Wat het wo kan leren van het hbo over maatschappelijke impact

Alfa- en gammawetenschap in debat over valorisatie

Verslag | de redactie
11 december 2017 | Hoe moeten alfa- en gammawetenschappen zorgen voor impact? Dat was de inzet van het congres van ScienceWorks in Amsterdam. waar onder meer Alexander Rinnooy Kan, Emile Aarts (Tilburg University) en Geert ten Dam (UvA) waren samengekomen. Lessen voor universiteiten komen er ook van het hbo, daar heeft men in het algemeen het samenwerken met de omgeving al beter in de vingers. Wel een waarschuwing: we moeten niet elkaars werk gaan doen.
Victor van der Chijs (UTwente) wint eerste prijs bij impact ranking ScienceWorks

“Er zijn heel veel alfa- en gammavragen gesteld in de Wetenschapsagenda”, vertelt Alexander Rinnooy Kan bij de opening van het congres. Rinnooy Kan was voorzitter van Nationale Wetenschapsagenda. Volgens hem liggen er kansen, zeker nu het nieuwe kabinet €400 miljoen heeft uitgetrokken voor de agenda. “Een mooi bedrag, al hadden we eigenlijk natuurlijk een miljard gewild.”

Speciaal voor het congres in Amsterdam waren door ScienceWorks een tiental ‘Amsterdamse aanbevelingen’ geformuleerd voor het valoriseren van de alfa- en gammawetenschappen. Daarin onder meer de oproep tot het oprichten van consortia met maatschappelijke belanghebbenden, het verankeren van maatschappelijke impact in het academisch beloningsysteem en het breed communiceren van onderzoeksresultaten.

Rinnooy Kan onderschreef de aanbevelingen als “volstrekt vanzelfsprekend”, toch klonk op het congres nog wel door dat het generen van impact niet vanzelf gaat. De universiteiten kunnen daarbij  trekken van de collega’s op hogescholen, zo bleek tijdens een parallelsessie rond dat thema. Het is alleen niet altijd vanzelfsprekend dat dit gesprek direct vlotjes verloopt.

Steeds weer een andere taal

Zo vertelde Matthijs ten Berge van het Amsterdam Creative Industries Network over de samenwerking die kennisinstellingen als de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, Hogeschool van Amsterdam en Inholland hebben met universiteiten en partners uit de creatieve industrie. “Je merkt dat al die verschillende partijen steeds weer een andere taal hebben waarin ze over hun werk spreken. Wij ontwikkelen handvatten om die partijen met elkaar op de juiste manier in gesprek te brengen.”

Jaap de Jong doet met zijn stichting De Gezonde Stad iets vergelijkbaars. Hij probeert met hulp van onderzoek en gerichte acties een bijdrage te leveren aan een groener, slimmer en gezonder Amsterdam. “Wij proberen een katalysator te zijn voor samenwerking tussen hogescholen en universiteiten. We geven zelf workshops en we proberen onderzoek te doen naar wat werkt om onze doelen te realiseren.”

Wat De Jong opvalt is dat het met hogescholen altijd lukt om die samenwerking te vinden, waar dat met universiteiten een veel lastiger verhaal blijkt. “Dat kan overigens ook heel goed zijn door het type onderzoeksvragen dat wij hebben. Die lenen zich beter voor praktijkgericht onderzoek.” Alhoewel zelfs hogescholen moeite hebben om de vragen werkelijk uit de maatschappij op te halen, zoals bleek bij een bijeenkomst van hogescholen een paar maanden geleden, is dit voor universiteiten nog een veel grotere uitdaging.

Impact versus impactfactor

Vanuit de zaal klinkt niettemin voorzichtig kritiek op de universiteiten waar het gaat om de maatschappelijke impact die het onderzoek kan genereren. Het is met name de vraag hoe interessant het nog voor academici is om op lokaal niveau impact te hebben, als hun carrière afhangt van het publiceren in toonaangevende internationale tijdschriften?

Maar hoe erg is dit verschil? In Amsterdam klinkt tevens waardering voor de complementariteit van het stelsel. Het hbo moet geen universiteitje gaan spelen, zo klinkt het. Wat de complementariteit kan opleveren laat Jeroen Boomgaard van de Rietveld Academie zien. “Het hbo en het wo overlappen zeker in wat ze doen, maar vaak hebben onderzoekers geen idee van elkaar wat ze doen.”

Boomgaard is vanuit de Rietveld Academie het Amsterdam Research Institute of the Arts and Sciences (Arias) begonnen. “Het gaat er om dat kunstenaars en onderzoekers gelijkwaardige partners zijn”, vertelt de Rietveld-lector. Boomgaard brengt kunstenaars die willen promoveren samen met onderzoekers van de UvA en VU. Als voorbeeld geeft hij het onderzoek van binnenhuisarchitect Henri Snel die onderzoekt hoe ziekenhuizen goed ingericht kunnen worden voor de behoeften van Alzheimer-patiënten. “Alzheimer-patiënten zijn voor medici lastig omdat ze enerzijds geactiveerd dienen te worden, maar tegelijkertijd snel overprikkeld raken. Daar moet je dus op inspringen.”

De relevantie van artistiek onderzoek

Het onderzoek van Snel vormt daarmee een brug tussen het ontwerpend onderzoek van de Rietveld en het medisch wetenschappelijk onderzoek. Om dat te faciliteren zijn volgens Boomgaard echter nog wel wat hordes te nemen. “Het is nog wel eens lastig om de kwaliteit van het ontwerpend onderzoek te borgen. Universiteiten willen natuurlijk dat er dan ook een onderwerpend onderzoeker plaatsneemt in de promotiecommissie. En zoveel zijn er daar niet van in Nederland.”

Universiteiten kunnen derhalve leren van en samenwerken met hun collega’s in het hbo, maar vanzelfsprekend is dat allerminst. Om te laten zien dat universiteiten ook zelf impact kunnen genereren heeft ScienceWorks samen met Elsevier een Impact Ranking gepubliceerd. Het mag gezien het onderwerp van de conferentie in Amsterdam niet geheel verrassen dat een technische universiteit er met de eerste plek vandoor gaat: de Universiteit Twente.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK