‘Universiteiten niet sterk in LevenLangLeren’

Nieuws | de redactie
6 mei 2008 | In Brussel wordt gesproken over een invoering van een Europees paspoort voor onderzoekers. Euro-topambtenaar Cees Vis licht bij Neth-Er de sluier op: “We staan aan de vooravond van redelijk dramatische demografische ontwikkelingen voor onderzoekers. Het aandeel onderzoekers dat binnen vijftien jaar met pensioen gaat is veel hoger dan dat van de gemiddelde werknemers in Europa.” Hij kritiseert daarbij de universiteiten over het gebrek aan inzet voor LevenLangLeren.

“Echte doorslaggevende resultaten van de lopende beleidsacties voor mobiliteit van onderzoekers en de aantrekkelijkheid van Europa voor de beste onderzoekers laten te lang op zich wachten. Een nieuw Europees initiatief is nodig om een extra impuls te genereren tegen de achtergrond van een toenemende wereldwijde concurrentie voor de beste onderzoekers. Daarnaast staan we in Europa aan de vooravond van redelijk dramatische demografische ontwikkelingen voor onderzoekers. Het aandeel onderzoekers dat binnen vijftien jaar met pensioen gaat is veel hoger dan dat van de gemiddelde werknemers in Europa. Extra maatregelen zijn daarom hard nodig om er voor te zorgen dat Europa nu en op termijn over voldoende onderzoekers zal kunnen beschikken. In de mededeling zal duidelijk worden gemaakt dat de EC in partnerschap met de lidstaten de komende drie jaren de nodige extra stappen wil zetten om met elkaar voor meer mobiliteit en betere loopbanen voor onderzoekers te zorgen.

Wij willen op vier terreinen maatregelen formuleren, waar de lidstaten zich op basis van vrijwilligheid en naar eigen inzicht op kunnen richten, afhankelijk van de nationale situatie. Waar het om gaat is dat in de komende drie jaar de neuzen in Europa dezelfde kant op komen te staan en de nationale en communautaire acties zich concentreren op de kernterreinen die de mobiliteit en loopbanen van onderzoekers beïnvloeden. Deze vier terreinen zijn een open en op competitie gebaseerd aanstellingsbeleid en de meeneembaarheid van beurzen, de sociale zekerheid en pensioensrechten, de arbeidsvoorwaarden en – omstandigheden en als laatste de training- en vaardigheidsaspecten.

De maatregelen houden rekening met de verschillen in omstandigheden in de diverse lidstaten. Binnen het partnerschap kan elke lidstaat zijn eigen actieplan ontwikkelen. Het mag duidelijk zijn dat sommige maatregelen meer nodig zijn en meer impact hebben in het ene land dan in het andere. Maatregelen op het gebied van Open Competitie zijn voor Nederland bijvoorbeeld minder belangrijk dan op andere gebieden. De mededeling zal in de loop van mei worden gepubliceerd, waarna onze commissaris Janez Potocnik tijdens Raad voor Concurrentievermogen eind mei de mededeling zal presenteren en aangeven hoe het partnerschap in de toekomst vorm zou kunnen krijgen.”

Hoe zie je de rol van de Commissie in het aanstellingsbeleid in relatie tot wat op nationaal plaatsvindt bij het vervullen van vacatures en hoe verhoudt zich dat tot de autonomie van bijvoorbeeld de Nederlandse universiteiten? En zal de Commissie specifieke resultaten verlangen van de lidstaten en hun universiteiten?

Om met dat laatste te beginnen: Nee, wij zullen niet aan universiteiten of individuele lidstaten vragen om met ambitieuze targets te komen. Voor de EC is het belangrijkste dat bij de werving van de onderzoekers wordt gestreefd naar de beste persoon voor het vervullen van de vacature. Verder is heel belangrijk dat het automatisme dat mensen doorgroeien binnen een universiteit wordt doorbroken. Dat het in sommige lidstaten moeilijk of zelfs onmogelijk is om dit automatisme te doorbreken door de nationale wetgeving is een gegeven. Het is vaak verouderde wetgeving die de autonomie van de instellingen in de weg staat om de beste onderzoekers aan te nemen. Wat wij dus willen is juist een grotere autonomie van instellingen. De EC kan en zal de lidstaten niet dwingen hun nationale wetgeving aan te passen. Wat wij wél doen, is de nationale vacatures voor onderzoekers waar internationaal op gereageerd kan worden bekend te maken door een Europees portaal ter beschikking te stellen. Op dit portaal zouden dan alle vacatures kunnen worden geplaatst. Dat zouden alle lidstaten bijvoorbeeld kunnen afspreken.

Ook met betrekking tot de meeneembaarheid van individuele beurzen, denk aan de 2e geldstroom van NWO, zullen wij geen targets aan de lidstaten vragen. De EC zou graag zien dat in 2010 een situatie is ontstaan, waarbij elke individuele ontvanger van een beurs de optie heeft tot meeneembaarheid. Het spreekt vanzelf dat het meenemen van een individuele beurs zowel in het belang van de financier moet zijn als in het belang van de loopbaanontwikkeling van de onderzoeker.

Hoe wil de Commissie omgaan met de aanzienlijke verschillen in het niveau van sociale zekerheid en pensioensrechten tussen de lidstaten?

Op dit moment is er op het gebied van de sociale zekerheid Europese wetgeving die wordt uitgevoerd op nationaal niveau, maar de uitvoeringsmodaliteiten voor onderzoekers zijn niet optimaal en dat staat helaas een grotere mobiliteit in de weg. Het lijkt erop dat onderzoekers opkijken tegen de administratieve procedures die zij langdurig en ondoorzichtig vinden. De EC wil graag voor de onderzoekers, maar óók voor de werkgevers, de nodige informatie in ‘hapklare brokken’ aanleveren, zodat alle partijen beter worden geïnformeerd. In veel lidstaten zitten in de bestaande sociale zekerheidswetgeving uitzonderingsmogelijkheden die op dit moment niet volledig worden gebruikt. Door gebruik te maken van bi -en multilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten kan een betere situatie worden gecreëerd voor onderzoekers. Wij zouden graag zien dat in dit voorbeeld de onderzoeksministers met de ministers van Sociale Zaken hierover in gesprek komen. Zij kunnen er dan vervolgens voor zorgen dat de mogelijkheden van de nationale wetgeving wel ten volle worden benut.

Vanaf 2010 zal er ook een verregaande grensoverschrijdende elektronische samenwerking mogelijk worden tussen instellingen die sociale zekerheidsregelingen uitvoeren, mogelijk op basis van maatregelen voor alle mobiele werknemers, zoals opgenomen in het European Job Mobility Action Plan.

Wat de Commissie niet zal doen is nieuwe wetgeving ontwikkelen op het gebied van de pensioenrechten. De EC werkt samen met lidstaten om draagvlak te ontwikkelen op het gebied van pensioenen, zodat er beter gebruik kan worden gemaakt van de bestaande wetgeving. Op dit moment kent Europa al enkele pensioenfondsen die Europees werken. De EC zal met de lidstaten deze pensioenfondsen aanmoedigen om zich open te stellen voor onderzoekers. Dat heeft voor onderzoekers het voordeel dat ze voor aanvullende pensioenen in één fonds betalen, waar ze zich ook bevinden.

Wat betreft de aspecten van training en vaardigheden, hoe zie je de bijdrage van universiteiten aan Leven lang leren?

Op dit gebied kunnen de Nederlandse universiteiten, maar ook die in andere landen, volgens mij nog veel leren. Het verwerven van zogenaamde complementaire vaardigheden is heel belangrijk, ook voor onderzoekers. Het gaat niet alleen om wetenschappelijke kennis, maar ook om vaardigheden die het aannemelijker maken dat er ook iets met die nieuwe kennis wordt gedaan in termen van innovatie. Daarin zijn we niet sterk in Europa.

We zien dat het Bologna proces en communautaire programma’s als KP7 People, en ook ERASMUS Mundus, waarin nu een joint doctorates programma wordt ontwikkeld, hier al heel wat verbeteringen bewerkstelligen, vooral door het formuleren van innovatieve curricula en het transnationaal samenwerken op het gebied van onderzoekers training.

Ook het nieuwe European Institute for Innovation and Technology (EIT) zal hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Op dit moment verliezen Nederlandse onderzoekers loopbaanopties, omdat het door een gebrek aan essentiële vaardigheden niet gemakkelijk is om overstappen van een universiteit naar de industrie. Het moet voor iedereen duidelijk zijn wat de onderzoekers kunnen en misschien wel moeten doen met de door hen zelf behaalde resultaten.

Ik geloof echt dat Nederland op het gebied van Leven lang leren nog veel kan doen. In essentie zouden we willen dat de situatie ontstaat dat onderzoekers na hun opleiding een tijdje gaan werken in bijvoorbeeld onderzoek- en ontwikkelingsafdelingen binnen het bedrijfsleven. Vervolgens zouden deze mensen weer terug moeten kunnen gaan naar een onderzoeksinstelling, wat we wel de intersectorale mobiliteit noemen. Dan gaat het overigens niet altijd om het behalen van een volgende graad, maar vaak juist om het bijscholen op de laatste stand van de wetenschap of de techniek.

Het is echter niet alleen een kwestie van een breed pakket aan kennis en vaardigheden. Zolang bijvoorbeeld onderzoekers voor vooruitgang in hun loopbaan in academies alleen worden afgerekend op publicaties, is het niet aantrekkelijk voor academici om een tijdje naar een bedrijf over te stappen. Als de overstap al gemaakt is, dan is er vaak geen weg terug.

Dat is niet goed voor de kennisuitwisseling tussen kennisinstellingen en bedrijven. We graag zouden zien is dat er tegen 2010 in elke lidstaat een zogenaamde “national skills agenda” ontwikkeld is en wordt geïmplementeerd, zowel gericht op beginnende onderzoekers, als op het bijspijkeren van onderzoekers in hun verdere loopbaan.

De Commissie zegt dat er te weinig verbetering is wat betreft de mobiliteit van onderzoekers. Welke meerwaarde zal het Europees paspoort voor de onderzoeker hebben voor een Nederlandse onderzoeker en de Nederlandse kennisinstellingen?

Op dit moment is slechts twee procent van de Europese werknemers mobiel, dat wil zeggen werkzaam in een ander land. Voor de hoger opgeleiden is dit drie procent en voor de Europese onderzoekers zes tot tien procent. Dit is veel te weinig. Nederland staat weliswaar open voor internationaal onderzoek en mobiliteit, maar mijns inziens wordt op het niveau van de instellingen te weinig nagedacht over transnationale, laat staan intersectorale mobiliteit.

De Nederlandse onderzoeker en de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek is erbij gebaat als de onderzoeker in Europa de juiste plek kan vinden om onderzoek uit te voeren of de resultaten van het onderzoek toe te passen. Als de Nederlandse universiteiten doorgaan met de verdere ontwikkeling op het gebied van autonomie, de arbeidsvoorwaarden en het streven naar een goede relatie met het bedrijfsleven, zal dit de mobiliteit van de Europese onderzoeker zeker ondersteunen en daardoor de kwaliteit van het eigen instellingsonderzoek doen stijgen.

Ideaal zou zijn wanneer we met elkaar een gebalanceerde “brain circulation” in Europa kunnen opzetten. Mobiliteit is daarin geen doel op zichzelf, maar een middel om tot meer en betere kennisuitwisseling te komen, verschillen tussen vraag en aanbod binnen Europa op te vangen, bij te dragen aan de ontwikkeling van centres of excellence in heel Europa en natuurlijk de loopbaanperspectieven van onderzoekers te verbreden. Wij hopen dat de mededeling van mei en het partnerschap met en tussen de lidstaten dat hieruit hopelijk voortvloeit, hieraan een doorslaggevende impuls kan geven en daarmee de Europese Onderzoeksruimte beter gestalte kan geven.

[interview uit Nether- Nieuwsbrief]


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK