Een dodelijke verschraling

Nieuws | de redactie
3 mei 2010 | Michel Schöpping (Filmacademie Amsterdam) noemt de nieuwe HO-bekostiging “een dodelijke verschraling van het onderwijs, wat de commissie-Veerman ook mag beweren over het bevorderen van 'excellente' opleidingen”. Hij roept politieke partijen op hun eigen programs voor 9 juni serieus te nemen: “Met deze wet is een stevige, onzichtbare bezuiniging al gewaarborgd.”

Onlangs werd ik door een collega gewezen op de wet waarin denieuwe financiering van het hoger onderwijs is vastgelegd en diedoor de Tweede Kamer is goedgekeurd. Daarin staan onder meer deeffecten beschreven van ‘verbruikte’ studieduur op de financiëlebijdrage van de overheid aan onderwijsinstellingen. Met groeiendeverbazing verdiepte ik me in de consequenties van de wet.

Uiteindelijk ben ik geschokt -en boos- vanwege de te verwachteneffecten op de organisatie en kwaliteit van het onderwijs en vooralde te verwachten ‘onzichtbaarheid’ van die consequenties. Het meestgeschokt ben ik wellicht door de weinig alerte houding vanKamerleden en vooral de lijdzame opstelling van raden van bestuuren directies van de getroffen onderwijsinstellingen.

Geen middelmatigheid

Ik ben werkzaam als geluidsontwerper, componist en mixervoor film, voornamelijk in het internationale veld. Dat heeft vooreen belangrijk deel te maken met de enorme verschraling, het gebrekaan visie en de verpletterende ‘kijkcijfergerichtheid’ binnen hetNederlandse filmklimaat.

Daarmee heeft de Nederlandse film zich krachtig omlaag gewerkt vaneen leidende positie op het gebied van de zogenaamde ‘creatievedocumentaire’ (Haanstra, Ivens, van der Keuken, van der Horst envele anderen), naar een middelmatige positie op het gebied van dezogenaamde ‘publieksfilm’.

Daarnaast ben ik sinds een jaar of drie werkzaam als docent op deNederlandse Film Academie (NFTA) in Amsterdam. Voorheen opereerdeook de NFTA in het krachtige gebied van middelmatigheid, maar sindseen aantal jaren heeft de academie zich enorm ontwikkeld. Inmiddelsbeschouw ik de NFTA als één van de beste filmopleidingen in Europa.Met een sterke visie is er een leer- en ontwikkel-omgevinggecreëerd waarin ik mij thuis voel.

Het curriculum, nu al van hoog niveau, ontwikkelt en verbetert zichvoortdurend en blijft daarmee de vreemdsoortige’excellentie’-discussie ver voor. Studenten worden bij ons geenkunstenaar, maar leren een vak, een ambacht, dat hen hopelijk inhun latere leven helpt zich als kunstenaar te ontwikkelen, maar hentenminste voorbereid om later als professioneel vakman op hoogniveau in hun werkveld te opereren. In die studenten en hunopleiding ligt mijn motivatie en ambitie als docent. En nergensanders!

Voor een goed begrip van het vervolg van het betoog: er is geenenkele financiële reden voor mijn docentschap. In mijn aanstellingvan drie dagen per week die mij gemiddeld 4,5 dagen kost, verdienik per maand evenveel als in 5 dagen regulier werk. En om datregulier werk zit ik bepaald niet verlegen. 

Vervelende constructie

Alle implicaties van de door (oud-)minister Plasterkingevoerde wet kan ik niet overzien. Ik ben tenslotte geenpoliticus of jurist. Ik zal uitleggen wat ik denk tebegrijpen.

Alle studenten krijgen in principe 4 jaar studiefinanciering voorhoger onderwijs. Dat was al zo. Anders dan voorheen krijgen deinstellingen voor hoger onderwijs ook maar 4 jaar financiering doorde overheid per student. Dat betekent dat studenten na een eerste,afgebroken studie, alleen nog de resterende financiering voor denieuw gekozen onderwijsinstelling meekrijgen.

De financiering van de overige jaren zal door die instelling moetenworden opgebracht. Dat betekent dat deze kosten direct op hetonderwijsbudget drukken, en dus ten koste gaan van het onderwijsaan alle studenten. Studenten aan een lerarenopleiding zijn vandeze regeling uitgesloten. Voor studenten met een afgerondeopleiding met diploma geldt de regel weer wel, met dien verstandedat de opleiding de student kan vragen zijn opleiding zelf tebekostigen. Daarmee maken we een onherstelbare sprong terug in detijd: opleidingen volg je niet vanwege vermeend talent enmotivatie, maar op basis van beschikbare (ouderlijke)middelen.

Die constructie is vervelend voor alle opleidingen in het hogeronderwijs, maar extra wrang voor de NFTA en anderekunstopleidingen. De NFTA heeft, net als een aantal anderekunstopleidingen, een voorkeur voor studenten met iets meer’levenservaring’; oudere studenten dus. Het is nietonwaarschijnlijk dat die studenten (deels) een andere opleidinghebben gevolgd. Levenservaring opdoen door een paar jaar op eenstoel te zitten wachten tot aanmelding op de gewenste opleidingmogelijk is lijkt namelijk niet zo zinvol. In de huidige praktijkzou ongeveer 38% van onze studenten al een deel van zijn/haarfinanciering hebben opgesoupeerd.

Verborgen effecten

Laten we inschatten dat deze studenten gemiddeld twee jaarhoger onderwijs hebben gevolgd. Dat betekent voor de nieuweopleiding in totaal een bezuiniging van ca. 19%. Een extra diplomatoelage mag daarmee nooit verdisconteerd worden. Een dergelijkeaderlating kan geen enkele organisatie van hoger onderwijs zichpermitteren zonder nadrukkelijk in te leveren op kwaliteit.Bovendien betalen op die manier alle gefinancierde studenten meeaan de tekorten in kwaliteit van onderwijs.

Dat is mooi vanuit een diepgewortelde solidariteitsgedachte, maardiep treurig vanuit de zo gepropageerde ideeën over ‘excellenteopleidingen’. Omdat de meeste kunstopleidingen mogen selecteren’aan de poort’, lijkt er geen andere keus te zijn dan studenten afte wijzen op basis van ‘verbruikte’ financiering. Dat kannatuurlijk nooit gezegd worden. Deze studenten zullen formeelafgewezen worden op basis van ‘te weinig potentie’. De effecten vande wet zullen dus noodgedwongen ‘verborgen’ blijven.

In de huidige discussies over het (hoger) onderwijs lijkt de nadruksteeds meer op zogenaamde excellentie te komen liggen.Wetenschappelijk onderzoek richt zich niet meer op het rijke zoeken-wat historisch de meeste baanbrekende vondsten heeft opgeleverd-maar is meer en meer gericht op het doelgerichte en efficiëntevinden. Een historische misvatting.

Ook in het hoger beroepsonderwijs is een dergelijke ontwikkelingzichtbaar. Het onderwijs zou zich meer moeten richten op deexcellente top. Daarbij wordt de basis waarop die top moet rustenal te gemakkelijk vergeten.

Investeren in de toekomst

We realiseren ons te weinig dat onder de zichtbare top vande ijsberg een brede basis onzichtbaar haar werk doet: de topzichtbaar maken. Wanneer we de berg consequent verwaarlozen zal ookde top binnen afzienbare tijd onder water en uit het zichtverdwijnen. Met de huidige wet richten we ons ook niet meer op degetalenteerde en de gemotiveerde top, maar meer en meer op desociaal economische top. We worden daarbij door onze drang naarverbetering van kwaliteit gedwongen circa 38% van onze potentiëlekandidaten af te wijzen om financiële redenen. En dat gaat danonherroepelijk van (38% van de) kwaliteit. Een ministeriële ‘selffulfilling prophesy’. Een verbluffende, door de politiek gecreëerdecatch-22.

Een samenleving die niet bereid is te investeren in haar toekomstverliest haar toekomst. De vraag die we ons moeten stellen is of desamenleving dan per definitie ook zou moeten opdraaien voor allekosten van die toekomst. Het antwoord op die vraag hangt sterk afvan persoonlijke smaak en overtuiging. Het zou te verdedigen zijnom van jongeren tenminste een bijdrage te vragen aan dieinvestering. Dan moet die gelegenheid wel geboden worden.

Wanneer de betreffende wet vergezeld zou gaan van een stevigeondersteuning in de vorm van een beurs- dan wel leningstelselwaarin de beperkingen van vier jaar studie overstegen worden zouhet er heel anders uitzien. Dan is de inzet niet langer dekwaliteit van onderwijs, de gelijke kansen, maar een politiekediscussie over de verdeling van de daaraan verbonden kosten. Ikgeloof meer in een samenleving die zelf en collectief in haar eigentoekomst investeert, maar een dergelijke constructie zou tenminsteeen open en eerlijke discussie mogelijk maken.

Nog niet verloren

Deze hele kwestie is des te wranger met het oog op deonderwijsparagrafen van de verschillende verkiezingsprogramma’s.Bijna zonder uitzondering roepen partijen om het hardst dat er inieder geval ‘niet op onderwijs’ bezuinigd mag worden. Dat hoeft ookniet meer: met deze wet is een stevige, onzichtbare bezuiniging algewaarborgd. En een dodelijke verschraling van het onderwijs, watde commissie-Veerman ook mag beweren over het bevorderen van’excellente’ opleidingen.

Er is nog niets verloren. De verkiezingen staan voor de deur en(potentiële) Kamerleden hebben nog ruim de tijd hun visie in dezekwestie te laten zien en horen. Ik zal in ieder geval mijn uiterstebest doen deze kwestie over het voetlicht te brengen. Voor mijpersoonlijk is het hoe dan ook inzet van de komende Tweede Kamerverkiezingen.

En meer dan dat. De eerste student die vanwege ‘verbruikte’studieduur wordt afgewezen betekent onherroepelijk het einde vanmijn docentschap. Dat kan ook niet anders. Mijn kwaliteiten zijnabsoluut ontoereikend om aan de nieuwe eisen die er blijkbaar aande moderne excellentie worden gesteld te kunnen voldoen.

Michel Schöpping


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK