Flikkerlichten op oranje
Van Damme kwam op het NHOC met een uitgebreide presentatie vancijfers en wereldwijde vergelijkingen van ‘hoeNederland het doet’ op het terrein van onderwijs, onderzoek eninnovatie. Hij had hiervoor data van onder zijn eigen organisatie,OECD-CERI en andere onderdelen van de OECD alsmede van de EUbijeengebracht en geaggregeerd. Die cijfermatige presentatie vindtu hier. Hij gaf zo in zijn eigen woorden “een vogelblik over uwkennissector, met brede comparatieve gegevens.”
De subgroep van geen echte groei
Zijn eerste waarneming was, dat “het Nederlands hoger onderwijs,onderzoek en innovatie het vrij goed doen, maar er isruimte voor verbetering ook gezien de groei in andere landen. Nogalwat flikkerlichten staan wel op oranje. Sommige zaken dienen echtaangepakt om een duurzame kwaliteit te garanderen in detoekomst.”Daarbij is het achterblijven van investeringen “niet deessentie, ook al speelt dit wel. Allerlei andere kenmerken zijnzeker zo belangrijk voor deze uitkomsten.”
Dat betreft onder meer de productie van R&D in ons land.Hier is het volume dat van een relatieve middenmoter binnen deOECD-landen. Nederland heeft op dit terrein geen’intensieve’ economie, ook niet qua menskracht. De financiering iseveneens middelmatig naar volume. Andere landen halen uit huninvesteringen in R&D relatief meer output en inzet van man- envrouw-kracht. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor België.
In vergelijking met andere kennisnaties zit Nederland bijde investeringen in HO en R&D in een subgroep van landen waargeen echte groei meer in zit op dit terrein. “Andere landen gaanhier daarentegen hard.” Dat is ook zichtbaar bij de ranking van deinnovatie in ons land. De nieuwe EU-scorecard van hetMerit-instituut van de UM laat zien dat Nederland in de subgroepvan de ‘innovatievolgers’ is beland. Daarin zitten landen waar degroei van het innovatief vermogen traag is geworden.
Er zijn weinig innovatoren, instituties die erin slagen nieuwekennis in nieuwe producten en toepassingen te vertalen. Dekennistransfer is “hier niet meer grensverleggend, terwijl datvroeger juist een zeer sterke eigenschap van uw land is geweest.Voor de economische bloei is dat een zeer zorgelijke vaststelling.”Ook de impact van de kennistransfer en innovatie is hierdoorbeperkt geworden: Nederland scoort hier minder dan de middenmoot inde EU en OECD.
Nederland vindt zichzelf internationaal
Binnen het toponderzoek in ons land zijn wel degelijk “nogsteeds pockets van zeer intensieve kwaliteit van deR&D. Dat is merkbaar in de erg goede positie die Nederland nogheeft binnen de top 1% van de wetenschappelijke publicaties.” Maaropvallend is, dat men niet zo goed is in het uitwerken enversterken van de internationale R&D-netwerken waarin hetNederlands onderzoek een plaats heeft verworven. “Landen alsZweden, Zwitserland en andere Noordse landen evolueren zich hierduidelijk sneller.”
Van Damme gaf hierbij een opvallende waarneming, ook uit eigenervaring uit het Vlaamse hoger onderwijs en onderzoek en depolitiek. “Nederland vindt zichzelf wel zeer internationaal, maarziet niet dat die anderen zich veel sneller ontwikkelen. Sinds 10 à15 jaar ontwikkelt u zich meer naar een in zichzelf gekeerdesamenleving. Voor de kennissector is dat een zorgelijkeverschijnsel, want de ontwikkeling en vernieuwing van kennis, vaninnovatie is niet meer per land in de eigen kring terealiseren.”
Wereldbeeld uit de jaren zeventig
Binnen het hoger onderwijs domineert een wereldbeeld van dejaren zeventig, aldus Van Damme. Men beseft nog nauwelijks hoe zeerde positie van ons land sindsdien is veranderd op wereldschaal. Ookhet heersende idee dat er in HBO en WO sprake is van eenaanzienlijke massificatie van de deelname relativeerde hij sterk.In de jaren negentig is de groei daarvan uit de decennia daarvoorfeitelijk gaan stagneren in Nederland, Duitsland, Zweden en de USA.Tegelijk is na 2000 in landen als Korea en Japan de deelname aanhet HO explosief toegenomen. Het beeld voor ons land is anders: detoename van de deelname aan hoger onderwijs is bescheiden, ookrelatief gezien als men kijkt naar de participatie van eerderegeneraties.
Van Damme verbaasde zich daarom over het feit, dat het debatover de toekomst van het hoger onderwijs beheerst wordt doorthema’s als versterking van selectiviteit bij de deelname en zelfsde suggestie op tafel wordt gelegd om de toestroom naar het hogeronderwijs relatief te beperken. Op de arbeidsmarkt is het effectdaarvan merkbaar. HO-alumni hebben er in Nederland een erg goedepositie. “Het zijn er ook weinig verhoudingsgewijs en dus is hunwaarde heel hoog.”
Daarbij valt op dat er een laag aandeel bestaat van alumni meteen bèta-technische achtergrond in de arbeidsmarkt. Ook het aantalPhD’s uit deze richting is in ons land erg laag en zit tussen deOECD-naties in ‘de groep achterin de rij’. Weinig van zulkealumni zijn te vinden in kennisintensieve beroepen en bij hetpotentieel aan belangstelling en niveau die de PISA-metingen onderscholieren op dit punt laten zien, haalt ons land er ook ‘weiniguit’.
U zult hier allereerst zelf iets aan moetendoen
Het algemene beeld van de HO-prestaties en positie van ons landschetste Van Damme op grond hiervan in de volgende kernpunten.
-Het WO is “heel behoorlijk” maar behoort wereldwijd niet “echtin de topgroep.”
-De onderwijssector acht zichzelf een bijzonder innovatieveomgeving, maar schat zichzelf qua inhoudelijke uitkomsten en inzetvan onderwijsmiddelen en -techniek veel lager in. “Dit gespletenbeeld van de eigen sector is een opvallende kloof.”
-De investering van in “het doen van onderzoek over hetonderwijs kent een zeer lage intensiteit in uw land. Dat is een vande meest zorgwekkende dingen die ik constateer. U zult daar eenprijs voor betalen in de komende jaren als het gaat om de innovatiedie het onderwijs zal ondergaan.”
De “in zichzelf gekeerde samenleving” is volgens Van Dammeuiting van een fundamenteel vraagstuk. “De ‘trust’ in onderwijs isafgenomen. Politiek en maatschappij zien het hoger onderwijs nietmeer zo zeer als de motor van de maatschappelijke vooruitgang.Tekorten in het functioneren van hogescholen en universiteitenworden door studenten en anderen daarom als signalen gezien van eenminder vertrouwenwekkende sector.”
“Ook de uitval van zo’n 30% is ‘a great waste’, dat is tochonverantwoord. Als consequentie van de gekozen benadering vanselectiviteit is dit eigenlijk niet aanvaardbaar. U zult hierallereerst zelf iets aan moeten doen, om dat vertrouwen teherwinnen. Maak uw opdracht als universiteit en hogeschoolwaar.”
Meest Gelezen
Wederom intimidatie van journalisten door universiteit, nu in Delft
‘Burgerschapsonderwijs moet ook verplicht worden in hbo en wo’
Raad van State: laat taaltoets nog niet gelden voor hbo-opleidingen
Vrouwen houden universiteit draaiende, maar krijgen daarvoor geen waardering
Extra geld voor bètafaculteiten is daar nooit terechtgekomen