Hogeschool en universiteit alert houden, juist na Veerman

Zoals ScienceGuide al kon
Twee soorten profilering tegelijk
De
Hoe lukt het ervoor te zorgen dat die twee processen vanprofilering elkaar aanwakkeren in plaats van afremmen? Dat vergteen integrale aansturing door “een onafhankelijk regisseur”. En diemoet meer doen dan de coulissen bewaken voor de acteurs. Deze clubmoet tevens de voorzitter leveren voor twee internationaleexpertgroepen die zowel de sectorprofielen als die van deinstellingen moeten gaan beoordelen. Vandaar dat de drietopadviseurs hier zijdelings verwijzen naar de figuur van eenregeringscommissaris, een suggestie die al eerder
De drie zetten in hun uitwerking veel punten op de i. En datterwijl zij waar mogelijk willen aansluiten op goede processen enprojecten die reeds nu succesvol in gang zijn. Zij geven daar welsteeds de boodschap over : dit is prima, “maar niet systematischgenoeg.” Wat nu – nog – hapsnap gebeurt, zoals de aanpak vanprofilering via serieuze sectorplannen, moet een stevig patroonworden. En dat ook nog op korte termijn in plaats van uitgesmeerdover vele jaren.
Stevige, gebenchmarkte sectorplannen
Dat kan best slagen, overigens. Want de drie onderstrepen dat alveel uitstekende sectorplannen zijn opgesteld. Maar hen realiserenin de harde HO-praktijk leert “dat dit geen eenvoudig proces is,waarbij een regisseur onontbeerlijk is.” Dus formuleren zij eenreeks precieze eisen aan wat een goed, effectief sectorplan is. Datkan nog in 2011 leiden tot een compleet plan van aanpak van allecruciale HO-sectoren. En dat kan bovendien inclusief denoodzakelijke blik op de doelmatigheid van het HO-aanbod,benadrukken zij.
De instellingen zullen tegelijk voor het geheel van hun aanboden ambities een eigen instellingsplan moeten opstellen. Daarinmoeten zijn de eigen voorstellen voor profilering op tafel leggenbij “de regisseur” en de twee profielcommissies met(inter)nationale experts. In die plannen moet een duidelijkonderscheid in ambitie, aanpak en profilering tussen bachelor enmaster fase zichtbaar worden gemaakt. De onderwijstaak vanuniversiteit en hogeschool is cruciaal en doceren in de propedeuseis eerder een eretaak dan corvee. Mensen “die dat goed doen, zijngoud waard voor talentontwikkeling.” In het WO dus ook hooglerarenmet die roeping en dat talent en in het HBO nadrukkelijk ook delectoren.
De integrale aansturing door de regisseur en de tweeprofielcommissies moet volgens de drie sterk gezien worden in deinternationale context van het hoger onderwijs van nu en detoekomst. Dat vereist een bijzonder accent op de rol van deNederlandse HO-sector in de Europese Research Area en HigherEducation Area. Bovendien kan een operatie als deze geen eenmaligkunstje zijn dat een ieder moet doen om aan wat extra geld tekomen. De drie raden aan “een cyclische aanpak” te kiezen, zodatregelmatig ingespeeld kan worden op nieuwe wetenschappelijke,economische en maatschappelijke ontwikkelingen.
En het geld?
Zoals verwacht maken de drie korte metten met concepties alskwaliteitsbekostiging of -voor het WO- capaciteitsbekostiging. Datdit laatste het HBO de facto het afvoerputje van de universiteitenzou maken, hebben zij duidelijk scherp in de gaten gekregen. En zezagen ook, dat dit het WO ertoe zou verleiden op de academischelauweren te gaan rusten en daar voelen zij weinig voor. “Een zekeremate van dynamiek” is goed om de universiteiten “alert te houden,”melden zij licht ironisch.
Deze dynamiek zou nog een extra impuls kunnen krijgen als hetHO-budget een afgezonderd deel zou omvatten, dat geïnvesteerd wordtin de best ontwikkelde profielen. En wil via een opzet met eencompetitiekarakter. Dit profiel-gebonden deel zou eerst zo’n 3 tot5% moeten omvatten van het HO-budget en in enkele flinke stappenmoeten groeien naar zo’n tot 10 tot 15%. Ook hier weer “om debenodigde dynamiek op gang te brengen.”
Inbreken in de WHW
De drie adviseurs gaan in hun stuk uit van de denklijn: dekwaliteit gaat voor de regeltjes. Zij melden daarom op welke puntenOCW tot bijstelling van de WHW moet komen om profilering enverscheidenheid sneller en beter mogelijk te maken. “Hetinhoudelijk doel moet leidend zijn, de bestuurlijke vormgevingvolgend”, zeggen zij scherp.
Met enige nadruk wijzen zij op de mogelijkheid vanHO-instellingen om in nieuwe verbanden – ook in de vorm vanschaalverkleining – nieuwe profielen en kwaliteiten inhoud tegeven. Als dat ‘niet mag van de WHW’, dan moet OCW die maaraanpassen, stellen zij. Het zou voor mooie initiatieven als dierond de Thomas More Pabo een uitkomst zijn.
