16 miljoen schooldirecteuren

Nieuws | de redactie
7 juli 2009 | Niet de student of de kenniseconomie, maar het leraarschap staat deze kabinetsperiode centraal. In plaats van lijdzaam te wachten op de volgende politiek gemotiveerde onderwijsvernieuwing, is het de bedoeling dat scholen zelf gaan innoveren.

De lerarenopleidingen hebben met heel andere uitdagingen dan vroeger te maken. Pakweg 50 jaar geleden had het nog status om de kweekschool te doen. Wie onderwijzer werd in een dorp, ging daar tot de notabelen behoren. De kweekschool trok veel ambitieuze mannen uit niet-academische milieus die een behoorlijk niveau meebrachten.

Feminisering

Tegenwoordig is de populatie van de lerarenopleidingen ingrijpend veranderd. Het beroep van basisschoolleraar is gefeminiseerd. Het zijn bijna alleen nog maar juffen die voor de klas staan. Je zou denken dat een overvloed van vrouwen voor de klas niet slechter is dan de overvloed van mannen die we vroeger hadden, maar goed. Toch wordt er wel geklaagd dat juffen met name jongetjes niet altijd goed aanvoelen. De jongens zijn qua niveau en gedrag inmiddels de zorgenkinderen van basisonderwijs, vmbo en hbo geworden. Deze ontwikkeling wordt internationaal genoteerd in de hoog ontwikkelde kennissamenlevingen.

Ook anderszins is de populatie op de lerarenopleidingen veranderd. De lerarenopleidingen krijgen hun instroom niet zozeer van het vwo, maar vooral van havo en mbo. Daar komen zij-instromers bij die andere opleidingen of ervaringen hebben gehad. Ook zouden de motieven van de aankomende leraren meer op het sociale vlak en minder dan vroeger bij kennisoverdracht liggen. Dat laatste sluit wel aan bij de trend in de professie, want het beroep van leraar is nu eenmaal veel socialer geworden. Terwijl de leraar van vroeger zijn verhalen vertelde in een bijna vanzelfsprekende sfeer van orde, is de leraar van nu veel bezig met begeleiding, groepsdynamica en zorgleerlingen in complex-emotionele situaties.

Maatschappelijk klimaat

Over de kwaliteit van de lerarenopleidingen zijn de laatste jaren veel negatieve analyses verschenen. Wat het daarbij niet makkelijker maakt, is dat deze opleidingen onder voortdurende druk staan. Er hoeven maar maatschappelijke problemen met jongeren te zijn, of de scholen wordt gevraagd om voor een oplossing te zorgen, onder meer in de discussie rond integratie. Als dan blijkt dat scholen onvoldoende zijn toegerust om hiermee om te gaan, wordt al gauw naar de lerarenopleidingen gekeken. Overheden gaan onverminderd door sociale problemen ‘over de heg’ te gooien in de scholen: obesitas, aids, loverboys, seksuele identiteit, mediawijsheid etc.

Prioriteiten

Voor de lerarenopleidingen is het aan de ene kant een zegen dat ze maatschappelijk zo in de belangstelling staan. Anderzijds is het een duivels dilemma om wijs om te gaan met de modegevoeligheid van het onderwijsdebat. De cynicus zou zeggen dat je het als lerarenopleiding nooit goed kunt doen. Want iedere paar jaar worden er in het maatschappelijke debat weer andere dingen geroepen die het onderwijs zou verwaarlozen. Is het geen taal en rekenen, dan is het wel integratie of vetzucht. En met een toegenomen assertiviteit van ouders, lijkt het soms wel of we 16 miljoen schooldirecteuren in Nederland hebben. Het zijn net bondscoaches.

De lerarenopleidingen doen wat ze kunnen om de maatschappelijke vraag bij te benen. Uit een recent onderzoek van de onderwijsinspectie blijkt dat de lerarenopleidingen eerder te veel dan te weinig vernieuwen. De sterke aandacht voor innovaties gaat vaak ten koste van andere onderdelen van de opleidingen, zo rapporteerde de inspectie. De crux wordt dan ook hierin verstandige keuzes te maken en balans te blijven vinden.

Ironie

Drie bewindslieden houden zich in Den Haag bezig met onderwijs: Maria van der Hoeven, een vroegere lerares Engels, is vanuit het ministerie van economische zaken coördinerend minister voor de ‘kennispijler’ van het kabinet. Volgens critici van onder meer het Innovatieplatform gaat het met dat kenniseconomische beleid niet erg goed. Wat het kabinet doet, blijft ruimschoots achter bij de Kennisinvesteringsagenda, behalve bij de prioriteiten van het ministerie van Economische Zaken rond R&D.

De ogen van de media zijn doorgaans gericht op Ronald Plasterk, tot voor kort hoogleraar genetica. Maar die heeft naast het onderwijs nog een paar andere klussen te doen, zoals het cultuurbeleid, de sociaal-economische zeshoek van het kabinet, en zich een prominente plek verwerven binnen de PvdA. Tegen bestuurders in het hoger onderwijs heeft hij daarom gezegd: “Beste vrienden, ik heb bredere portefeuilles dan mijn voorgangers, en dus per portefeuille minder tijd. Ik ga niet eindeloos met jullie zitten vergaderen”, zo tekende Vrij Nederland op uit zijn mond. Het onderwijsministerie lijkt hij soms meer als uitvalsbasis dan als werkterrein te beschouwen, ook omdat hij het onderwijs ‘beleidsarm’ wil besturen.

Marja van Bijsterveldt is de enige van de drie onderwijsbewindspersonen die zelf geen leraar is geweest. Ironisch genoeg lijkt ze veel enthousiaster om met onderwijsmensen aan de slag te gaan dan haar senior-collega’s. Ze is coördinerend bewindspersoon voor het leraarschap. En laat dat nu het enige beleidsthema zijn in het onderwijs waar over de volle breedte veel gebeurt. “We hebben geen tijd te verliezen bij het tekort aan goede docenten, dat weet iedereen”, zo zei ze tegen ScienceGuide.

Innovatie in de school


Hogescholen en universiteiten proberen op verschillende manieren de opleidingen tot leraar te vernieuwen. Zo gaat de master Leren en Innoveren in september op verschillende plekken in het land van start. De opleiding wordt onder meer aangeboden door de hogescholen Rotterdam, Utrecht en Fontys en door Hogeschool Stenden. De opleiding Leren en Innoveren (60 studiepunten) is bedoeld voor leraren van basisonderwijs tot hoger beroepsonderwijs die al een paar jaar gewerkt hebben. Deze veelal jonge leraren met enige jaren ervaring hebben al geleerd hoe je op grond van het curriculum boeiende lessen kunt verzorgen. Tijdens de Master Leren en Innoveren leren ze hoe je ook zelf lessen kunt ontwerpen, hoe je kunt bijdragen aan het curriculum.

Ook zijn er dit jaar op diverse plekken in het land Academische Pabo’s van start gegaan. In Arnhem/Nijmegen wordt er op dit moment een voorbereid, een samenwerkingsverband van de HAN en de Radboud Universiteit. De Hogeschool Rotterdam heeft besloten niet mee te werken aan welke Academische Pabo dan ook. Collegelid Gerard van Drielen: “Wij denken niet dat een Academische Pabo in de Rotterdamse situatie echt helpt om het lerarentekort op te lossen. Het zou maar om kleine studentenaantallen gaan. We kunnen ons er beter op richten de studenten op onze eigen pabo beter te begeleiden en vast te houden”. Dat laatste gebeurt onder meer met de taal- en rekentoets, bedoeld om de toekomstige basisschoolleraren op een hoger niveau te brengen.

De leraar als kenniswerker

Bij de vernieuwing van het onderwijs weet Van Bijsterveldt taboes handig te omzeilen. Beter Onderwijs Nederland (BON) en haar politieke volgelingen in de commissie-Dijsselbloem hebben grootschalige vernieuwingen voorlopig verboden. Van Bijsterveldt vindt echter dat er wel wat moet veranderen. De sleutel ligt volgens haar bij de leraren. Hun enthousiasme, betrokkenheid en deskundigheid is voor studenten van levensbelang.

Politici en lerarenopleiders troosten zich moeite om het docentencorps diverser te maken. De alleswetende eenpitter is niet langer het ideaal; de hoop is dat een team van docenten met verschillende achtergronden, leeftijden en deskundigheden flexibeler kan omgaan met diversiteit in de studentenpopulatie en adequater kan reageren op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen.

Sinds de eerste jaren van het derde millennium zijn veel hogescholen bezig kenniscentra te worden. De volgende stap daarbij is dat docenten beseffen dat ze niet automatisch kenniswerkers zijn en er het belang van gaan inzien dat te worden. Docenten kunnen niet langer teren op de opleiding die ze ooit volgden; ze zullen hun vakgebied moeten bijhouden en in hun lessen ook op actuele maatschappelijke ontwikkelingen moeten ingaan.

In de maatschappelijke discussie over de kenniseconomie worden kenniswerkers in allerlei sectoren geïdentificeerd: de nieuwe kenniswerker, dat is een creatieveling, of een bèta, of een kosmopoliet. De leraar wordt vrijwel nooit genoemd als voorbeeld van een kenniswerker. Maar wat is een leraar anders dan een kenniswerker? Als leraren zichzelf herpositioneren tot de rolmodellen onder de kenniswerkers, zal dat hun vak niet alleen leuker maar ook invloedrijker en gezaghebbender maken. De sleutel voor de herpositionering van de leraar ligt bij de leraar.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK