Een pleidooi voor cultuurverandering

Wat zijn de achterliggende oorzaken van de achterblijvende emancipatie in het hoger onderwijs?

Verslag | door Sicco de Knecht
14 december 2017 | Dinsdag publiceerde het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) hun, inmiddels jaarlijkse, monitor. Daaruit bleek onder andere dat er een hoop menselijk kapitaal verloren gaat doordat veel vrouwen na hun studie en promotie de universiteit verlaten. De grote vraag was dan ook: ‘waar ligt dat aan?’. Om die discussie te voeren had de organisatie vier decanen uitgenodigd om te reflecteren op de monitor en de achterliggende oorzaken van de achterblijvende emancipatie.

De voorzitter van de VSNU, Pieter Duisenberg, had bij de in ontvangstneming van de Monitor het proefschrift uit 1931 van Nel Stelling-Dekker, zijn oma, meegenomen. Stelling-Dekker was een promovenda van Johanna Westerdijk waar de impuls voor 100 vrouwelijke hoogleraren van Bussemaker naar is vernoemd. Het dalende aandeel vrouwelijke promovendi baart Duisenberg zorgen. “Achter die dalende trend zitten factoren waar je met zijn allen wat aan kunt doen. En er moet de komende jaren nog heel veel gebeuren. Ik denk dat de stem van mijn oma bij mij ergens nog doorklinkt.”

“Ik denk gelijk aan de ‘waarom?’-vraag en dan denk ik ook aan de #MeToo discussie van de afgelopen tijd,” hierbij refereerde hij ook kort aan het drieluik op ScienceGuide “ik lees dan persoonlijke verhalen van mensen waarbij je denkt ‘zo moet het niet zijn’.” Volgens de VSNU-voorman is het goed mogelijk dat de cultuur op de academie meespeelt in dit probleem. “We moeten ook kijken naar hoe het gaat met de cultuur en met de meer ‘corrigerende’ zaken, bijvoorbeeld vertrouwenspersonen, maar die veilige werkomgeving zou hier zeker invloed op kunnen hebben.”

Doorstroom is niet voldoende

Waar voorgaande jaren de beschouwende discussie nog gevoerd werd met collegeleden had de organisatie er ditmaal voor gekozen decanen voor de zaal te zetten. Aangezien zij dichter op het vuur zitten wat betreft het aanstellingsbeleid op de instelling werd hen gevraagd wat zij de beste aanpak vinden om de ongelijkheid op te heffen.

Allereerst was er ruimte voor reacties. “Wat mij in de monitor opvalt is dat er een positieve trend is van het aantal vrouwelijke hoogleraren, maar als je naar de absolute cijfers kijkt dan is het absoluut beschamend.” Volgens Sophie Vanhoonacker, decaan van de Faculty of Arts and Social Sciences (Maastricht University) moet de academie zich schamen dat nog geen vijfde van de hoogleraren vrouwelijk is in Nederland. “Het laat zien dat het broodnodig is om deze monitor te blijven maken.”

De andere pijnlijke constatering is dat alhoewel er in Nederland in 2016 in absolute zin meer promovendi waren dan het jaar daarvoor, het aandeel vrouwen voor het vijfde jaar op rij gedaald is (43% in 2016). Han van Dissel, decaan van de economische faculteit van de UvA denkt dat dit op langere termijn toch bijtrekt. “We hebben nu een goed tenure track systeem en veel vrouwelijke promovendi, dus het zou op termijn goed moeten komen.”

Ingrid Kroon (TNO), sprekend vanuit haar ervaringen binnen het landelijk netwerk voor vrouwen in de aardwetenschappen (GAIA), waarschuwde dat deze aanpak geen gegarandeerd succes is. “De suggestie dat als we aan de voorkant de pijpleiding vullen, het er aan de achterkant vanzelf wel uitkomt is in ieder geval in ons vakgebied niet het geval.”

De vraag waar de ‘missing ladies’ waren heeft GAIA al eens eerder uitgezocht. “Het is een waterbed-effect waarbij wij zien dat vrouwen van rond de 40 uitstromen uit de academie. Onder andere naar  functies binnen de overheid.” Het zijn volgens haar de cultuur en de secundaire arbeidsvoorwaarden die het aantrekkelijk maken voor vrouwen om deze keuze te maken.

Hier werd op ingehaakt door decaan Hans van Leeuwen van het Erasmus MC. “Wij zijn nu bezig met een longitudinaal onderzoek binnen onze instelling waarin we mensen volgen in hun loopbaan. Juist om erachter te komen of dit iets is dat structureel in de organisatie zit, of is het iets intrinsieks dat men niet doorstroomt naar de functie van hoogleraar.”

De vraag in deze richting stellen was niet voor iedereen acceptabel, zo verwoordde Marieke van den Brink (Radboud Universiteit) vanuit de zaal. “Ik vind toch dat de discussie steeds weer te veel over ‘die vrouwen’ gaat en de vraag of er een intrinsieke reden is in hen dat ze niet doorgroeien. Daar gaat het volgens mij niet om. We moeten juist veel meer aandacht besteden aan de cultuur en de structuur van de universiteit. Aan de vraag wie en wat we willen zijn.”

Op dat punt kreeg zij ook bijval vanuit het panel bij monde van Vanhoonacker. “De academische wereld is gewoon een hele harde wereld. Ik zie dan promovendi bij ons op de faculteit die daardoor twijfelen of ze wel verder willen in de academie, ‘hoe combineer ik dat met een gezin?’ zeggen ze dan. En dat betekent vaak dat ze afhaken.”

Academische cultuur

De meeste aanwezigen waren het er dus wel over eens dat de cultuur in de academie nadelig uitpakt voor vrouwen, of ze zelfs “wegjaagt” zoals een van de aanwezigen inbracht. De vraag of hier iets aan zou moeten veranderen werd niet eenduidig beantwoord. Ook de rondgang langs best practices liet goed zien hoe veel van de oplossingen toch voornamelijk binnen de huidige ‘spelregels’ worden gezocht.

“Wij zijn actief gaan kijken naar onze vacatureteksten,” vertelde decaan Gerrit Kroesen (TU/Eindhoven). “Die hebben we laten lezen door een aantal vrouwen op onze afdeling en die zien dan toch dat woordkeuzes of een bepaalde stijl in de tekst uitmaakt. Een te vaag geformuleerde leeropdracht kan bijvoorbeeld voor vrouwen niet aantrekkelijk zijn.”

Omdat Kroesen naar eigen inschatting deze zaken niet uit de tekst had kunnen halen is hij blij met deze “onorthodoxe” benadering. Een ander besluit dat in zijn faculteit tot veel interne kritiek heeft geleid is het vacant houden van twee leerstoelen. “Wij wachten nu al vier jaar tot er goede vrouwelijke kandidaten zijn. Daar is niet iedereen blij mee maar men ziet het belang er wel van in.”

Beleidsmedewerker Moniek Arends (Universiteit Utrecht) haakte vanuit de zaal in vanuit het oogpunt van de Human Resources. “Volgens mij hebben veel universiteiten mentorprogramma’s waarin vrouwen wordt geleerd zich wat meer uit te spreken, te profileren en ambitie te tonen.” Desondanks wordt het uitspreken van ambitie niet op alle plekken goed ontvangen, heeft Arends uit verhalen vernomen. “Ik heb zelf afgelopen jaar drie verhalen gehoord van vrouwen die daarin heel duidelijk ambitie toonden: ‘ja ik heb ambitie, ja ik wil verder en ja ik wil hoogleraar worden’. Drie keer kregen zij de reactie, in nette woorden: ‘terug je hok in, zo doen we dat hier niet’. Is er niet een dubbele moraal en kunnen wij onszelf hierop corrigeren?”

Het panel verwierp deze houding maar had geen antwoord op de vraag wat te doen met medewerkers die dit soort uitspraken doen. Op dat punt haakte Isabel Hoving (Universiteit Leiden) in. “Eigenlijk vroeg ik mij af of wij, of u, daar niet iets meer over zou kunnen zeggen. Hoe u ook binnen uw eigen instellingen die sense of urgency een beetje beter zou kunnen laten indalen.” Op dat punt stelde ze dat “het voornamelijk te maken heeft met dat die academische cultuur zo verrot negatief is voor vrouwen. Als we in de discussie dan steeds maar gaan naar ‘Waar ligt dit nu precies?’ dan komen we er niet.”

Voorzitter van het LNVH Ingrid Molema sloot de bijeenkomst af door te reflecteren op de bijeenkomst en de discussies die het LNVH eerder die dag voerde. “Wat in alle verhalen die ik vandaag ook weer heb gehoord steeds naar voren komt is die afhankelijkheidsrelatie,” doelend op de dominante cultuur waarin de hiërarchie de ontwikkeling van de academie nog steeds in de weg zit: “te vaak krijgen vrouwelijke academici te horen dat hun groei in hun carrière belangrijk is maar dat ze hun leidinggevenden niet mogen passeren.”

Molema destilleert uit de cursussen Career Awareness, die zij geeft aan promovendi op de Rijksuniversiteit Groningen een hele duidelijke opdracht voor de academie. “Ik hoor van vrouwelijke promovendi in mijn klas dat ze niet in de academie willen werken omdat ze de cultuur niets vinden. Daar moeten we heel veel aandacht aan besteden want ik denk dat de opvolger van mijn leerstoel over vijftien jaar nu al bij mij in de klas zit.”

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK