‘Academische vrijheid alleen geborgd met bedrijfsleven en overheid op afstand’

Nieuws | de redactie
22 november 2022 | Europese wetgeving lijkt onvoldoende in staat om de academische vrijheid in lidstaten te beschermen. Bij het terechtwijzen van Hongarije gebeurde dat primair op economische gronden, vertelt Vlaamse hoogleraar Kurt Deketelaere. Dat legt meteen een dieper probleem bloot, betoogt hoogleraar Sacha Garben: op Europees niveau wordt de academie vooral commercieel en instrumenteel begrepen, waardoor de academische vrijheid heel smal is. Zij pleit voor onvoorwaardelijke financiering, onafhankelijke curricula en een bedrijfsleven dat op afstand wordt gehouden.  
Beeld: Guillaume Périgois

Hoe staat het met de wettelijke bescherming van de academische vrijheid op Europees niveau? Tijdens een bijeenkomst, georganiseerd door de Utrechtse universiteitshoogleraar Marijk van der Wende, werd die vraag vanuit meerdere vertrekpunten beantwoord. 

In de belangrijke Treaty on the Functioning of the European Union (TFEU) wordt academische vrijheid alleen in termen van onderwijs besproken, en niet expliciet in termen van onderzoek, vertelde Kurt Deketelaere, hoogleraar aan de KU Leuven en secretaris-generaal van de League of European Research Universities (LERU). Daar zit een zwakte. Op onderwijsgebied heeft de EU namelijk weinig invloed; het zijn primair de lidstaten die beslissen over het onderwijs binnen de eigen grenzen. In het verlengde daarvan zou de EU dus ook weinig te zeggen hebben over de academische vrijheid binnen lidstaten, en nog minder als het om onderzoek gaat.  

In het Handvest voor de Grondrechten van de EU, dat dezelfde juridische slagkracht als de TFEU heeft, wordt de academische vrijheid wel specifiek benoemd. Artikel 13 van dat Handvest stelt: “De kunsten en het wetenschappelijk onderzoek zijn vrij. De academische vrijheid wordt geëerbiedigd.” 

Alleen handhaving academische vrijheid op economische grond 

Toch is het in de praktijk niet eenvoudig om een lidstaat op de vingers te tikken als het binnen de eigen grenzen aan de academische vrijheid tornt. Deketelaere gaf het voorbeeld van Hongarije, dat door Europese rechters werd teruggefloten nadat het land wetgeving aannam die de private Central European University uit Boedapest noopte het land te verlaten. Die uitspraak van het Europese Hof steunde echter niet primair op Europese jurisprudentie aangaande academische vrijheid; het Hof wees vooral op de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) van de World Trade Organization.  

“Velen waren destijds onaangenaam verrast dat het Europese Hof zich op de GATS beriep om het fnuiken van academische vrijheid een halt toe te roepen”, vertelde Deketelaere. In antwoord op schriftelijke vragen van een Europarlementariër die dit aankaartte hield de Europese Commissie de boot af. Academische vrijheid hoort vooral bij onderwijs en over onderwijs gaan de lidstaten, niet de EU, zo was de lijn in meerdere antwoorden.  

Wellicht is het daarom nodig om een specifiek artikel over academische vrijheid op te nemen in de TFEU, aldus Deketelaere. Mocht dat te moeilijk blijken, dan moet worden geprobeerd om meer verbanden te vinden tussen academische vrijheid, het vrije verkeer van diensten en bijvoorbeeld onderzoeksbeleid, aldus de Vlaamse hoogleraar. “Dat zou in ieder geval de mogelijkheden voor juridisch bescherming van dat grondrecht vergroten.” 

Academische vrijheid is fundamenteel recht uit democratisch belang 

Sacha Garben, hoogleraar Europees Recht bij het College d’Europe, vond dat Deketelaere een belangrijke vraag oversloeg. “Waarom moet academische vrijheid een grondrecht zijn – een speciaal recht dat grondwettelijk beschermd is en boven politiek beleid staat?”, vroeg zij de aanwezigen af. Volgens haar volstaat een bijdrage aan ‘het algemeen belang’ of het ‘aanleren van kritisch denken’ niet om zo’n status te krijgen. Het is daarentegen de bijdrage van de wetenschap aan de democratie die rechtvaardigt om academische vrijheid als een grondrecht te zien.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De nieuwsbrief is exclusief toegankelijk voor abonnees en medewerkers van onze partners.

“De wetenschap is van cruciaal belang voor de democratie als het zorgt voor een informatieveld en argumentaties die kunnen worden gebruikt in democratische besluitvorming”, beantwoorde Garben haar eerdere vraag. Precies daarom is academische vrijheid zo belangrijk. De wetenschap zal immers nooit een eenduidige, solide basis voor één besluit geven; elke discipline zal steeds vanuit het eigen perspectief antwoorden geven die ook onderling weer verschillen, benadrukte ze. Zijn wetenschappers niet vrij in hun onderzoek, dan verarmt dat het democratische proces.  

Maatschappij verwacht eenduidige wetenschappelijke antwoorden 

Wie daarop instemmend knikt, moet goed beseffen dat deze visie haaks staat op de heersende opvatting van wetenschap – ook op Europees niveau, legde Garben uit. In haar schets doen wetenschappers vooral goed als ze nieuwsgierigheidsgedreven te werk gaan en zich niet laten afleiden door acute maatschappelijke problemen. Dat zou het beste onderzoek opleveren, wat vervolgens de beste voeding voor het democratische proces is.  

“Maar de houding van l’art pour l’art klinkt tegenwoordig heel slecht”, weet ze. Zowel beleidsmakers als het brede publiek verwachten dat de wetenschap met duidelijke, ‘wetenschappelijke feiten’ komt waarop het ‘wetenschappelijk-geïnformeerde’ beleid kan worden gestoeld. “Denk maar aan de coronacrisis”, riep Garben in herinnering. In Nederland ligt dat voorbeeld inderdaad voor de hand. “Het is belangrijk dat we op dat kompas van wetenschappelijke kennis en betrouwbare feiten blijven varen”, zei minister-president Mark Rutte al aan het begin van de coronacrisis tijdens een toespraak

Technocratische opvatting wetenschap in Europese wetgeving 

Dat verkeerde begrip van wetenschap, onderzoek en de academie is één van de grote maatschappelijke problemen van deze tijd, betoogde Garben. Zo is ook Europese wetgeving doorweven met een technocratische opvatting van de wetenschap. Daarin wordt de wetenschap niet als voedster van het democratische proces begrepen, maar instrumenteel, beroepsgericht en commercieel, vertelde ze.  

“Onderzoeksinstellingen worden gezien als ‘kennis-fabrieken’ wier maatschappelijke waarde ligt in het produceren van wetenschappelijke oplossingen voor politieke een maatschappelijke vraagstukken, het voortbrengen van commercieel interessante producten en het opleiden van professionals waarom het werkveld vraagt”, aldus Garben. “Op Europees niveau worden bedrijven voortdurend aangemoedigd om het hoger onderwijs te vertellen welk soort werknemers die bedrijven nodig hebben.” Ze noemt dit geheel aan opvattingen een ‘napoleontische’ visie op de academie: de wetenschap moet vooral de doelen van de staat dienen. 

Academische vrijheid vraagt om onafhankelijkheid

Academische vrijheid verwordt daarmee tot een nauw begrip dat vooral de verhouding van een instelling tot de regering inhoudt. “We gebruiken dat dan vooral om Hongarije terecht te wijzen, en zelfs dan doen we dat op grond van het vrije aanbod van diensten – op grond van business, dus. We hebben een totaal commercieel beeld van de universiteit en spreken vandaaruit over academische vrijheid”, aldus Garben. 

Wil een wetgever academische vrijheid werkelijk en terecht als fundamenteel recht behandelen, dan moet de wetgeving aan een aantal punten voldoen, betoogde ze. “Er moet dan sprake zijn van onvoorwaardelijke financiering van alle onderzoeksdomeinen, beleidsmakers die niet langer invloed hebben op curricula en een zo groot mogelijke ontmoediging van de bemoeienis van het bedrijfsleven.”  


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK