“Als je niet in staat bent om nieuwe dingen te leren, dan is je tijd aan de universiteit wel voorbij.”

Interview | door Sicco de Knecht
1 april 2019 | Volgens statisticus Casper Albers (Rijksuniversiteit Groningen) moet er veel meer tijd en aandacht gaan naar het toepassen van de juiste methodiek in de wetenschap. Toch lijkt daar in een hypercompetitief veld als het wetenschappelijk onderzoek maar weinig ruimte voor te zijn. “De tijd die ik steek in het helpen van anderen, kan ik niet besteden aan het schrijven van mijn eigen artikelen of beursaanvragen.”
Casper Albers tijdens zijn oratie – Foto: Eveline Albers

Het is een kritische tekst die Casper Albers zijn publiek voorhoudt tijdens zijn oratie in Groningen. Bijna een jaar na zijn aantreden als hoogleraar is het tijd om het publiek te vertellen hoe hij zijn leerstoel gaat invullen. Als statisticus ziet hij hoe hij en zijn collega’s de afgelopen jaren steeds meer grip krijgen op lastig te interpreteren onderzoeksresultaten. Tegelijkertijd ziet hij hoe een gebrek aan tijd en een hoge publicatiedruk leiden tot slordige toepassingen van statistiek: sloppy science. ScienceGuide spreekt met hem, een paar uur voordat hij de oratie uitspreekt.

Sloppy science groter gevaar voor de wetenschap dan fraude

Hij is het eens met de lezing van sommige collega’s dat questionable research practices – de containerterm voor onderzoekspraktijken waar vraagtekens achter te zetten zijn – van veel grotere invloed zijn op de kwaliteit van wetenschap dan fraudegevallen, dit in de eerste plaats om dat het veel vaker voorkomt. “Fraudegevallen zijn de uitzondering, dat is ook waarom het in het nieuws komt. Als je alle gevallen van questionable research practice aandacht zou willen geven dan houd je geen ruimte meer over in de krant voor ander nieuws.”

Op het gebied van open science en het gebruik van de nieuwste statistische technieken is Albers met recht een voorloper te noemen, maar zelf zou hij zeggen dat hij gewoon probeert zo goed mogelijke wetenschap te bedrijven. Hij stoort zich aan collega’s die al te behoudend zijn. “Neem het voorbeeld van preregistratie Bij preregistratie geeft de onderzoeker van te voren publiekelijk aan welke data hij/zij wil verzamelen, met opgaaf van het doel, hypothese en beoogde analyse. Het is dan nog steeds mogelijk om hiervan af te wijken, maar dat moet dan met opgaaf van reden. Zo kunnen collega’s meekijken met het project en zien ze niet alleen de uitkomst. , dat is zo’n simpele en doeltreffende manier om wetenschap beter te maken.”

Het gaat Albers er vooral om dat eventuele fouten en misstappen in een vroeg stadium worden ingevangen, in plaats van dat ze pas aan het licht komen als ze min of meer zijn uitgekristalliseerd. “Diederik Stapel is gepakt omdat hij hele kolommen had zitten kopiëren in zijn dataset, als hij zijn data openbaar had moeten maken bij publicatie dan was hij natuurlijk veel eerder tegen de lamp gelopen.”

Kwade wil?

Het is over het algemeen geen kwade wil of opzet dat onderzoekers fouten maken in het verzamelen of analyseren van resultaten, maar het moet wel bestreden worden. De nieuwe gedragscode wetenschappelijke integriteit gaat hierin veel verder dan de vorige en Albers zou zo mogelijk nog wel verder willen gaan. “Als een onderzoeker willens en wetens zaken verdraait met de bewuste intentie om resultaten mooier te verkopen, dan moet je zo iemand gewoon ontslaan.”

““Als een onderzoeker willens en wetens zaken verdraait met de bewuste intentie om resultaten mooier te verkopen, dan moet je zo iemand gewoon ontslaan.””

“Als collega’s zeggen daar niet aan te willen omdat ze het nu eenmaal anders hebben geleerd, dan kan ik daar erg verdrietig van worden.” Volgens Albers is een dergelijke houding bepaald niet academisch te noemen. “Als je niet in staat bent om nieuwe dingen te leren, dan is je tijd aan de universiteit wel voorbij.” Albers vindt het continu opdoen van nieuwe inzichten en leren van nieuwe technieken nu precies waar het zijn van wetenschapper om draait.

Brian Nosek: ‘Ik laat conservatievelingen links liggen’

Alhoewel Albers zich met enige regelmaat (ongevraagd) opwerpt als publiekelijke scheidsrechter bij vraagstukken over het correct gebruik van statistiek, vindt hij het fijner om van tevoren betrokken te zijn en fouten te voorkomen. “Soms zie je iets waarvan je denkt dat het te goed is om waar te zijn, dan ga je achteraf haast forensisch te werk. Op zich is dat een leuke puzzel maar het is ook teleurstellend. Het blijkt dan niet te kloppen en dat blijft dan een slecht nieuwsgesprek.”

Zeker als het gaat om type proeven waar gewoon nog niet zo veel ervaring mee is dan is het volgens hem in ieders belang dat er iemand meekijkt. Als voorbeeld noemt Albers de steeds vaker voorkomende vorm waarbij proefpersonen – bijvoorbeeld patiënten – meermaals per dag een kort vragenlijstje invullen op hun telefoon. “Dat soort datasets zijn rommelig, er mist data, en resultaten hangen ook samen, daarvoor is een traditioneel t-testje niet voldoende. Dat moet je van tevoren even checken.”

Collega’s komen dan ook regelmatig aankloppen bij Albers. “Die willen dan even weten hoe je ook alweer een logistische regressie doet, en aan welke voorwaarden je dataset dan moet voldoen.” Het is vaak niet meer dan een uurtje vertelt hij, en ook geen type ‘samenwerking’ waar iets tegenover hoeft te staan. “Ik denk alleen dat een van de problemen, zeker met een tenure track systeem, is dat dit soort dingen niet in de waslijst van eisen staan voor het zijn van een ‘goede’ wetenschapper.”

Niet naar het Malieveld

“De tijd die ik steek in het helpen van anderen, kan ik niet besteden aan het schrijven van mijn eigen artikelen of beursaanvragen.” De enorme meerwaarde voor het collectief ten spijt is dit op persoonlijk niveau simpelweg niet voordelig. Wat dat betreft zou je denken dat Albers een geestesgenoot van #WOinactie zou moeten zijn, maar toch was hij tijdens de grote onderwijsdemonstratie niet op het Malieveld te vinden.

““De tijd die ik steek in het helpen van anderen, kan ik niet besteden aan het schrijven van mijn eigen artikelen of beursaanvragen.” “

“Ik moet daar over kwijt dat ik er wel klaar mee ben om steeds Den Haag de schuld te geven van wat er misgaat op universiteiten.” Het leeuwendeel van het personeelsbeleid wordt immers op de instellingen zelf gemaakt zo benadrukt hij. “De instelling kan zelf bepalen wie ze aan willen stellen, hoe je de promotiepremie intern verdeelt, en met wat voor anderen je jezelf wit meten.”

Keerzijde van ‘succes’

“Als je continu van iedereen eist dat ze bovengemiddeld zijn dan gaat dat op de lange termijn niet uit.” Toch begint bijna elk beleidsdocument, van een essay van KNAW tot knelpuntenanalyse van de VNSU met de constatering dat Nederland het zo buitengewoon goed doet in de internationale rankings, dan moet er toch iets goed gaan? “Ik denk dat als je het objectief bekijkt wij het inderdaad een stuk beter doen dan andere West-Europese landen, maar we moeten ook doorhebben dat het systeem zijn keerzijde heeft.”

“Bij die keerzijde wordt veel te weinig stilgestaan door diezelfde centrale bestuurders van de KNAW, NWO en de VSNU.” De voornemens om het systeem van belonen en waarderen aan te passen, en de beweging richting open access vindt Albers op zich een goede beweging, maar hij vreest voor dezelfde alles-of-niets beweging als toen het systeem van excellentie en competitie werd ingevoerd. “Straks moet iedereen ineens weer goed zijn in maatschappelijke relevantie aantonen. Volgens mij moet iedereen doen waar hij of zij goed in is. Projecten verzinnen en beurzen aanvragen is net zo waardevol als in een talkshow vertellen over de laatste bevindingen. Je hoeft het niet allebei te kunnen.”

Rathenau: excellentiebeleid langste tijd gehad

Het aanstellen van collega’s die niet in de frontlinie van het wetenschappelijk onderzoek opereren is de laatste jaren echter alleen maar lastiger geworden, zo ziet Albers om hem heen. “De tenure track is de standaard, maar misschien moeten we helemaal niet iedereen in hetzelfde systeem aan willen stellen.” Albers benadrukt daarbij wel dat hij absoluut niet terug wil naar de tijden waarin het wachten was tot de houder van de leerstoel het loodje legde of met pensioen ging. “Het tenure track systeem heeft zijn waarde maar die is beperkt.”

Macht terug naar de medezeggenschap

Als Albers na moet denken over hoe je tot een betere verdeling van middelen en een gedifferentieerdere personele inzet komt heeft hij wel een suggestie voor een methode. “Haal geld weg bij de tweede geldstroom en geef dit weer aan de instellingen.” Als het gaat om de interne verdeling van die middelen zou een oude rot terugdenken aan de tijd van voor de MUB De Modernisering Universitaire Bestuursorganisate (MUB) is een wetswijziging die is doorgevoerd in 1997 onder onderwijsminister Loek Hermans. Voor de MUB waren universiteits- en faculteitsraden geen medezeggenschap maar onderdeel van het bestuur. . “We moeten de macht teruggeven aan de academische gemeenschap.”

“Laat dan de universiteits- en faculteitsraden meebeslissen over wat te doen met dat geld.” Albers is zelf lid van de universiteitsraad van de RUG en vindt het prima te legitimeren dat gekozen vertegenwoordigers een stem hebben in deze verdeling. “Wij weten wat de academische gemeenschap wil en als we het bij het verkeerde eind hebben worden we bij de volgende verkiezingen weggestemd.”

Het kost uiteraard tijd om deze besluitvorming goed en grondig te laten plaatsvinden, maar de overheveling van taken kost onder de streep minder manuren. “Je moet je echt niet vergissen in hoeveel werk het schrijven – en beoordelen – van al die aanvragen bij NWO is. Bovendien zit er bij NWO ook een fors aantal fte dat hele proces in goede banen te leiden.”

Toch zullen er zeker academici zijn die zullen gruwelen bij de gedachte aan dit arbeiders zelfbestuur. Het beeld van een bekvechtende club hoogleraren die elkaar het licht in de ogen niet gunnen dient zich al snel aan. “Ja zo’n systeem gaat zeker niet werken als je een club alfamannetjes in een kamer zet in de hoop dat ze er uitkomen. En dat is inderdaad wel het profiel waarop wetenschappers nu aangenomen worden, maar daar moeten we dan ook tegelijkertijd mee ophouden. En als zo’n overlegsysteem ervoor zorgt dat mensen uit frustratie hun heil elders zoeken, dan is dat misschien alleen maar mooie bijvangst.”

Vijf miljoen voor werkdrukverlichting

Albers is niet voor niets positief gestemd over de kracht van medezeggenschap benadrukt hij. Doordat universiteitsraden het instemmingsrecht op de begroting van de instelling hebben overgehouden aan de Maagdenhuisbezetting kon de Uraad het afgelopen jaar maatregelen tegen werkdruk afdwingen. “We hebben ervoor gezorgd dat er nu structureel €5 miljoen wordt uitgetrokken voor werkdrukverlichting, noem het maar niets.”

““Het is geen optie dat we straks weer met een college zitten met drie witte mannen van boven de vijftig.””

Ook het feit dat de Uraad een plek heeft in de benoemingsadviescommissie van de nieuwe bestuursleden is winst volgens hem. “Daarmee kun je ook invloed uitoefenen op de houding en strategie van een nieuw bestuur.” De benoemingsprocedure loopt inmiddels, en moet medio juni afgerond zijn. Albers kan al wel een ding verklappen over de nieuwe samensteling. “Het is geen optie dat we straks weer met een college zitten met drie witte mannen van boven de vijftig.”

Academici hebben een rol in het publieke debat

Inspraak en debat houden voor Albers niet op zodra hij de deuren van de universiteit verlaat. Hij is een berucht Twitteraar en weet daarin op speelse doch confronterende wijze zijn expertise aan actuele thema’s zoals klimaatverandering, vaccineren en politiek populisme. “Ik geloof er sterk in dat academici een rol te vervullen hebben in het publieke debat. Naast dat ik een expertise heb, heb ik ook gewoon een mening.”

Op de vraag of het aangaan van discussies de andere partij niet teveel munitie geeft moet hij ontkennend antwoorden. “Een strategie van doodzwijgen daar geloof ik niet in. Dat zou binnen de kortste keren door de Baudets van deze wereld geframed worden als: zie je wel, ze durven niets meer terug te zeggen dus ik heb gewonnen.” Juist academici moeten weerbaar blijven in het debat, ook als het soms grimmig wordt.

Hij ziet dit als een belangrijke taak van academici om ook onderling verantwoordelijkheid te nemen voor de statuur van de titel. “Zeker als iemand die nota bene gepromoveerd is dingen beweert die orthogonaal staan op de werkelijkheid, dan is het de taak van andere academici om hen op hun verantwoordelijkheid te wijzen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK