Jeugdzorg drukt kennisuitgaven weg

Nieuws | de redactie
18 mei 2009 | De OCW-begroting steekt steeds meer geld in opvang en begeleidingstaken. Dit gaat ten koste van kennisinvesteringen, zo blijkt uit de ‘gehaktdag’-stukken die komende woensdag ter bespreking in de Kamer liggen.

Het succes bij de groei van de HO-deelname bijt zichzelf steeds meer in de staart. Het bedrag per student kruipt jaar op jaar omlaag in reële euro’s en het macrobudget ligt voor de hele kabinetsperiode vast, terwijl steeds meer jongeren hogere opleidingen willen en kunnen volgen.

Doelmatigheid als straf

De recessie zal daar de komende periode een extra impuls aan geven en minister Plasterk gaat via een brief aan de jongeren en hun ouders dit nog eens te meer aanmoedigen. Zo kan de jeugdwerkeloosheid tijdelijk vooruitgeschoven worden tegen geen of nauwelijks meer kosten. Immers, het macrobudget wordt niet navenant verhoogd en de studiekosten worden via de SF in leningen verzilverd.

De investering per WO-student daalde de voorbije jaren bijvoorbeeld met 11%, een opmerkelijke doelmatigheidsverbetering bij toenemende prestaties. Er zijn immers meer studenten ingestroomd, afgestudeerd en gepromoveerd dan ooit tevoren in dezelfde periode.

Heel anders is het beeld in delen van de OCW-begroting waar een open einde budget overeind bleef. De kinderopvang is vanaf de overheveling naar OCW in 2007 een budgettair koekoeksjong gebleken. De combinatie van politieke motieven daarachter is bijna onverslaanbaar: het stimuleren van emancipatie en participatie van vrouwen aan de arbeidsmarkt met het bieden van extra koopkracht voor gezinnen met middeninkomens – inclusief grootouders en andere informele opvanghulp. Geen partij die het aandurft hier al te hard de rem op of het mes in te zetten.

96 % toekenning

Naast de kinderopvang drukt ook het extra geld voor ‘rugzakjes’ in het speciaal onderwijs de investeringen in kennis weg. Deze rugzakjes vormen een aanzienlijke financiële impuls voor het regulier basisonderwijs: ruim €10.000 extra per geïndiceerde leerling. Deze uitgaven stegen dan ook met 41% bij een gelijkblijvend aantal kinderen in het gehele primair onderwijs, zo berekent Flip de Kam in de NRC. Het aantal ‘zorgleerlingen’ steeg van 80.000 naar meer dan 100.000.

Ook hier durft niemand het mes in te zetten, zoals minister Deetman in de crisis van de jaren tachtig nog trachtte. De extra inkomsten voor de scholen en het gevoel van ‘erkenning’ bij ouders voor de speciale aandacht in de klas voor hun kind vormen hier waarschijnlijk een onverslaanbare combinatie van behoeften als bij de kinderopvang. 

Hoe taboe dit onderwerp nog steeds is, blijkt eens te meer uit de wijze waarop deze uitgaven worden toebedeeld. De indicatieorganen keuren zo’n 96% van de aanvragen voor bijzondere zorgbudgetten per leerling goed. Een begroting waarbinnen deze Regionale Expertise Centra hun beslissingen moeten ramen, hebben zij niet. Wel hebben ze de wettelijke opdracht ouders optimaal te begeleiden bij het aanvragen van zulke zorgbudgetten, die als rugzakjes de basisscholen extra inkomsten leveren bovenop hun reguliere financiering. Alle drie de relevante partijen bij deze (fiinanciële) afweging hebben dus direct belang bij maximalisering van de kosten, zulks zonder budgetbepaling vooraf.




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK