Borging: Wat is het? Wie doet het?

Nieuws | de redactie
3 mei 2011 | De inspectierapporten over opleidingen bij Inholland en alternatieve afstudeertrajecten bij andere hogescholen werpen de vraag op hoe de borging van de kwaliteit is vastgelegd. Hoe zit het nu precies? Wie doet wat?

 

 

Naar aanleiding van de rapporten van deonderwijsinspectie zijn de interne cultuur van kwaliteit enkwaliteitsbesef in het hoger onderwijs als ook de borging daarvanter discussie gekomen. Zo zou het huidige systeemvan kwaliteitsborging, dat vertaald is in de accreditatie vanopleidingen, een comparatieve component missen waardoor situatieszoals die bij Inholland eerder zichtbaar worden doordatverschillende opleidingen ook daadwerkelijk naast elkaar gelegdworden. Het stelsel van publieke kwaliteitszorg in de vorm vanaccreditatie van opleidingen is recent gewijzigd, op enkele puntenaangescherpt en tegelijkertijd vereenvoudigd. Hierbij vind u eensystematisch overzicht van het stelsel van accreditatie zoals datnu geldig is, opgesteld door de NVAO die belast is met deuitvoering van dat stelsel.

“In april en in juni 2010 zijn de toenmalige Tweede en EersteKamer unaniem akkoord gegaan met een nieuw accreditatiestelsel, datop 1 januari 2011 van start is gegaan. De  kaders voor debeoordeling van de kwaliteit van de opleidingen en instellingenzijn in het najaar van 2010 behandeld in beide Kamers en daarnaeind 2010 vastgesteld door de staatssecretaris van Onderwijs,Cultuur en Wetenschap.

Accreditatiestelsel toen (2002-2010) en nu (vanaf2011)

Doel

2002-2010

  • Doel van het accreditatiestelsel is dat een opleiding wordtbeoordeeld op de “basiskwaliteit” (de kwaliteit die ininternationaal perspectief redelijkerwijs mag worden verwacht vaneen bachelor- of masteropleiding binnen het hogeronderwijs).
  • Kern van het stelsel is dat alle opleidingen om de zes jaarworden beoordeeld door een panel van onafhankelijkedeskundigen.

Vanaf 2011

  • In dit accreditatiestelsel vormt de accreditatie “het keurmerkis dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een opleidingdoor het accreditatieorgaan positief is beoordeeld”.
  • Kern van het stelsel blijft dat alle opleidingen om de zes jaarworden beoordeeld door een panel van onafhankelijkedeskundigen.
  • Nieuw is de ‘instellingstoets kwaliteitszorg’. Instellingenkunnen op vrijwillige basis door de NVAO laten toetsen hoe zijintern zorgen dat de kwaliteit van hun opleidingen bewaaktwordt.

Doel van de instellingstoets is niet alleen om vast te kunnenstellen of het bestuur van een instelling adequaat omgaat met dekwaliteit van haar opleidingen, maar betekent nadrukkelijk ook eenstimulans voor de ontwikkeling van de kwaliteitscultuur binnen eeninstelling. Immers, bij de instellingstoets staat het functionerenvan het bestuur van een instelling centraal.

De instellingstoets staat naast de verplichting dat alleopleidingen apart beoordeeld en geaccrediteerd moeten worden envervangt dus niet de opleidingsaccreditatie. Alle universiteiten enhet overgrote deel van de door de overheid bekostigdehogescholen  (in totaal 44) hebben de NVAO gevraagd omeen versnelde uitvoering van een dergelijke toets. Vanaf eind mei2011 worden de eerste instellingstoetsen afgenomen.

Commissies van deskundigen

2002-2010

  • Alle opleidingen worden beoordeeld door onafhankelijkecommissies van (tenminste) 3 deskundigen(panels).  Het panel beschikt overvakdeskundigheid;  beroep- of werkvelddeskundigheid;onderwijsdeskundigheid; studentgebonden deskundigheid enauditdeskundigheid.
  • Het panel is onafhankelijk en tekent voorafgaand aan hetbeoordelingsproces een onafhankelijkheids- engeheimhoudingsverklaring.
  • De panels zijn geen panels van de NVAO, maar worden in opdrachtvan de opleidingen samengesteld door Visiterende en BeoordelendeInstanties (VBI’s), zoals NQA, QANU, Hobéon en Certiked. VBI’s zijncommerciële organisaties, die op verzoek van de toenmalige TweedeKamer in de wet zijn opgenomen als uitvoerders van devisitatiebezoeken aan de opleidingen. De idee achter de introductievan marktwerking in de beoordeling van kwaliteit was de opvattingdat concurrentie tussen VBI’s een positief kwalitatief effect op debeoordeling en een prijsdrukkend effect zou hebben.  DeNVAO nam bij de beoordeling van de aanvragen kennis van desamenstelling van het panel.

Vanaf 2011

  • Alle opleidingen worden beoordeeld door onafhankelijkecommissies van (tenminste)  4 deskundigen (panel), onderwie een student. Het panel beschikt over vakdeskundigheid;internationale deskundigheid; beroep- ofwerkvelddeskundigheid; onderwijsdeskundigheid; student gebondendeskundigheid en auditdeskundigheid. Bij de instellingstoets komendaar nog bij: bestuurlijke deskundigheid en kennis van de(inter)nationale ontwikkelingen in de hoger onderwijssector.
  • De commissie is onafhankelijk (de leden hebben tenminste vijfjaar geen banden gehad met de te beoordelen instelling) en tekenenvoorafgaand aan het beoordelingsproces de NVAO-gedragscode en eenonafhankelijkheids- en geheimhoudingsverklaring.
  • De commissie wordt ondersteund door een NVAO getrainde engecertificeerde secretaris.
  • Bij bestaande opleidingen benoemt de instelling – nainstemming van de NVAO met de samenstelling daarvan – depanels.  Bij de beoordeling van nieuwe opleidingen en deinstellingstoets stelt de NVAO het panel samen.
  • In de afgelopen maanden zijn zo’n 40 panels volgens de nieuwesystematiek ingesteld.

Beoordeling

2002-2010

  • De opleidingsbeoordeling vindt plaats op een tweepuntsschaal:voldoet aan de basiskwaliteit, voldoet niet aan debasiskwaliteit.
  • De NVAO velt een zelfstandig oordeel over de kwaliteit van deopleidingen op basis van de rapporten die door de VBI-panels wordenopgesteld. Na een grondige analyse neemt de NVAO in 80% van degevallen de adviezen van de panels over. In 20% van de gevallenzijn aanvullende vragen gesteld, gesprekken met de panels gevoerden eigen NVAO-panels het veld in gestuurd, omdat de NVAO twijfelshad over het oordeel van een VBI-panel.
  • De panelrapporten en besluiten van de NVAO worden gepubliceerdop de website www.nvao.net.

Vanaf 2011

  • De instellingsbeoordeling vindt plaats op een driepuntsschaal:positief, positief onder voorwaarden of negatief.
  • De opleidingsbeoordeling vindt plaats op een vierpuntsschaal:onvoldoende, voldoende, goed, excellent.
  • Er hebben nog geen beoordelingen plaatsgevonden in het kadervan het nieuwe accreditatiestelsel. Vanaf eind mei 2011 worden deeerste instellingstoetsen afgenomen.  De aanvragen voorde opleidingsbeoordeling die in 2010 zijn voorbereid, worden tot 31december 2011 volgens het oude stelsel beoordeeld(overgangsregeling).
  • De panelrapporten en besluiten van de NVAO worden gepubliceerdop de website www.nvao.net.

Herstelmogelijkheid

2002-2010

Wanneer een opleiding voor één van de deelaspecten eenonvoldoende scoort, wordt geen accreditatie verleend. Er is tot 1september 2010 geen reële herstelmogelijkheid.

Vanaf 2011

Bij een ‘onvoldoende’ kan eenmalig een herstelperiode vanmaximaal twee jaar worden verleend.

Wijze van steekproeftrekking doorcommissies

2002-2010

  • Het  panel heeft voorafgaand aan het bezoekafstudeerwerken bestudeerd om zicht te hebben op het bereikteeindniveau in de opleiding.
  • Er golden geen voorschriften over de wijze vansteekproeftrekking. Instelling en VBI waren vrij in hetbepalen van de werkwijze.

Vanaf 2011

  • Het  panel heeft voorafgaand aan het bezoekafstudeerwerken bestudeerd om zicht te hebben op het bereikteeindniveau in de opleiding.
  • Het panel maakt hiertoe een selectie uit een door de opleidingopgestelde complete overzichtslijst van de eindwerkstukken van delaatste twee jaar.
  • Het panel beslist naar eigen inzicht met welke docenten enstudenten het wil spreken en welke documenten het wil inzien.

In aansluiting op haar onderzoek naar de eindwerkstukken vanInholland heeft de NVAO de regels rondom de steekproeftrekking enverantwoording van eindwerkstukken aangescherpt:

– in de rapporten moet melding worden gemaakt van de wijzewaarop de steekproef van minimaal 15 eindwerkstukken tot standis gekomen, terwijl in de bijlage een overzicht van de beoordeeldewerkstukken moet zijn opgenomen. Dit bevordert de transparantie vande beoordeling.  
– bij twijfel over het gerealiseerde niveau in eenaanzienlijk deel van de werkstukken wordt de steekproef uitgebreidtot 25 eindwerkstukken.  
– de NVAO laat jaarlijks (de eindwerken van) een steekproefvan 10 beoordeelde opleidingen opnieuw  beoordelen dooreen eigen panel. Deze extra beoordeling moet ervoor zorgen dat depanels scherp genoeg blijven oordelen.

Open spreekuur

2002-2010

Geen.

Vanaf 2011

De commissie richt bij een instellingstoets of de beoordelingvan een bestaande opleiding een open spreekuur in waar docenten,studenten en medewerkers welkom zijn met hun standpunten over deopleiding.

Tussentijds onderzoek

2002-2010

  • De Inspectie van het Onderwijs kan op basis van signalen ofklachten een tussentijds onderzoek instellen naar de kwaliteit vaneen opleiding. Het is de NVAO niet toegestaan om tussen tweeaccreditaties in toezicht uit te oefenen.
  • De Inspectie kan de verantwoordelijke bewindspersoon vanOnderwijs adviseren om de accreditatie van een opleiding in tetrekken.

Vanaf 2011

  • Ook de NVAO kan op basis van signalen of klachten eentussentijds onderzoek instellen naar de kwaliteit van eenopleiding.
  • Ook de NVAO kan de verantwoordelijke bewindspersoon vanOnderwijs adviseren om de accreditatie van een opleiding in tetrekken.

Toezicht op het accreditatiestelsel

2002-2010

De Inspectie houdt toezicht op het accreditatiestelsel zelf.

Vanaf 2011

De Inspectie houdt toezicht op het accreditatiestelsel zelf.

Evaluatie

2002-2010

Op grond van haar ervaringen heeft de NVAO hetaccreditatiestelsel geanalyseerd en de positieve ervaringen entekortkomingen geëvalueerd met studenten, instellingen,koepelorganisaties, werkgevers, Inspectie van het Onderwijs en hetministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze evaluatie isopgenomen in de Kamerstukken over het nieuwe stelsel dat in 2010 inbeide Kamers werd behandeld.  De volgende tekortkomingenwerden geconstateerd:

– door het ontbreken van een reële herstelperiode zijn panelsmogelijk aarzelend om ‘onvoldoendes’ te geven;
– de samenstelling van de panels zou vooraf goedgekeurd moetenworden om voldoende zeker te zijn van de kwaliteit ervan;
– de administratieve belasting van de opleidingsbeoordelingen iste groot;
– het oordeel ‘voldoet aan de basiskwaliteit’ is nietonderscheidend genoeg en voor een groot aantal opleidingen nietuitdagend;
– er is relatief weinig aandacht voor de inhoud en hetgerealiseerde niveau van de opleiding, waardoor docenten minder hetgevoel hebben dat de visitaties over hun vak gaan;
– de panelrapporten en de besluiten van de NVAO zijn te omvangrijken daardoor niet toegankelijk genoeg.

Het nieuwe accreditatiestelsel werd in 2008/2009 in negen pilotsgetest. Hieruit bleek dat met name docenten het nieuwe stelselwaarderen, omdat het meer over de inhoud van hun vak gaat. Over deinstellingstoets concludeerden zowel de Inspectie van hetOnderwijs, als de regering en het parlement dat deze toets eenbelangrijke bijdrage kan leveren aan de borging van de kwaliteitvan het onderwijs.

Vanaf 2011

Staatssecretaris Van Bijsterveldt heeft tijdens de behandelingvan de accreditatiewet in de Tweede Kamer toegezegd dat het nieuweaccreditatiestelsel aan het einde van 2012 wordt geëvalueerd.Hiervoor heeft de NVAO een klankbordgroep ingesteld metvertegenwoordigers van hoger onderwijsinstellingen enstudentenorganisaties.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK