Jo Ritzen, Europa en Hoger Onderwijs

Nieuws | de redactie
26 november 2010 | Europa moet veel meer met HO bezig zijn en de nationale benchmarks moeten vooral Europees zijn. Rond het nieuwe boek van Jo Ritzen hierover hielden TU/e en Nuffic een seminar. Een van de sprekers was Joeri van den Steenhoven, oud-student-opponent van Ritzen en nu voorzitter van Kennisland. "Wat me blijft verbazen, is dat dit debat nog steeds wordt gevoerd in termen van ‘we gaan een kenniseconomie worden’. Maar de kenniseconomie is er allang. We leven er middenin."

Dank voor deze gelegenheid om hier te spreken en te reageren opde oproep van Jo Ritzen voor meer Europa in het hoger onderwijs.Een oproep waar ik het hartgrondig mee eens ben. En dat ik het eensben met Jo Ritzen is wel eens anders geweest. Want we kennen elkaaral lang. Midden jaren negentig was hij Minister van OCW en ik alsjong broekie vice-voorzitter van de LandelijkeStudentenVakbond.

Overigens was onze gastheer vandaag, Sander van den Eijnden,toen een jonge maar snel opkomende ambtenaar op het department diesamen met toenmalig collega Ron Bormans alle lastige klussen binnenhet hoger onderwijs mocht oplossen. Dat was destijds een vermaardduo, ik zal u hun bijnamen besparen. [Exclusief voor deScienceGuide-lezers: ‘Knabbel en Babbel’. redScienceGuide]

Ik mag toen regelmatig met Minister Ritzen de degens hebbengekruist. Maar met Jo viel soms ook goed te onderhandelen en op éénthema hadden we dezelfde overtuiging: de noodzaak om de kwaliteitvan het hoger onderwijs te verhogen. Die ambitie zie ik nu weerterug in zijn oproep van vandaag. Ik vind het daarom goed Jo weerte zien en een eer om, inmiddels als voorzitter van Kennisland, opzijn oproep te reageren.

Ik ben gevraagd in te gaan op de Europese dimensie van onderzoeken innovatie. En wat dit betekent voor Nederlandse universiteitenen hogescholen. Ik zie daarin drie uitdagingen waarop ik wilingaan. Ten eerste, Europa als een open markt voor onderzoek eninnovatie. Ten tweede, de balans tussen fundamenteel onderzoek enondernemerschap. Ten derde, de grote maatschappelijke uitdagingenvan de toekomst. 

Maar voordat ik deze uitdagingen verder bespreek, wil ik eerstkort kijken waarom de Europese dimensie van belang is. 

Al jaren praten we in Europa over de kenniseconomie. Dat begonmet de Lissabon Agenda en hier in Nederland enkele jaren later methet Innovatieplatform. Wat me daarbij blijft verbazen, is dat ditdebat nog steeds wordt gevoerd in termen van ‘we gaan eenkenniseconomie worden’. Maar de kenniseconomie is er allang. Weleven er middenin. Het grootste deel van de Nederlandse economiebestaat uit kennisintensieve dienstverlening. Voor iedereen geldtdat je opleiding niet alleen de belangrijkste succesfactor is op dearbeidsmarkt, maar ook bepaalt hoeveel je verdient en hoe lang jegezond leeft. En door globalisering wordt de concurrentiepositievan bedrijven en zelfs landen steeds meer bepaald door huninnovatiekracht.

De kenniseconomie is dus geen keuze, maar een realiteit. Deenige keuze die we als land hebben is hoe goed we willen zijn alskennisland. Dat stelt eisen aan het hoger onderwijs. Van hen wordtniet alleen gevraagd aan zoveel mogelijk mensen de kans te biedenhun talent te ontwikkelen, maar ook bij te dragen aan deinnovatiekracht van bedrijven. En Europa is daarbij het minimalespeelveld. Want door diezelfde globalisering zoekt talentinternationaal de beste plekken om zich te ontwikkelen en bedrijvenzoeken dat talent weer op.

Niet alleen de omgeving van het hoger onderwijs verandert in raptempo.  Datzelfde geldt voor het hoger onderwijs zelf. In zijnrecenteboek The Great Brain Race, how universities are reshapingthe world beschrijft Ben Wildavsky de effecten vanglobalisering op het hoger onderwijs, en vice versa. Hij ziet eenmondiale wedloop om wetenschappelijke talent.  Met de opkomstvan de kenniseconomie wordt wereldwijd ingezet op hoger onderwijs.Het idee is dat een universiteit van wereldklasse noodzakelijk isom in deze nieuwe tijd mee te draaien in de top. Dus zijnAmerikaanse universiteiten als NYU en Yale druk bezig in hetMidden-Oosten dependances op te zetten. Met middelen waarNederlandse univerisiteiten alleen maar van kunnen dromen. Deoliesjeiks proberen zich op deze manier een plek in dekenniseconomie te kopen.  De vraag is of dat gaat lukken. Eengoed kennisklimaat is meer dan een dure campus. Maar indrukwekkendis het wel. 

Tegelijk zijn universiteiten in China en India hard bezig zichte ontwikkelen tot wereldspelers op het vlak van onderzoek eninnovatie. Ook daar worden miljarden geïnvesteerd en de groei isfenomenaal.  Kende China in 1998 nog  ruim 3 miljoenacademische studenten, in 2008 was dit aantal al op 21 miljoen.Evenveel als in Europa.  En waar dit aantal hier stagneert,zal het daar de komende jaren doorgroeien. Daarnaast staan China enIndia inmiddels op plek 1 en 2 waar het gaat om aantrekken vannieuwe R&D-investeringen. Ruim 40% van de mondialeR&D-investeringen wordt vandaag de dag in Azië gepleegd, tegen24% in Europa. Kortom, zoals wij onlangs in onze KenniseconomieMonitor 2010 lieten zien: van het idee van een kenniseconomiewaarin wij in het westen het denkwerk doen en de rest van de wereldhet doewerk, moeten we snel afscheid nemen.

Tegen zoveel investeringsgeweld is het lastig concurreren. Hetis ondenkbaar dat we dat als Nederland op ons zelf kunnen doen. Datlukt alleen als we Europees gaan denken. En niet alleen denken enpraten, maar nu eindelijk eens volwaardig gaan handelen. En daarzie ik drie uitdagingen voor:

Ten eerste, het creëren van een open markt voor onderzoek eninnovatie. Niet voor niets benoemde de Europese Commissie eenaantal jaren gelden kennis als de vijfde vrijheid van deUnie.  Voor een welvarende toekomst is het van essentieelbelang dat kennis vrij kan stromen binnen de Europese Unie. Maartegelijk dat we op Europees niveau zorgen voor een excellentepositie. Natuurlijk zijn de afgelopen jaren hiervoor stappen gezet.Ik denk aan de European Research Council, Europees Insititute ofTechnology en de zgn. KIC’s. Bovendien zullen extra investeringenin onderzoek en innovatie, zoals die in de rest van de wereld ookworden gepleegd, de komende jaren vooral uit Brussel komen. Watzijn hiervan de effecten voor Nederlandse kennisinstellingen?

De belangrijkste uitdaging wordt hoe Nederlandsekennisinstellingen zich gaan profileren op dat Europese speelveldvoor onderzoek en innovatie. Dat betekent keuzes maken waar je alsinstelling echt goed in wilt en kunt zijn. In dat licht kwam hetrapport Veerman op het juiste moment. Nederlandse onderzoekers eninstellingen zijn natuurlijk helemaal niet slecht. Integendeel.Maar we hebben in dit land toch vaak last van verdelenderechtvaardigheid. Iedereen krijgt een beetje en wij zijn allemaalgelijk. De vraag is of dat excellentie en een scherp profielbevordert. En in Europa, zo voorspel ik, zal steeds vaker hetwinner takes all-principe gaan gelden. De besten krijgenhet geld. Dus moeten Nederlandse instellingen bepalen op welketerreinen ze de besten willen zijn. En dat zal niet iedereenkunnen.

Een tweede uitdaging is de balans tussen fundamenteel onderzoeken ondernemerschap. Het eerste hebben we nodig om op de langetermijn vernieuwend te blijven. Dit is diep verankerd in het ideevan de Europese universiteit.  Het gaat terug op hetHumboldtiaanse ideaal van ultieme vrijheid voor de wetenschapper omzelf te bepalen waar hij onderzoek naar pleegt en waarover hijdoceert. Dat is en blijft een belangrijke waarde, juist van deEuropese universiteit. Dat zullen ze in het Midden-Oosten en Aziëniet makkelijk kunnen kopieren.

Maar tegelijk verhoudt zich dit idee soms lastig met de notievan ondernemerschap. Met de economische behoefte aan nieuwe ideeën,nieuwe kennis en nieuwe toepassingen die zo centraal staat in dekenniseconomie. Willen we innovatie bevorderen, dan is het doen vanexcellent onderzoek en onderwijs niet genoeg. Dan moeten we kijkennaar ondernemerschap, naar hoe nieuwe kennis tot nieuwetoepassingen in de markt leidt. Daarin zijn Europese universiteitentraditioneel zwak.

De uitdaging is nu niet om in het vervolg alles opondernemerschap in te zetten, met bedrijfsverzamelgebouwen,startups, octrooiportfoliomanagement en zo meer. Juist Europeseuniversiteiten moeten hun Humboltiaanse kracht blijven zien. Deechte uitdaging is de goede balans tussen deze twee te vinden. Endaarbij heel goed te bepalen welke rol een kennisinstelling daarinheeft.  Hoe precies kan van geval tot geval verschillen. Daarmogen we best meer met elkaar het debat over aangaan.

De laatste en derde uitdaging die ik hier wil neerleggen is derol die universiteiten en hogescholen spelen bij het vinden vanantwoorden op de grote maatschappelijke uitdagingen van detoekomst. Ik denk aan de klimaatcrisis, de vergrijzing,energiezekerheid en voedselveiligheid. Zonder antwoorden daaropzullen maatschappelijke tegenstellingen de komende jaren gaanverscherpen. Ik vind dat universiteiten en hogescholen bij uitstekhierin het voortouw moeten nemen. En deze uitdagingen zijngigantisch, dat weten we allemaal.

Ook dat kunnen we alleen Europees oplossen. Het is nietverrassend dat Máire Geoghegan-Quinn, de EU-commisaris voorOnderzoek en Innovatie, deze maatschappelijke uitdagingen centraalstelt in haar beleid. Dat alleen al is reden genoeg voorNederlandse instellingen om te gaan bedenken hoe ze zich hiertoeverhouden.

Dit zou er ook aan kunnen bijdragen dat we onze blik weer op detoekomst richten. Europa bevindt zich momenteel in een diepecrisis, economisch, financieel en sociaal. Dat heeft tot gevolg datvelen zich nu vooral richten op de waan van de dag. Vandaag moetenwe Ierland redden en morgen Portugal of Spanje. Ondertussen rakende lange termijn uitdagingen uit het zicht. Wie heeft er deafgelopen maanden nog iets vernomen van de Europe 2020 strategie?Juist universiteiten en hogescholen moeten zorgen dat dit nietgebeurt. En dat we met elkaar werken aan een prachtig en welvarendEuropa voor toekomstige generaties. Dat is ook in het belang vanNederland als kennisland.

Het boek van Ritzen vindt u hier
De recensie van prof Detlev Müller-Böling (oprichter CHE) leestu hier.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK