Senaat fileert OCW-experiment

De senatoren hebben een reeks vragen waaruit blijkt dat zij zowel het experimentele karakter van de opzet niet echt willen ‘geloven’, als de financiële en sociale effecten op de academische organisatie en gemeenschap buitengewoon zorgelijk achten. “Vindt de regering het gewettigd dat een instelling twee promovendi heeft voor vergelijkbare projecten, daarvoor dezelfde promotievergoeding ontvangt, en de ene promovendus een tijdelijk contract als werknemer biedt met alle zekerheden die daarbij horen en de andere promovendus een verbintenis als promotiestudent waarbij al die zekerheden ontbreken? Vindt de regering het gewettigd dat promotiestudenten gemiddeld pas op of na hun 26e sociale zekerheid kunnen gaan opbouwen?”
Met een concreet voorbeeld uit de RUG in de hand vraagt de Senaat aan minister Bussemaker of zij meer tegenkomt, dat universiteiten “op dergelijke wijze de grenzen van het werknemer-promovendus-model opzoeken?” Tegelijkertijd valt het de senatoren op dat promovendi in ons land soms door buitenlandse overheden (mede)gefinancierd worden. “Ontvangen de universiteiten hiervoor ook een promotiepremie?” vragen zij spits aan de bekostigende Nederlandse overheid.
U leest de brief van de Eerste Kamer hier.
