, beide.

Je hoort uit het bedrijfsleven vaak dat men dolgraag meer zou willen kunnen en mogen, maar dat al die bureaucratie in ons land kan afremt. Herken jij die klacht?

Toe nou zeg…. Bureaucratie als belemmering is in Nederland toch geen serieus verhaal. Moet je eens gaan kijken en ondernemen in China of India! Of Frankrijk, dat zijn landen met veel meer bureaucratie en daar willen ze allemaal heen. Daar speelt dat dan blijkbaar ineens veel minder. Dit gezeur is natuurlijk terecht, maar is volgens mij nu veelal een alibi voor het gebrek aan creativiteit.

Ik ben nu bezig met het 20-20 project. Dat kon alleen via Europese aanbesteding, dus kregen we negen maanden vertraging. Natuurlijk erger ik me dan wild, maar je weet nu eenmaal dat alles wat je wilt niet morgen meteen kan gebeuren. Zoiets moet je juist creatief maken. Creativiteit ontstaat uit fouten en uit ergernis. Irritatie inspireert!

Vertel wat meer over 20-20. Dat heb je bij het Innovatieplatform op de agenda gezet, is het niet?

Dat klopt. Het Innovatieplatform staat open voor zulke ideeën. Het is echt een goede zaak dat zoiets tot stand is gekomen om de dynamiek aan te jagen. Het idee is heel eenvoudig. We willen uit de nieuwe bedrijfjes de nieuwe, middelgrote bedrijven van de toekomst laten groeien en hen helpen dit te realiseren. Daarbij willen we 20 bedrijven naar 20 miljoen omzet brengen in 5 jaar. Ze dus leren exponentieel te groeien, veelal internationaal zich ontplooien.

De 20 bedrijven zijn reeds gestarte ondernemingen, die geen starters meer zijn, maar in de fase daarna iets moeten gaan doen voor die sprong vooruit. Daar is in ons land niks voor, heel opvallend. Starters pompen we wel op, maar de fase daarna, als ze zich echt moeten bewijzen, laten we ze voor wat ze zijn.

Het probleem is natuurlijk steeds weer: waar vind je ze? Ze hebben geen naambordje aan de deur waarop staat, ‘Ik ben de topper van straks’. We zoeken dus bedrijven die structureel veel onderscheidende, opschaalbare producten weten aan te bieden.

We brengen ze daarna samen, want ze moeten vooral ook van elkaar hierbij leren. Ook hier dus weer een ambitieomgeving scheppen. Er is net een pré-groep – met steun van de gemeenten Rotterdam en Delft en de TU – naar MIT geweest. Laaiend enthousiast kwamen ze terug. Ik geniet daar zo van.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK