‘Cultureel gezien hebben we gewonnen’

Nieuws | de redactie
14 mei 2008 |

“Laat ons nieuwe generaties de kans geven om hun eigen gevechten en verlangens te bepalen.” Daniel Cohn-Bendit, leider van het studentenprotest in Frankrijk van mei 68, wil de jongeren niet in de handen van extremisten laten vallen. De covoorzitter van de Groenen in het Europees Parlement kijkt persoonlijk terug op zijn rol, zijn idealisme en zijn nederlagen:

‘Dany, je successen zijn talrijk. Laat je echter niet manipuleren door de extreem linkse krachten die alles willen vernietigen wat zou kunnen voortkomen uit wat je aan het creëren bent.’ Veertig jaar later klinken die woorden van 22 maart 1968, van Jean Baudrillard, toen een assistent-professor aan de universiteit van Nanterre, nog altijd juist. Misschien stel ik mijn supporters en diegenen die door ‘de revolutie’ worden aangetrokken teleur, maar ik ben niet de leider van een revolutie die zogezegd plaatsvond in 1968. Vergeet het: ‘68’ is voorbij – begraven onder de kasseien, ook al maakten die kasseien geschiedenis en brachten ze radicale maatschappelijke veranderingen met zich mee.

Megafoon der rebellen

Op het eerste gezicht lijkt het stomverbazend, maar zoals ik indertijd duidelijk maakte in mijn interview met Jean-Paul Sartre in Le Nouvel Observateur: ik was niet meer dan de megafoon van een rebellie. ‘68’ symboliseerde het einde van alle revolutionaire mythen – ten voordele van bevrijdingsbewegingen van de jaren ‘70 tot nu. Per slot van rekening werd de wereld van de sixties – de eerste wereldwijde beweging die rechtstreeks op radio en tv werd uitgezonden – bepaald door een grote diversiteit aan revoltes die met elkaar verbonden waren.

De veranderingen van ‘68 hadden vooral gevolgen voor de traditionele cultuur, het verstikkende moralisme en het principe van de hiërarchische autoriteit. Dat jaar veranderde het sociale leven: manieren van zijn, praten, liefhebben, enzovoort. Ondanks haar reikwijdte, vermeed de beweging het geweld in de creatie van een nieuwe soort rebellie. Studenten, arbeiders en families, ze hadden allemaal hun legitieme eisen, en toch kwamen ze allemaal samen in hetzelfde verlangen naar emancipatie.

De revolte was een vorm van politieke expressie, maar de greep naar de politieke macht was niet haar eigenlijke doel. Meer nog: de essentie van haar bestaan maakte haar ‘politiek onvertaalbaar’. Het verlangen naar vrijheid die de beweging voortstuwde ging noodzakelijkerwijs voorbij aan archaïsche denkwijzen. De steriele categorieën van de politieke traditie konden er bijgevolg geen voordeel mee doen.

De Gaulle won

In Frankrijk was het conservatisme zowel links als rechts zo diepgeworteld dat beide zijden de betekenis van de beweging misbegrepen en alleen maar konden terugvallen op stereotypische revolutionaire interpretaties. De anarchistische utopie van wijdverspreid zelfbestuur – vastgeroest aan antieke historische referenties – bleek volslagen inadequaat. We vertrokken van een afwijzing van politieke instellingen en parlementarisme, maar begrepen pas later dat de democratische uitdaging ligt in het bezetten van een politiek ‘genormaliseerde’ ruimte.

Geconfronteerd met de anarchisten, met hun beknellende minimalistische politieke grammatica – denk aan de fameuze slogan, ‘élections, piège à cons’ (‘verkiezingen, een val voor idioten’) – en met de Communistische Partij, die een revolutionair ideaal zocht in totalitaire samenlevingstypes, kon de toekomst van ‘68 alleen maar naar rechts bewegen, met de verkiezingsoverwinning van generaal de Gaulle.

Het was onmiskenbaar een politieke mislukking. Maar even ontegensprekelijk was de enorme slag die werd toegebracht aan onze prehistorische ideeën van maatschappij, moraliteit en de staat. Door elke vorm van autoriteit aan te vallen deed de revolte het hart van de typisch Franse tweekoppige machtsstructuur ontploffen, met haar dominante Gaullisme aan de ene kant en haar Communistische Partij, die de arbeidersklasse bestierde, aan de andere kant. De radicaliteit van het strijdgewoel maakte het levensplezier vrij.

Herdenken? Begrijpen!

Elke nieuwe generatie komt met een nieuwe politieke verbeelding en plaatst andere poëtische motto’s op de muur. De surrealistische essentie van de rebellie werd gesymboliseerd door de beroemde foto van Gilles Caron, waarin een onbeschaamde glimlach naar een ordehandhaver de bevroren, gevestigde orde omverwerpt en haar belachelijk maakt. Natuurlijk zijn sommigen nooit over het einde geraakt van de extase die de vijf weken van gekte en vreugde voortbracht. Anderen zijn nog altijd aan het wachten op het moment dat ‘68 zijn hoogtepunt beleeft in God weet welke D-day.

Zelf heb ik het ‘realiteitsprincipe’ al heel lang geleden aanvaard, zonder nostalgie – en zonder het belang van wat is gebeurd te minimaliseren. Want ‘68 was inderdaad een rebellie die twee tijdperken met elkaar verbond. Het brak het juk van conservatisme en totalitarisme, en gaf het verlangen naar persoonlijke en collectieve autonomie en vrijheid een stem. Cultureel gezien hebben we gewonnen.

‘68 herdenken? Ja, maar alleen om te begrijpen, de reikwijdte in te schatten en ervan over te houden wat vandaag nog steek houdt. Dat 23 jaar na de Tweede Wereldoorlog een veelkleurig Frankrijk de straat opging om te protesteren tegen mijn deportatie, met de slogan ‘Wij zijn allemaal Duitse joden’, dat geeft ook vandaag nog te denken.

Scholen niet langer barakken

Toch rechtvaardigt dat de haastige vergelijking niet – en nog minder de gelijkschakeling – van elk protest met ‘68. Veertig jaar later is de context radicaal veranderd. De wereld van de Koude Oorlog is weg, net zoals de scholen en fabrieken niet meer ingericht zijn als barakken, net zoals de autoritaire vakbonden weg zijn, het homobashen of de verplichting aan vrouwen om hun echtgenoten de toestemming te vragen om te gaan werken of een bankrekening te openen. Die wereld is vervangen door een multilaterale wereld, met aids, werkloosheid, energie- en klimaatcrisissen, enzovoort. Laat ons dus nieuwe generaties de kans geven om hun eigen gevechten en verlangens te bepalen.

Een demystificatie van ‘68 legt ook de pretentie bloot van hen die het zien als de oorzaak van alles wat vandaag misgaat. Omdat de generatie ‘68 ‘verboden te verbieden’ op de muren schreef, houden sommigen haar verantwoordelijk voor stadsgeweld, extreem individualisme, de crisis in het onderwijs, de ‘gouden parachutes’ van ceo’s, de ondergang van autoriteit en – waarom niet – de klimaatverandering. Zulke mensen hopen op die manier de plicht te ontlopen om de problemen van vandaag te verklaren. Kan men dat anders interpreteren dan als een politieke truc om de modernisering van de expressievormen te saboteren, en daarmee elke ruimte voor een rationeel debat afsluiten?

Daniel Cohn-Bendit

© De Morgen, 5 mei 2008
















«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK