Gelijke kansen in diverse klassen

Over de filosofie van de Transformatieve School

Profiel | door Sicco de Knecht
27 augustus 2018 | “Het zou gek zijn als een samenleving binnen 25 jaar tijd totaal zou transformeren, en dat dit tot geen enkele reactie zou leiden." Volgens Iliass El Hadioui is het niet meer dan normaal dat de hoge diversiteit aan culturen in een grootstedelijke context tot frictie leidt. Als grondlegger van het programma van de Transformatieve School pleit hij ervoor de mis-match tussen de straat-, thuis- en schoolcultuur niet uit de weg te gaan maar juist te benoemen. "Ik besef dat docenten nooit solliciteren op de vacature voor een leider van een minisamenleving, maar uiteindelijk zijn we dat wel.” Een profiel van een Rotterdamse stadssocioloog.
Iliass El Hadioui – Foto: Roy Borghouts

Het had maar weinig gescheeld of Iliass El Hadioui was vandaag de dag geen onderzoeker noch oprichter van de Transformatieve School geweest. Hij houdt er niet van om zijn werk op te hangen aan zijn persoon, maar als hij hiermee de zwakte van het onderwijssysteem kan illustreren maakt hij een uitzondering. Zijn lot lag tot twee keer toe in de handen van onderwijzers die op het juiste moment in hebben gegrepen in zijn leven vanuit het geloof in hun leerlingen.

“De eerste persoon die op het juiste moment ingreep was de directeur van mijn basisschool. Mijn lerares in groep 8 gaf mij een lager schooladvies dan mijn Cito-score voorschreef. De directeur ging daar voor liggen en zorgde dat ik naar een havo/vwo brugklas kon.” Zo vertelt hij in maart 2018 een zaal met Amsterdamse leraren.

Bij de overgang van 3 vwo naar 4 vwo ging het weer bijna mis. De jonge Iliass wilde zelf graag naar de havo. “Ik voelde me niet thuis op het vwo en op de havo kon ik met mijn vrienden voetballen, tegelijkertijd pauze hebben. Maar mijn docent godsdienst en levensbeschouwing stak daar een stokje voor. Wat mijn docent toen tegen mij zei herinner ik me nog als de dag van gisteren. Hij zei: ‘Iliass, er is niets ergers dan verspild talent.’ Hij gaf mij twee opties, of door naar 4 vwo of naar de havo – maar dan wel op een andere school.” Hij ging naar het vwo en zou in 2006 de opleiding sociologie aan de Erasmus Universiteit cum laude afronden.

“Effectieve scholen hebben het geloof dat ze alle leerlingen kunnen laten klimmen mits ze daar de cognitieve capaciteiten voor hebben.” Wie een middag in de gelegenheid is om met El Hadioui mee te lopen komt er al snel achter dat dit is wat de drukbezette onderzoeker en programmaleider drijft. Bij alle activiteiten is hij met volledige overgave en inspanning aanwezig, zolang zijn einddoel maar in zicht blijft. “Ik voer nooit zomaar debatten en ik doe ook nooit zomaar mee aan een programma. Het moet altijd in het teken staan van hoe we de kansengelijkheid echt kunnen bevorderen.”

““Effectieve scholen hebben het geloof dat ze alle leerlingen kunnen laten klimmen mits ze daar de cognitieve capaciteiten voor hebben.””

“Uiteindelijk gaat kansengelijkheid ook over de mentale toestand bij professionals en leerlingen. We kunnen ons vastbijten in systeemkritiek maar aan het eind van de dag gaat het ook om een hervorming van onze eigen mindset. Hoe sta ik voor een klas als professional? Hoe ontwikkel ik als professional een intrinsiek geloof in mijn eigen kunnen en dat van de leerlingen die mij toevertrouwd zijn? Hoe neem ik de sociale pijn weg bij leerlingen om te komen tot een effectief leerproces? Deze mentale en sociale condities worden gevormd in een cultuur en niet alleen maar in een structuur of een systeem. Systeemkritiek is essentieel maar cultuurhervorming evenzeer.”

Kansenongelijkheid als patstelling

De groeiende segregatie en kansenongelijkheid baren El Hadioui enorme zorgen, met name omdat het maar niet lijkt te lukken om als Nederlandse samenleving verder te komen dan een slecht geïnformeerd publiek debat. Het aantal programma’s dat werkelijk iets aan de problemen poogt te doen, door onderzoek of door beleid, staat volgens El Hadioui in schril contrast met de problematiek.

“De vijf-voor-twaalf problematiek die we nu hebben laat zich bijna niet terugzien in het beleid dat we erover vormen, noch het onderzoek dat ernaar gedaan wordt.” Hij is er tegelijkertijd van bewust dat juist het type uitspraken over wat nu werkt om de kansengelijkheid te bevorderen op veel vlakken nog koffiedik kijken is. “Op het vlak van kennis ontbreken nog heel veel inzichten. Als je kritisch kijkt naar de rol van de wetenschap binnen dit debat dan valt mij op dat het gewoon heel erg stil is. Als ik tel hoeveel collega’s er nu echt bezig zijn met kansengelijkheid dan kom ik niet verder dan een handje vol.”

Een reden voor deze stilte zou kunnen liggen in de belangen die er in de samenleving nu eenmaal spelen. “Ik zeg dit zonder er een negatieve connotatie aan te geven, maar als wij vandaag zouden besluiten om het huidige systeem op een aantal plaatsen diep te gaan hervormen, dan gaat dat de bovenlaag van de middenklasse raken.” Anders gezegd worden veel groepen op dit moment prima bediend door het Nederlandse onderwijssysteem. “Voor wat we met zijn allen betalen krijgen we in Nederland relatief goed onderwijs, aan de bovenkant. Het is dus de wil om niet te veel aan het huidige systeem te tornen omdat het in de huidige context voor heel veel mensen nog wel werkt.”

““De vijf-voor-twaalf problematiek laat zich niet terugzien in het beleid en het onderzoek.””

In veel van zijn werk en in publieke optredens laat El Hadioui doorschemeren grote vraagtekens te zetten bij het meritocratische ideaal dat ten grondslag ligt aan het Nederlandse onderwijssysteem. Voor grote groepen leerlingen is hier helemaal geen sprake van volgens hem. Sterker nog, de ongelijkheid binnen het onderwijs neemt de afgelopen jaren alleen maar toe.

Elk jaar brengt de Onderwijsinspectie een lijvig rapport uit waarin al hun onderzoeken van dat jaar worden samengebracht. Als de Rotterdamse socioloog dit jaar voor de derde keer op rij leest dat de verschillen in doorstroom, uitval en selectie, op basis van sociaal economische achtergrond wederom zijn toegenomen zakt de moed hem in de schoenen. “Zolang de thuissituatie van de leerling bepalend blijft voor diens schoolcarrière is er van een complete meritocratie geen sprake.”

Selectie raakt kwetsbare groepen

“Steeds weer uiten overheden en gemeenten de gedachte dat hoe slimmer leerlingen zijn, hoe minder gevoelig ze zouden zijn voor kansenongelijkheid. Ze zouden hun thuissituatie zogenaamd ‘trancenderen’. Maar ik geloof helemaal niet in het idee dat cognitief sterke leerlingen ontdaan zijn van deze mis-match tussen hun buitenschoolse en binnenschoolse identiteit. Wat vaak wordt gebagatelliseerd is het feit dat lesgeven aan leerlingen met een rijke buitenschoolse leefwereld, met verenigingen en ondersteuning van thuis, gewoon niet hetzelfde is als lesgeven op plaatsen waar deze faciliteiten en cultuur er niet zijn.”

Culturele mis-match

In 2011 publiceert de promovendus El Hadioui een essay dat de basis vormt voor zijn latere werk onder de titel: Hoe de straat de school binnendringt. Denken vanuit de pedagogische driehoek van thuiscultuur, schoolcultuur en de straatcultuur. In dit essay onderzoekt hij wat hij de ‘mis-match’ noemt tussen de verschillende domeinen waarin leerlingen verkeren.

De verschillende contexten waarin leerlingen verkeren bevatten talloze onderling tegenstrijdige opvattingen, codes en taaluitingen. “Deze jongeren krijgen daardoor ook geen overkoepelende en congruente identiteit mee die deze domeinen omvat.” In andere woorden zijn deze jongeren op zichzelf aangewezen om te schipperen tussen de verschillende contexten.

Door de combinatie van steeds verdere individualisering van de samenleving en een enorm toegenomen culturele diversiteit – met name in grote steden – lukt dat lang niet altijd. Soms leidt dit bij jongeren tot een zogenaamde ‘identiteitsblokkade’ die ook weerklank vindt binnen de schoolcontext.

“Ik heb de sterke overtuiging dat het juist voor de cognitief sterkste leerlingen de grootste mentale uitdaging is om hier chocolade van te maken,” stelt El Hadioui. “Omdat zij hun eigen mis-match en het systeem goed begrijpen. In tegenstelling tot veel vmbo-leerlingen kun je bij een gymnasiast in de vijfde klas niet volhouden dat zij zich niet bewust zijn van deze conflicterende contexten.”

Thuisladder, straatladder en schoolladder

In de lezing ‘Gelijke kansen in diverse klassen’, die El Hadioui jaarlijks op vele locaties geeft, gebruikt hij vaak het beeld van ladders. Jongeren ‘klimmen’, maken binnen de verschillende domeinen een bepaalde groei door. Volgens El Hadioui is het welhaast onvermijdelijk dat er een mismatch ontstaat tussen de ‘thuisladder’, de ‘straatladder’ en de ‘schoolladder’ – zeker in de grootstedelijke context.

““Deze jongeren krijgen geen overkoepelende en congruente identiteit mee.””

“Jongeren willen niet dalen op een bepaalde ladder, en ze willen ook niet weg van die ladder. Ze willen erkend en gezien worden op de ladder. Het conflict zit hem erin dat de de verwachtingen van de verschillende ladders conflicteren, wat een haast onmogelijke opgave vormt voor zowel deze jongeren als de school. Als je in veertig jaar tijd van enkele soorten naar meer dan 200 verschillende thuisladders gaat, dan is het onvermijdelijk dat dit ook de school raakt.”

Deze enorme ontwikkeling werkt door op het pedagogische, linguïstische en culturele vlak en, niet onbelangrijk, heeft deze zich in een zeer korte tijd van 30-40 jaar afgespeeld. De Rotterdamse socioloog schetst het beeld van een grootstedelijke context waar de diversiteit maakt dat de klassieke sociologische theorieën over een gevestigde meerderheidsgroep in onbruik raken. “De sociologie houdt zich van oudsher bezig met ‘de meerderheid’. Maar in een hoog diverse gemeenschap is daar geen sprake meer van. De aannames en onze kennis zijn dan niet meer toereikend voor wat we om ons heen zien gebeuren.”

Superdiverse steden

In wereldwijd perspectief is Rotterdam de op een na meest diverse stad. In de havenstad leven inwoners van 206 nationaliteiten samen. El Hadioui schroomt er niet voor om zijn publiek mee te nemen in de betekenis van deze superdiversiteit.

“Deze superdiversiteit, of beter gesteld ‘deep diversity’, houdt in de kern in dat de gevestigde meerderheidsgroep verdwijnt en dat er tegelijkertijd ook een nieuwe diversiteit ontstaat. Het is dus ook niet zo dat louter etniciteit bepaalt wat iemands socio-economische status is of wat hij of zij stemt.”

Dat deze ontwikkelingen frictie veroorzaken vindt El Hadioui niet meer dan begrijpelijk, misschien wel noodzakelijk. Dat er een hevig debat gaande is over de multiculturele samenleving begrijpt hij dan ook volledig. “Het zou gek zijn als een samenleving binnen 25 jaar tijd totaal zou transformeren op een cultureel linguïstisch niveau, en dat dit tot geen enkele reactie zou leiden. Dat zou pas echt zorgelijk zijn.”

Het gevaar is wel dat door de wijze waarop er gesproken wordt over deze diversiteit ‘gebrekkige integratie’ de uitleg wordt voor alle problemen die spelen op school en in de maatschappij. De etniciteit van lastige jongeren wordt volgens El Hadioui op die manier onterecht gezien als de verklaring achter hun handelen.

“Sociaal deviant gedrag lijkt niet meer te bestaan als sociaal gedrag, maar is steeds weer verweven met een niet-autochtone dimensie met een gebrekkige ‘integratie’ als drijvende problematische factor. Vooral die mentale en conceptuele bagage maakt het lastig, en soms zelfs onmogelijk, om voorbij een etnisch perspectief sociale gedragingen te herkennen als sociale gedragingen die gevormd zijn vanuit andere dan etnische kaders.”

Schoolbestuurders trappen in dezelfde val volgens El Hadioui, zo stelt hij in zijn essay uit 2011. Ook zij hebben de neiging het probleemgedrag op hun school te zien in termen van etniciteit. “Er ontstaat een ambivalente situatie waarin […] onderwijsmanagers, in het openbaar, prudent zijn in het bespreekbaar maken van hun angst, vanwege de dubbele angst voor het negatieve imago van hun locatie en publieke verdenking van racisme, maar werken deze concepten achter de schermen wel door in het promotiebeleid en het intake beleid van hun school.”

Van laissez faire tot beveiligingspoortjes

El Hadioui en zijn collega’s zien verschillende reflexen van scholen op de uitdaging die de mismatch tussen de verschillende ladders oplevert. Een daarvan is de ‘laissez faire’ insteek, die vaak wordt uitgelegd als te permissief. Deze ziet hij als teken dat de schoolladder wordt uitbesteed aan een buitenschoolse realiteit. Als voorbeeld van zo’n permissieve insteek wijst hij op de ogenschijnlijk onschuldige keuze om het schooljaar te laten openen door een beroemde rapper.

“Ik heb nog nooit een rapper het academisch jaar van de Erasmus Universiteit zien openen, maar op vmbo locaties door het hele land gebeurt dit aan de lopende band. Als ik aan de schoolleiding vraag wat daar het hogere doel van is geweest dan komt er altijd iets uit in de zin dat de school probeert aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Maar ondertussen heb je dan wel 200 – 300 leerlingen in de zaal die nog meer onzeker worden over de pedagogische mismatch tussen de straat en de school, omdat ze niet meer weten wat nu de echte verwachting is van de school ten aanzien van de schoolcultuur.”

““Ik heb nog nooit een rapper het academisch jaar van de Erasmus Universiteit zien openen, maar op vmbo locaties door het hele land gebeurt dit aan de lopende band.””

“Een paar uur later krijgen diezelfde leerlingen in een les over burgerschap te horen dat vrouwonvriendelijkheid op geen enkele manier geaccepteerd is. Dat terwijl die rapper diametraal tegen dat principe ingaat in zijn teksten. Zij moeten zich realiseren welke boodschap je daarmee uitdraagt. Want die rapper is daar met toestemming van het schoolbestuur. Als de school de eigen ladder niet serieus neemt dan kun je dat ook niet van de leerlingen verwachten.”

Aan de andere kant van het spectrum is er de reflex van schoolbesturen die beveiligingspoortjes neerzetten bij de ingang van de school. Het is volgens El Hadioui eveneens een onwenselijke situatie om vanuit de angst dat ‘de zaken anders uit de hand lopen’ de leerlingen dan maar fetisjistisch aan een cultuur van regeltjes te binden.

“Schoolbesturen lijkten te denken: we moeten die lui wel in het gareel houden omdat ze in die buitenschoolse context te weinig meekrijgen. Vaak gaat die reflex gepaard met een hoge angstcultuur op school en veel uitval. We hebben het vaak namelijk wel over de uitval van leerlingen maar in de grootstedelijke omgeving is de uitval van docenten schrikbarend. Zo’n 30-50% van de nieuwe leerkrachten houdt het binnen vijf jaar voor gezien.”

De leerling als (mede-)eigenaar

Hoe moet het dan wel? In de beschrijving van het programma van de Transformatieve School staat centraal dat de leerlingen beschouwd worden als eigenaar van de school. Deze aanpak is geworteld in het idee dat leerlingen mede-eigenaar zijn van de schoolladder, maar dat er bovenaan die ladder een duidelijke pedagogische autoriteit staat.

“Transformatieve scholen zijn niet bezig de lat te verlagen, ze zijn juist bezig de lat zo hoog mogelijk te krijgen. Ze zijn bezig met het wegnemen van sociaal onveilige lessituaties en het versterken van de ‘need to belong’. Ze zien de behoefte aan erkenning en waardering.”

Die noodzaak van erkenning en waardering laat hij vaak zien aan de hand van een fragment uit de Franse film Entre les Murs. Daarin tracht de leraar Frans, monsieur Marin, zijn leerlingen uit de Parijse banlieue met de grootst mogelijke moeite het verschil tussen twee vrij formele werkwoordsvormen uit te leggen. Daarbij komt hij weerstand tegen van de leerlingen, onder andere in de vorm van de vraag: ‘Wie praat er nu zo? Praat je ook zo tegen je moeder?’

“Wat de leerlingen eigenlijk willen zeggen tegen monsieur Marin is: in onze dagelijkse realiteit komen we dit soort taal nooit tegen, dus wat is nu eigenlijk de reden dat we hier doen wat we aan het doen zijn? Als we de culturele achtergrond van deze leerlingen wegdenken en we passen hun vocabulaire een beetje aan naar upper middle class niveau dan zullen we zeggen: dat is een legitieme vraag naar de betekenis van leren.”

“Het gevaar is echter dat deze situatie, als je er niet goed mee omgaat, geïnterpreteerd kan worden als didactische demotivatie onder het mom van: ‘die lui willen niet klimmen’. Monsieur Marin zou kunnen zeggen: ‘ze zijn te brutaal’. Maar hoe komt het dat we binnen deze context dat zien als aanleiding tot demotivatie en in de andere context als een legitieme leervraag?”

“Het ergste zou zijn als Monsieur Marin straks inderdaad de klas uitloopt en collega’s treft en zegt: ‘ik heb net een klas gehad zonder enige motivatie’, en het daarbij laat.” De vraag is volgens El Hadioui dan ook wie van zijn collega’s Marin vervolgens meeneemt in de vraag wat er nog meer aan de hand zou kunnen zijn. Dat is waarom het team centraal staat in de aanpak van de Transformatieve School. Het gaat om de afstemming tussen docenten, niet alleen op inhoudelijk vlak maar juist op het punt van de omgang met leerlingen.

“Ga het gesprek aan en leg uit waarom je hen deze kennis en vaardigheden bij wilt brengen. Op het moment dat ik meertalige leerlingen in de les heb ga ik geen concessies doen op de standaardtaal Nederlands, noch dat ik de straattaal toegang verschaf tot het klaslokaal. Maar wat ik ook niet ga doen is vervallen in de conservatieve reflex van de jaren ’50. Ik besef dat docenten nooit solliciteren op de vacature voor een leider van een minisamenleving, maar uiteindelijk zijn we dat wel.”

Teamontwikkeling is een teamactiviteit

Het is voor El Hadioui niet te begrijpen dat er zo weinig wetenschappelijke kennis over team- en veranderprocessen doorsijpelt naar docenten en schoolleiders. In zijn eigen onderzoek ziet hij op nationaal niveau enorme verschillen tussen gemeentes als het gaat om het belang dat er wordt gehecht aan teamprofessionalisering. Waar de Amsterdamse wethouder Simone Kukenheim het verplicht gesteld heeft in de mbo-agenda, speelt het in andere steden in die vorm amper een rol.

Ook is de teamprofessionalisering die veel scholen organiseren niet toereikend wanneer zij alleen individuele leerkrachten op cursus sturen. Het patroon dat hij vaak ziet is dat die individuen zich ontwikkelen, en zodra ze het diploma hebben ze rond gaan kijken naar een nieuwe uitdaging elders. “Dat terwijl het idee van teamontwikkeling juist het tegenovergestelde beoogt.”

“”Scholen besteden vaak de meeste tijd aan de positieve factoren die het minst uitmaken voor het leerproces.””

El Hadioui schrikt ook van de tegenvallende pedagogische kennis van schoolleiders die hij tegenkomt, en met welke onderwijskundige zaken scholen zich zoal bezighouden. “Als je de gemiddelde school binnenloopt dan wordt er vooral gesproken over interventies en projecten waarvan bekend is dat ze maar weinig effect hebben op de leeruitkomsten. De grote onderwijswetenschapper John Hattie maakt dat punt voortdurend: de kunst is niet om interventies te kiezen die een impact hebben, want heel veel interventies hebben een kleine maar positieve impact. De kunst is die interventies te kiezen die een hoge, positieve impact hebben.”

Volgens hem is dat niet per se onwil, maar eerder gebrek aan kennis. Wat betreft de vraag wat werkt op pedagogisch en didactisch vlak haalt Iliass El Hadioui de Nieuw-Zeelandse Hattie weer aan. In een grote en invloedrijke meta-analyse zette deze een forse hoeveelheid onderzoeken tegen elkaar uit op basis van negatieve en positieve factoren voor leergedrag, evenals de grootte van de impact die elk van de factoren heeft op het leergedrag.

“Als je de gemiddelde school binnenloopt is de meeste onderlinge communicatie gericht op factoren die pas op de zeventigste plek komen. Daar praten leraren met elkaar over. We besteden dus de meeste tijd aan de positieve factoren die het minst uitmaken. Als je kijkt naar de factoren met de meeste invloed dan zijn dat haast allemaal factoren die sociaal psychologisch van aard zijn.”

Zo is bekend dat docenten met hoge positieve verwachtingen van leerlingen, en geloof in eigen kunnen om hen op te stuwen, een bijzonder grote en positieve impact hebben op het leergedrag. Leraren en scholen die niet onderschatten wat hun waarde is bereiken dus het meest.

“Die sociaal psychologische aspecten zijn veel te groot om op het niveau van individuele docenten te worden aangevlogen. Effectief slim gedrag ontstaat juist in hoge effectieve scholen die zich niet kenmerken door veel goede individuen voor de klas, maar vooral door een hoge mate van een gezamenlijk geloof in elkaars kunnen. Dat werkt door in de leerlingen en wekt een hoge mate van ‘self-efficacy’ op.”

Met deze self-efficacy doelt hij op het geloof van de leerling in zichzelf dat hij of zij kan groeien. Het idee dat je een thuiswedstrijd speelt op school. De uitdaging voor scholen is er voor te zorgen dat die reflectie en dat gevoel bestaan. De kanttekening daarbij is dat de school niet de enige plek is waar deze self-efficacy kan worden aangeleerd. Terugkomend op de ladders zijn er ook die buitenschoolse context en het thuis waar dit wordt vormgegeven.

“In werkelijkheid hebben we het over slechts 40 procent van de efficacy waar de school invloed op heeft. De rest gebeurt daarbuiten. Hoog effectieve scholen hebben door dat ze 100 procent van de verantwoordelijkheid voor die 40 procent moeten pakken, en dat ze op die manier het meest bij kunnen dragen. Maar ook dat ze daarmee de sociaal economische situatie slechts op termijn veranderen.”

Diversiteit is niet iets abnormaals

Waar het programma van de Transformatieve school zich tot voor kort vooral richtte op vmbo-scholen adopteren ook havo/vwo-scholen, gymnasia en basisscholen het. Het eerste gymnasium in Nederland is het Marnix gymnasium in Rotterdam; een echte statistische ‘outlier’ in de zin dat het van alle gymnasia in de stad zowel de meest cultureel diverse leerlingenpopulatie, als de beste prestaties heeft.

Op de vraag waarom hij dit zo belangrijk vindt heeft hij zowel een pragmatisch als een idealistisch antwoord. “Over het vmbo is al heel veel gezegd en geschreven maar in alle eerlijkheid zitten daar niet heel vaak de kinderen van de elite die als ze later groot zijn de politieke en beleidsmatige keuzes zullen maken. Verder, op het moment dat je spreekt over gymnasia dan is dat voor invloedrijke professionals niet een ver-van-je-bed show. Kansenongelijkheid is niet louter een issue onder vmbo-leerlingen maar doet zich voor op alle onderwijsniveaus.”

Volgens El Hadioui is het betrekken van de gymnasia echt nodig om dit vraagstuk van de diversiteit te normaliseren. Die uitdaging houdt hij ook de aanwezigen op een bijeenkomst van Amsterdamse gymnasia voor. “Diversiteit wordt veel te veel gezien als iets abnormaals, iets particuliers. Het is iets dat plaatsvindt, maar daarnaast is er nog de normale wereld en maatschappij waar het gewoon heel goed gaat. De minst intelligente route is om te vechten tegen diversiteit, ook voor gymnasia. De demografisch-sociologische dynamiek staat dat simpelweg niet toe. De meest intelligente route is om op een diep niveau na te denken over hoe de eigen schoolcultuur zich moet verhouden tot deze nieuwe realiteit.”

Ook al is zijn carrière eigenlijk nog maar net begonnen, kan El Hadioui al in het echte leven toetsen of er iets is blijven hangen van zijn lessen. Zo startte vanuit zijn rol als docent aan de Erasmus Universiteit zes jaar geleden met zijn cursus stadssociologie bij de opleiding pedagogische wetenschappen. De meesten van hen zijn nu in het professionele leven terechtgekomen. Via LinkedIn en andere kandidaten ziet El Hadioui dat het mensen zijn geworden die geen standaardpedagoog zijn geworden maar functies bekleden met een duidelijke maatschappelijke inbedding en interesse.

“De intern begeleider op de basisschool van mijn dochter is een oud-student van mij. Dan wordt het ineens wel heel erg zichtbaar. Iemand die je zelf hebt opgeleid is jaren later bezig met de opvoeding en opleiding van jouw eigen kind. Dat vind ik erg mooi. Aan de andere kant mag ik dan zelf weer college geven aan de studerende kinderen van schoolleiders bij mij in de buurt en op die manier werken we in de grootstedelijke context samen verder aan dit thema. Grote hervormingen doen zich in kleine settings voor. ”


Stadssocioloog en onderwijsdenker Iliass El Hadioui is als wetenschappelijk docent verbonden aan de Department of Psychology, Education and Child Studies van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Verder is hij programmaleider binnen het cultuurveranderings-en professionaliseringsprogramma De Transformatieve School. Ten slotte is hij als onderzoeksleider Transformaties in het Grootstedelijk Onderwijs verbonden aan de afdeling Sociologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK