De grenzen van de marktwerking

Nieuws | de redactie
20 januari 2009 | Er is de laatste tijd weer veel aandacht over wat je wel en niet in een land aan de markt kunt overlaten. De discussie woedt onderhuids al lang, maar is met de financiële crisis weer aan de oppervlakte gekomen. Het speelt ook voor de energiesector, het onderwijs, de zorg en rond het thema veiligheid, om een paar voorbeelden te noemen. Het debat erover heeft een economische strekking maar zeker ook een ideologische, politieke lading. Wij denken dat marktwerking om principiële redenen niet altijd tot het beste resultaat laat, ongeacht wat uw politieke positie is. Hieronder leggen we uit waarom.



We denken dat de discussie over de grenzen van de marktwerking watscherper getrokken kunnen worden. We willen in deze bijdrage korthandvatten bieden ten behoeve van dit discours. Om tot dezehandvatten te komen willen we eerst nog even terug naar wat eenmarkt eigenlijk is en wat een markt doet. Een markt is eeninformatieverwerkend systeem om vraag en aanbod op de markt bijelkaar te brengen. Je hebt in principe twee coördinatieprincipes omdit te doen en uiteraard mengvormen daarvan. De één isprijsvorming: de bekende wet van vraag en aanbod. De andere vorm iswachten: als de prijs om welke reden dan ook vraag en aanbod nietbij elkaar brengt of mag brengen krijg je rijen. Rijen voor hetloket bij een populair concert, voorraden onverkochte huizen, devroegere boterberg door Brusselse prijsquotering. Als u een rijwachtende klanten voor uw winkel hebt staan bent u dus in principete goedkoop.

De markt die vraag en aanbod bij elkaar brengt werkt dus inprincipe alleen goed als alle informatie over de vraag en over hetaanbod ter beschikking zijn. En precies daar zit hem de kneep. Inde praktijk is dat niet zo. Dat heeft niets te maken met hetgegeven of de mens “rationeel handelt en beslist” zoals de econoomzo mooi formuleert. Neen, het is veel banaler. Heel veel zaken dievoor u en ons waarde hebben leiden niet tot een concrete vraag opde markt, ze zitten niet in het systeem en wegen dus niet mee bijde prijsvorming en waardebepaling. We geven een paar voorbeelden.Frans woont in Rotterdam. In Rotterdam rijden trams en bussen. Eris een goed openbaar vervoer. Dat heeft voor hem als bewoner waardehoewel hij er zelden gebruik van maak. Het heeft bijvoorbeeldwaarde omdat de prijs van zijn huis er hoger van wordt. Of hetheeft waarde louter omdat het openbaar vervoer beschikbaar is “voorhet geval dat”.  By the way, In Londen liggen de prijzen vanhuizen in de buurt van metrostations significant hoger.

De zelfde redenering geldt voor ziekenhuizen en bijvoorbeeld hetculturele aanbod. Het punt is dat de waarde die we als individutoekennen aan de beschikbaarheid van dit aanbod niet op de markttot uitdrukking wordt gebracht want we oefenen geen feitelijkevraag uit. Die informatie over dat we waarde aan diebeschikbaarheid toekennen zit alleen in ons hoofd. De econoom noemtdit “notional demand” oftewel latente vraag. Sterker, bij alledienstverlening waarbij zowel beschikbaarheid alsgebruik als waardedragers relevant zijn heeft de markt secde neiging de waarde te onderschatten. Dat gebeurt bijvoorbeeld alseen buslijn gesloten wordt doordat er (te) weinig passagiers zijn.De beslissing wordt dan genomen op basis van slechts het feitelijkgebruik van de bus. De waarde die omwonenden toekennen aan de”beschikbaarheid” blijft buiten beeld. Bij buurtwinkels het zelfdeverschijnsel. U kwam er nooit en toch vindt u het jammer dat hijsluit. Het was toch wel handig zo’n winkel in de buurt. Herkent uhet?

Als u de parallel bijvoorbeeld trekt tussen het ziekenhuis en debuurtsuper dan zou het ziekenhuis dus niet alleen gefinancierdmoeten worden op basis van feitelijke verrichtingen als basis vande waarde die het heeft voor u en ons. Ook de waarde van debeschikbaarheid zou op een of andere manier tot uiting moetenworden gebracht. Omdat dit een lokale beschikbaarheid is ligt hiermisschien wel een rationale om te denken aan financiering metgemeentelijk geld. Ook de gemeente zou dan aan tafel moetenschuiven in het budgetgesprek tussen verzekeraar enzorginstelling

In geval van een energieleverancier dient het thans betalen vanvast recht verbonden te worden met eengegarandeerde beschikbaarheid voor een langere periode.Vast recht moet in deze redenering weer een recht wordenvan de consument. Consumentenbond: let op uw zaak! Overal waar u enwij waarde toekennen aan zowel beschikbaarheid als gebruik en waarde waarde van die beschikbaarheid alleen tussen uw oren bekend isspeelt dit probleem. Bij bijvoorbeeld uw kinderoppas herkent u ditprobleem vast ook: u betaalt waarschijnlijk voor hen alsachterwacht (de “beschikbaarheid”) en ook naar rato van hetfeitelijk aantal uren oppas (het “gebruik”). In dit soortpraktische gevallen wordt ook de waarde van beschikbaarheid op demarkt van kinderoppassen tot uiting gebracht en leidt het totprijsvorming.  Alle informatie wordt namelijk uitgewisseld endat kan ook in zo’n overzichtelijke situatie.

Maar in het geval van maatschappelijke infrastructuren is dat nietzo, die situatie is veel minder overzichtelijk en de kosten vaninformatie liggen navenant hoger, en dient er met enig wantrouwennaar de prijzen en dus naar de waarde van deze infrastructurenworden gekeken. Niet om reden van ideologie, of u ‘links’ of’rechts’ bent, en politieke stellingname. Maar om reden dat nietalle informatie in de prijzen is verwerkt. Wij durven best destelling aan dat ze om reden als hierboven uiteengezet als regelonderschat worden omdat de (economische) waarde niet alleen gaatover het economisch nut van het feitelijk gebruik maar ook over hetnut van de beschikbaarheid. Omdat alleen feitelijk gebruik in dewaarde tot uiting wordt gebracht op de markt is die daardoor vaakte laag is.

Om de “echte waarde” van een beschikbare dienst vast te stellen zoumen als handvat aanvullend
a) uit kunnen gaan van de (hypothetische) situatie dat iets er niet(meer) is. Wat zouden de kosten daarvan zijn?  Voordeel vaneen dergelijke oefening is dat die vaak zowel kwalitatief alskwantitatief heel doenbaar is. Kwantitatief: geen openbaar vervoerlevert bepaalde kosten in termen van files en dingen die dan nietkunnen. Een kwalitatief voorbeeld: geen ambulancedienst betekentdat u gewoon op straat doodgaat als u een ongeluk krijgt. Of eenvoorbeeld dichter bij huis: hoeveel tijd en kosten bent u extrakwijt als de buurtsuper wordt opgeheven? Dat is de waarde vanbeschikbaarheid.

b) kunnen analyseren binnen welke termijn  een latentevraag  wordt omgezet in een echte, op de markt gecommuniceerdevraag. Bij telefoon abonnementen is dat klip en klaar: binneneen paar dagen. Bij de kinderoppas is dat ook duidelijk. Bijopenbaar vervoer zou dat lang kunnen duren.

Wellicht dat het bestaan van een ‘midden scenario’ meerdiscussieruimte creëert in het debat over marktwerking. Ditscenario van een ‘latente vraag binnen een afzienbare termijn’behoudt focus op marktwerking, maar het heeft een aantal van dewaarde aspecten van financiering uit publieke middelen met zijnaccent op beschikbaarheid. Ook in de discussie rond de Essentovername zou deze middenweg bewandeld kunnen worden.

We hadden u hierboven handvatten beloofd ten aanzien van hetdiscours rond de grenzen van de marktwerking. Onze conclusie is datde waarde van beschikbaarheid niet altijd meegenomen wordt in deprijsvorming op de markt. Overal waar het gaat om de waarde vanmaatschappelijke infrastructuren heeft de markt de neiging de waarde ervan te onderschatten omdat de waarde van debeschikbaarheid vaak niet als informatie door die markt wordtmeegenomen. Waar beschikbaarheid en feitelijk gebruik beiderelevante waardedragers zijn heeft de marktwerking zijn grenzen.Onze  tweede conclusie is dan ook dat wellicht meer evenwichtkan worden bereikt in de waardebepaling door het meer werken metabonnementen conform het hierboven geschetste middenscenario.

Om de formulering van Marc Chavannes in de NRC van 17 januari j.l.te gebruiken: marktwerking is niet altijd en niet zonder meer dewijze hand. Het blijft opletten!

Frans van der Reep en Jan Garnier
(Frans van der Reep is onder meer lector Digital World/eBusinessbij Hogeschool INHolland in inspirator van het Next PracticeInstitute. Jan Garnier is management consultant)










«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK