Verzet in het hoger onderwijs tegen nieuw taalbeleid van OCW

Nieuws | door Frans van Heest
25 november 2020 | De criticasters van verengelsing vinden de nieuwe wet Taal en Toegankelijkheid niet ver genoeg gaan, terwijl de VSNU hoopt dat de minister volop gebruik gaat maken van de mogelijkheid om opleidingen vrijstelling te geven van NVAO-controle op de nieuwe taaleisen.
Beeld: Orna Wachman

De wet Taal en Toegankelijkheid moet nog door de Eerste Kamer behandeld worden. Door corona is dit vertraagd, maar de wet is al wel voorzien van een Algemene Maatregel van Bestuur. Deze is bedoeld om vast te stellen waaraan een opleiding precies moet voldoen om deze te kunnen aanbieden in een taal die niet de Nederlandse is. Ook wordt in de AMvB geregeld dat instellingen een inspanningsverplichting hebben om de uitdrukkingsvaardigheid van zowel Nederlandse als buitenlandse studenten te bevorderen. Deze eisen zullen door de NVAO worden getoetst.

De regering hoopt de wet te verbeteren

De AMvB heeft afgelopen tijd ter consultatie voorgelegen, zodat burgers en instanties konden reageren. De regering hoopt met deze consultatie de regeling nog te verbeteren, alvorens deze naar de Kamer wordt gestuurd.

In de AMvB is onder andere geregeld dat een anderstalige opleiding aan bepaalde voorwaarden moet voldoen. Zo moet het onderwijs in het bijzonder internationaal georiënteerd zijn, zoals in de literatuur en de studiereizen. De arbeidsmarkt waarvoor de opleiding studenten opleidt, moet internationaal zijn, en docenten moeten in staat zijn om les te geven in het Engels. Deze voorwaarden zullen door de NVAO worden getoetst bij de reguliere accreditaties, dus ook bij bestaande opleidingen.

De Universiteit van Maastricht vindt, bij monde van de voorzitter Martin Paul, dat deze Algemene Maatregel van Bestuur nog te vaag is. Wat is precies een Nederlandstalige student? Niet onbelangrijk voor Duitse studenten die het Nederlands als examenvak hebben gehad. De UM is ook van mening dat nu niet goed is gedefinieerd hoe men moet aantonen dat de arbeidsmarkt waarvoor men de student opleidt, internationaal georiënteerd is. Op basis van de uitstroom naar de arbeidsmarkt is dat lastig vast te stellen; er zijn geen harde data over de internationale alumni op de arbeidsmarkt, waarschuwt men in Maastricht.

Maak gebruik van de vrijstellingen

De VSNU stelt op haar beurt tevreden vast dat de minister ook de bevoegdheid heeft om opleidingen vrij te stellen van toetsing door de NVAO, ook als twee derde van de opleiding in een ander taal is dan het Nederlands. In het kader van het terugdringen van de lastendruk roept de koepel van universiteiten de minister dan ook op om vooral veel gebruik te maken van deze vrijstellingen.

Projectleiders Taalbeleid van de Hogeschool van Amsterdam Bas van Eerd en Marike Kwakman vinden de huidige AMvB niet ver genoeg gaat. Ze wijzen het ministerie erop dat het bevorderen van de uitdrukkingsvaardigheden verder reikt dan losse taallessen, en dat het taalbeleid diep geworteld moet zijn in de hele opleiding. “Het vraagt om taalbewuste en didactisch bekwame docenten, en dat vraagt om een weldoordacht curriculum op het gebied van taalontwikkeling. Losse taallessen naast het curriculum leveren op de lange termijn doorgaans weinig op. Dat betekent dat de inspanningsverplichting niet langer alleen voor de student geldt, zoals dat nu het geval lijkt, maar ook voor de opleidingen zelf.”

Om dit te realiseren, zeggen de projectleiders Taalbeleid, moeten opleidingen in het hoger onderwijs een taalbeleidsplan opstellen en dit ook wettelijk vastleggen.

Veel wetgeving van OCW is minder vertrouwen maar extra toezicht

Toch is binnen de HvA niet iedereen het eens met de, in hun ogen, nieuwe stringente overheidsvoorschriften ten aanzien van het taalbeleid in het hoger onderwijs.  Dat blijkt uit een reactie van Erik van den Burg, strategisch adviseur van de HvA. “Het ministerie geeft aan dat zij uitgaat van vertrouwen en dat het eigenaarschap van het onderwijs bij de instellingen ligt. Tegelijkertijd poogt zij echter de administratieve lasten te verlichten. Het valt de HvA op dat aardig wat recente wetgeving lijkt te gaan om meer toezicht op instellingen.”

De HvA betreurt het ten zeerste dat met deze AMvB “niet alleen de facilitering in de regelgeving wordt vastgelegd, maar dat het toezicht daarop gaat plaatsvinden via een kwaliteitsaspect in de opleidingsvisitaties door NVAO. Waarom moet een wettelijke verplichting samengaan met controleren?”, vraagt de HvA zich af.

Dit is geen vertrouwen

De NVAO gaat beoordelen in hoeverre nieuwe, maar ook bestaande opleidingen zich aan de nieuwe taaleisen houden. Dit tot grote zorg van de HvA. “De HvA is van mening dat dit niet te rijmen is met de boodschap dat er uitgegaan wordt van vertrouwen in de instelling, en evenmin met de boodschap dat men respecteert dat instellingen eigenaar zijn van het onderwijs. De HvA vraagt zich af waarom er is gekozen voor instemming door de NVAO bij de accreditatie, in plaats van handhaving door de inspectie achteraf.” Deze boodschap van eigenaarschap wordt in de reactie van de HvA meerdere malen genoemd.

Ook de LSVb is kritisch op de AMvB. “De LSVb is van mening dat het niet wenselijk is dat een opleiding die voor meer dan de helft in een andere taal wordt gegeven, nog steeds wordt bestempeld als een Nederlandstalige of meertalige opleiding. Wij vinden dan ook dat deze grens bij de helft zou moeten liggen in plaats van bij twee derde. Daarnaast is de LSVb van mening dat opleidingen die voor een derde uit een andere taal bestaan, ook verantwoording af moeten leggen aan de NVAO over hun taalbeleid.”

Een fervent tegenstander van de verengelsing van het hoger onderwijs, Beter Onderwijs Nederland, heeft ook gereageerd op deze internetconsultatie. De eisen die aan de taalvaardigheid worden gesteld, zijn volgens BON te vrijblijvend. Het meerwaardecriterium waarmee instellingen kunnen aantonen dat een opleiding niet in het Nederlands kan worden verzorgd, is volgens BON zo breed opgesteld dat er eigenlijk geen opleiding te bedenken is waarvoor die meerwaarde niet zou kunnen gelden. Volgens het BON zal de overheid met deze AMvB een verdere legitimering krijgen om het hoger onderwijs in het geheel te verengelsen.

Dit doet meer kwaad dan goed

Tot slot heeft ook WERKplaats Taal van Hogeschool Rotterdam gereageerd. WERKplaats is een initiatief waarin docenten van opleidingen worden begeleid bij het inbedden van taalontwikkeling in de opleiding. Zij stellen teleurgesteld vast dat de minister de ambities om de Nederlandse taalvaardigheid te bevorderen naar beneden heeft bijgesteld. “De huidige AMvB is echter zo vaag en open dat die onzes inziens meer kwaad dan goed gaat doen. Instellingen voldoen volgens de AMvB veel te makkelijk aan de inspanningsverplichting.”

In brede zin zegt men in Rotterdam dat de nu voorliggende AMvB onvoldoende is, zeker gezien de taak die OCW voor zichzelf ziet weggelegd. “Uiteindelijk gaat het erom dat instellingen voor hoger onderwijs in alle lagen van de organisatie inzien dat het belangrijk is om de algemene en beroepsgerichte taalvaardigheid van studenten te ontwikkelen. Wat daar vanuit het ministerie bij zou helpen, is op zijn minst helderheid over wat men verstaat onder het ‘bevorderen’ van uitdrukkingsvaardigheid, en hoe hierop wordt toegezien.”

De wens van dit kabinet om lees- en taalonderwijs te bevorderen is daarom ook weinig geloofwaardig, zo stellen de Rotterdammers pinnig vast. “Paradoxaal genoeg looft de overheid aan de ene kant prijzen uit voor duidelijke taal, en doet zij aan de andere kant geen moeite om het leren schrijven en spreken van begrijpelijke taal een plek te geven in het hoger onderwijs. Wat zonde om in het basis- en voortgezet onderwijs een ‘leesoffensief’ uit te roepen in respons op de dalende prestaties van 15-jarigen, en tegelijk te verwachten dat het in het hoger onderwijs vanzelf wel goed komt.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK