Bussemaker wil visie en moreel kompas

Nieuws | de redactie
22 april 2013 | Het tijdperk ‘van groeien om te groeien’ is wat betreft Minister Bussemaker definitief voorbij. De minister wil een “expliciete visie” van onderwijsbestuurders op goed onderwijs en hun rol in de regio. Dit schrijft ze in een brief aan de Kamer.

Minister Bussemaker en Staatssecretaris Dekker schreven de brief “versterking bestuurskracht onderwijs” om onderwijs instellingen de komende jaren bestuurlijk te versterken. De komende maanden willen de bewindslieden afspraken maken met het onderwijsveld over de invoering van de bestuurlijke agenda om zo ruimte te laten voor maatwerk per onderwijssector. 

Een van de belangrijkste punten van deze zogenaamde governancebrief is het interne toezicht op instellingen, een thema waarvan het duidelijk werd dat extra regelgeving nodig was na ‘het incident’ op Amarantis. “Leerlingen en studenten verdienen goed onderwijs. Goed onderwijs vereist goed bestuur. Daarnaast?is goed bestuur vereist om demografische krimp en de gevolgen van de economische crisis het hoofd te kunnen bieden. Incidenten hebben echter het vertrouwen in en de legitimiteit van het huidige besturingsmodel onder druk gezet.”

 “Het regeerakkoord vraagt aandacht voor een betere borging van het publiek belang in (semi)publieke sectoren. Het kabinet kijkt daarom sector-overstijgend naar lessen voor bestuur, financieel beheer, verantwoording en toezicht in semipublieke sectoren.” In de brief van OCW komen enkele belangrijke punten terug uit het rapport van de Onderwijsraad, ‘Publieke belangen dienen, naar bestuurlijk evenwicht tussen overheid en onderwijsinstellingen’.

Varen op moreel kompas

Het onderwijsstelsel moet versterkt worden doorval de corrigerende mechanismen in het onderwijs en binnen instellingen te verbeteren. Daarvoor zijn zowel een goed werkend governancesysteem nodig als een moreel kompas. “Het gaat niet alleen om het naleven van de letter van de wet of code, maar vooral ook om het handelen in de geest daarvan en met oog voor het publieke belang. Dat vergt blijvende aandacht voor goed bestuur en een continu debat dat niet alleen gaat over normen maar ook over onderliggende publieke waarden.” 

De brief van OCW bevat enkele aanbevelingen voor individuele onderwijsbestuurders. “De basishouding van een bestuurder in een publieke onderwijsinstelling moet gericht zijn op soberheid en betrokkenheid bij het onderwijs. Bestuurders moeten leiding kunnen geven aan het gesprek over goed onderwijs. Zij hebben een voorbeeldfunctie en varen op een moreel kompas. Ze zijn open en geven betrokken partijen de kans om een tegengeluid te laten horen en om invloed uit te oefenen op de richting van het onderwijs.” Deze basishouding sluit aan bij de wensen van het onderwijsveld, de MBO-raad heeft zelfs het naleven van de governancecode als verplicht gesteld.

Grotere rol medezeggenschap

De minister wil ook de corrigerende mechanismen binnen onderwijsinstellingen versterken, een belangrijke rol is hier weggelegd voor de medezeggenschap. Ook het MBO moet op termijn een versterkte medezeggenschap krijgen waarin ook studenten plaats nemen.

“De professionaliteit van medezeggenschapsorganen moet verder versterkt worden om scherper tegenspraak te kunnen leveren aan bestuurders. Op dit moment is er al veel informatie, advies en scholing beschikbaar, maar het aanbod is vaak gefragmenteerd. Daar is een verbeterslag mogelijk.” Ook krijgt de medezeggenschap de mogelijkheid om zich te wenden tot anderen “als ze geen gehoor vinden bij het bestuur.”

Minister Bussemaker is ook kritisch op ‘de old boys’, die in het onderwijs nog teveel de bestuurs- en toezichtbanen verdelen. De positie van interne toezichthouders moet versterkt worden. “Het is van belang dat er voldoende binding bestaat tussen werkvloer en toezichthouder. De uitbreiding van rechten van de medezeggenschap om advies uit te brengen bij benoemingen en ontslag van bestuurders (aan de interne toezichthouder) en om te overleggen met de interne toezichthouder, zoals we hierboven hebben aangekondigd, zijn hierbij behulpzaam.”

Instellingen worden de komende jaren ook strenger in de gaten gehouden om financieel wanbeleid, zoals bij Amarantis, te voorkomen. Behalve betere monitoring van het financiële beleid van een instelling moet een instelling als ultieme stap ook failliet kunnen gaan. “De minister is verantwoordelijk voor het stelsel en niet verantwoordelijk voor de instandhouding van een instelling. Een individuele onderwijsinstelling kan dus ook failliet gaan.”

Niet grootte, maar complexiteit telt

Minister Bussemaker wil instellingen ertoe aanzetten om te streven naar voortdurende verbetering. Dat is een duidelijke breuk met afgelopen jaren waar instellingen elkaar vooral beconcurreerden op studentenaantallen om zo groot mogelijk te groeien. “Het uitgangspunt is het benutten van autonomie voor het ontwikkelen van een duidelijke eigen identiteit en visie. In het hoger onderwijs zijn prestatieafspraken gemaakt met als doel meer profilering en differentiatie van onderwijs en onderzoek. Meer verscheidenheid, ten gunste van de kwaliteit.”

De minister is niet tegen grote scholen, het gaat om de geboden kwaliteit. “Niet sec een grote bestuurlijke schaal is een probleem, maar grote schaal gecombineerd met een grote complexiteit kan dat wel worden. Uiteenlopende factoren spelen daarin een rol zoals de diversiteit van het onderwijsaanbod, de heterogeniteit van de leerlingenpopulatie, de specifieke behoeften van de omgeving en een grote regionale spreiding. Zo’n grote complexiteit brengt risico’s met zich mee en vergt extra bestuurskracht en alertheid op de zichtbaarheid en aanspreekbaarheid van bestuur en schoolleiding. Bovendien is er in alle gevallen aandacht nodig voor de menselijke maat in de organisatie.”

Tijdperk van groeien om te groeien is voorbij

Het tijdperk van groeien om te groeien is wat betreft minister Bussemaker definitief voorbij. Onderwijsbestuurders moeten een “meer expliciete visie gaan ontwikkelen” op hun organisatie, en hoe “hoe die past in goed onderwijs en de ontwikkeling in de regio”. Tegelijkertijd moet de menselijke maat gewaarborgd blijven binnen instellingen. Om het veld hierin tegemoet te komen gaat OCW “in overleg met de sectorraden op basis van good practices uitgangspunten voor ‘menselijke maat’ ontwikkelen. 

De minister houdt het samenwerken tussen besturen mogelijk, en bij kleine scholen zelfs wenselijk, als het “daadwerkelijk schaalvoordelen oplevert”. “Voordat wordt overgegaan tot fusie moeten de alternatieven, waaronder andere vormen van samenwerking, goed zijn onderzocht. Bovendien moeten de risico’s van fusie voldoende worden onderkend en ondervangen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK