Glans voor high trust

Nieuws | de redactie
1 mei 2013 | Een nieuw duo gaat de NVAO aanvoeren. Anne Flierman en Ann Demeulemeester zijn vanaf vandaag de borgers van kwaliteit in het HO. “Als poortwachters van voorheen schuiven we nu naar de rol van aanjagers van een cultuuromslag.” De last door borging kan omlaag, want “ik ben er erg voor dat wij ‘high trust’ weer meer glans geven.”

Voorganger Karl Dittrich beschreef het veranderend tijdsgewicht voor de NVAO als een transformatie van de nadruk op een systeem van kwaliteitszorg naar een accentuering van het groeiende besef van het belang van een cultuur van kwaliteit in HBO en WO. De nieuwe voorzitter, tot gisteren nog voorman van de UTwente, Anne Flierman wijst daarbij op de diepere wortels van dat besef: “Kwaliteit is een complex en soms ook rekbaar begrip. In de wereld van het onderzoek was dit besef al diep verankerd, men werkte al heel lang met systematieken als peerreview. Het zit in het WO als het ware in de genen en dat geeft goede aanknopingspunten om de kwaliteitscultuur uit te bouwen.”

“Tegelijkertijd moet je erkennen, dat de onderzoekcultuur in de universiteiten van oudsher vaak erg dominant is. De universiteit is echter wel degelijk een onderwijsgemeenschap, een institutie voor kennisoverdracht. Als het alleen maar om onderzoek en de kwaliteit daarvan ging, waarom lopen er dan zoveel studenten rond?”

Switch in het denken

De sfeer is echter onmiskenbaar aan het veranderen, zeggen Demeulemeester en Flierman. “Maatschappelijk wordt de onderwijsopdracht en de kwaliteit daarvan steeds belangrijker gevonden. Dat zie je ook in de prestatieafspraken, de topsectoren gaven hier ook een signaal af. Zij waren het die zelf zeiden: ‘wij hebben voor elk van ons een ‘Human Capital Agenda’ nodig, want de versterking van onze kenniseconomie kan alleen slagen dankzij het aantrekken en opleiden van de juiste mensen. Een kwaliteitscultuur in het hoger onderwijs is dan ook in sterke mate een cultuur van de vorming van hoogwaardig  ‘menselijk kapitaal’.”

De nieuwe vice-voorzitter Ann Demeulemeester noemt “deze switch in het denken ook een terugkeer, een herbezinning op de kern van wat wij goed onderwijs vinden. Het is mensenwerk uiteindelijk, ook daarin is dat aspect van het menselijk kapitaal essentieel. Borgen van goed onderwijs is veel meer dat dan een procedureslag.” 

“We hebben in de ontwikkeling van de accreditaties gezien dat de betrokkenheid en het perspectief van de docenten en het gedragen zijn van een visie van de instelling op haar eigen onderwijsopdracht veel wezenlijker zijn dan het systeem op zich. De externe kwaliteitszorg is een veel complexer proces en verschijnsel geworden, ook omdat de verwachtingen vanuit de maatschappij hoger en ingewikkelder zijn geworden, zoals ook die topsectoren laten zien. Daarom is het zo belangrijk dat we zoiets als de instellingstoets zijn gaan doen en ook in Vlaanderen een dergelijke opzet in voorbereiding is.” 

De kunst is het nu om zulke maatschappelijke eisen en de intrinsieke aandacht voor kwaliteit vanuit onderwijs en onderzoek zelf te vertalen in wezenlijke vragen die in de reviews van instellingen gesteld moeten worden. “Dat is een belangrijk onderdeel van wat wij voor de aanpak in Vlaanderen voorbereiden. Dit leidt tot 14 thema’s die een wezenlijke rol kunnen spelen bij de visieontwikkeling en het profiel dat instellingen zouden kunnen kiezen. Voor de uitvoering van de reviews zullen wij internationale panels gaan samenstellen.”

Waarom geen Spinoza voor onderwijs?

Flierman wijst er dan ook op, dat de eigen aanpak die in Vlaanderen gekozen is bij de ontwikkeling van de instellingsreview, meteen kansen biedt, die in een nationale context alleen minder goed aan de orde zouden komen. “Het is  mogelijk om veel meer over en weer te leren van de wijze waarop je naar kwaliteit kijkt, ook in de internationale, Europese context. En te leren van de manier waarop je het handen en voeten geeft in de praktijk. Tegelijk is het belangrijk dat ieder land daarbij een eigen accent zet.”

Voor Ann Demeulemeester is er sprake van een verschuiving in de rol van de NVAO van “de poortwachter” naar aanjager. Het congres over de ontwikkeling van een kwaliteitscultuur gaf dat al aan. De sectorale analyses die zullen worden opgesteld gaan dit ook bevorderen, omdat we dan met de sector kunnen kijken naar de kwaliteit en borging op het niveau boven de individuele opleidingen. Doordat we in Vlaanderen al per cluster visiteren kunnen we op die ervaringen voortbouwen. Bij de lerarenopleidingen zal dit gaan gebeuren, zowel in het HBO als WO.”

Flierman wijst daarbij op wat hij “de nuttige rol van de prestatieafspraken” noemt. “In de tijd dat ik in Maastricht in het CvB zat, was aandacht voor onderwijskwaliteit daar al volop merkbaar, mede dankzij het feit dat daar de blijvende ontwikkeling van het PGO, het probleemgestuurd onderwijs, hoog in het vaandel stond en staat. In Twente werd dat besef van de kwaliteitscultuur de voorbije tijd zeer levend. Het WO heeft ook met meer animo en betrokkenheid gewerkt aan die prestatieafspraken, heb ik de indruk. Het HBO leek wat sceptischer, zal ik maar zeggen.”

“Dat animo verstevigde het denken over onderwijskwaliteit. Zo is er nu volop discussie over wat je gaat doen ná dat je ervoor bent gaan zorgen dat mensen hun BKO halen. Wat wil je daarmee vervolgens echt verankeren in de onderwijskwaliteit? Het is toch opvallend dat we wel Spinozaprijzen hebben voor onderzoek, maar niet voor onderwijs in de universiteit? Waarom doen we dat eigenlijk niet?”

Wezenlijk moment bij de VU

Instellingstoetsing en prestatieafspraken bouwen volgens Flierman “een positieve spanning” op. “Als instelling wil je staan voor wat je waard bent. Je wilt dat dat gezien mag worden, he? ‘We willen niet zakken, mensen’, dat zal elke rector toch intern tegen zijn collega’s, de docenten en onderzoekers zeggen. Kijk nu naar wat er bij de VU gebeurt. Ik meng me niet in de interne vragen, maar stel wel vast dat het feit dat men zich ernstig beraadde op de instellingstoets een wezenlijk moment bleek te zijn bij de bezinning op hoe men er voor stond.”

In het nieuwe accreditatiestelsel is naast deze toets ook het fenomeen van de ‘herstelperiode’ geïntroduceerd. Die biedt de kans om bij ernstige gebreken in korte tijd tot een krachtig redesign te komen ter voorkoming van ‘kapitaalvernietiging’ en blijvende schade aan de reputatie en waardering van diploma’s. Flierman: “We zien dat het aantal herstelperiodes toeneemt. Men benut die mogelijkheid en dat is goed. Het is echter niet een risico dat je zomaar incalculeert. Het betekent dat er een probleem is dat dit ook moet worden opgelost. Maar het laat ook zien dat je werkt aan verbeteringen en dat kwaliteit op de agenda staat.”

Demeulemeester wijst er meteen op, dat “de visitatietraditie in Vlaanderen al langer sterk gericht is op verbeterprogramma’s en een stevige zelfsturing daarbij. Bij de in Vlaanderen gekozen variant van de instellingstoets staat daar wel iets tegenover. De eerste toetsing moet u zien als een nulmeting, waarop men vervolgens versterking en verbeteringen kan doorvoeren. Bij de tweede ronde zullen de consequenties toch wel, mag ik zeggen, drastisch zijn. Is de kwaliteit niet toereikend dan verliest de instelling zijn bekostiging.”

Niet ordentelijk

Zo fors heeft men in Nederland de opzet niet uitgewerkt, maar volgens Demeulemeester heeft dit te maken met de nadruk op ‘high trust’ in Vlaanderen. Die heeft als pendant dan wel ‘high penalty’. Wie het grote, gegeven vertrouwen niet waard blijkt of zijn profiel en kwaliteit niet weet te realiseren, die moet weten dat de consequenties daarvan reëel en ingrijpend zijn.

Dat maakt dat zij nogal verbaasd reageert op de vraag naar de wijze waarop in Nederland gekeken wordt naar de werking van het nieuwe accreditatiestelsel. Het inzetten van aanvullende toetsing en toezichtmechanismen vlak na de eerste implementatie vindt zij jammer. “Ik begrijp dat de Nederlandse situatie in het hoger onderwijs anders is dan die in Vlaanderen, maar dat lopende de eerste ronde van instellingsaudits en de opbouw van expertise al wordt gekeken naar het stelsel, kun je zoiets wel een evaluatie noemen?”

“Een dergelijk complex stelsel kan ook eerst worden ‘uitgerold’ waarna de ervaringen en daarmee het leerproces worden afgewogen en wat mij betreft op wetenschappelijke basis worden geëvalueerd. Evaluatie wordt anders als men de hete adem van een bijkomend toezicht al in de eerste ronde in de nek voelt. Dat maakt dat het niet ordentelijk kan, het creëert onrust bij mensen die zich onder vuur voelen liggen en daarmee allerlei ’mediaeffecten’. In Vlaanderen is in elk geval vastgelegd dat de evaluatie is voorzien voor het moment ná de invoering.”

Flierman luistert geduldig als zijn Vlaamse vice-voorzitter haar pregnante visie geeft. Hij vult aan met de woorden: “Ja, het is best lastig. We evalueren nog voordat de helft van de eerste ronde van de instellingstoetsen gedaan zijn. Wat we kunnen vaststellen tot nu toe is dat het stelsel een forse stap zet in het denken over wat kwaliteit is in deze tijd. Het verankeren van de kwaliteitscultuur is de grote stap die wij de komende jaren zullen moeten gaan zetten.”

Bewezen vertrouwen en MOOC’s

Waar excellent gewerkt wordt, zouden we het ‘bewezen vertrouwen’ tot uitdrukking kunnen brengen door de betrokken instelling meer ruimte te geven, bijvoorbeeld door meer differentiatie in de looptijd van de instellingsaudit. Ik ben er erg voor dat wij ‘high trust’ weer meer glans geven. In dat kader moeten we ook nagaan of de opleidingsaccreditatie qua lastendruk verder kan worden verlicht, als men de instellingsaudit heeft behaald.”

Wat komt er de komende jaren nog af op HBO en WO en de borging van hun aanbod? Demeulemeester en Flierman wijzen op in elk geval één fenomeen waar zij zeer alert op willen zijn. Dat is de opkomende differentiatie, duurzaamheid, de internationale context en nieuwe “direct-to-students” onderwijsvormen als de MOOC’s.

“Dat komt op ons allemaal af. We kunnen het ons niet permitteren te doen alsof we de andere kant op kunnen kijken. Wij willen in ieder geval samen met instellingen en opleidingen door internationale samenwerking tot de best mogelijke vormen van externe kwaliteitsbeoordeling komen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK