Jeugdzorg kans voor lectoren

Nieuws | de redactie
18 december 2013 | Hogescholen kunnen hun bestaansrecht in creatie en toepassing van praktische kennis bewijzen, juist in de nieuwe opzet van de jeugdzorg. "Minder snel medicaliseren, beter samenwerken, doorbreken van de hardnekkige hokjesgeest," aldus Windesheim-voorman prof. Albert Cornelissen.

De uitvoering van de Jeugdwet stelt hoge eisen aan velen. Gemeenten, beleidsmakers, zorginstellingen en maatschappelijke organisaties. het HBO kan veel voor hen betekenen met zijn praktische instelling en het werk van lectoraten en kenniscentra. Daar moeten de hogescholen ook zelf nog wel het een en ander voor doen en optimaliseren in de eigen kring. Albert Cornelissen zet de ontwikkelingen en mogelijkheden daarom op een rij.

“Momenteel zijn alle gemeentebesturen in Nederland druk bezig met de voorbereidingen op hun komende verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de nieuwe Jeugdwet. Gemeenten worden vanaf 1 januari 2015 bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp, kinderbescherming en reclassering. Ze krijgen een wettelijke zorgplicht, maar tegelijkertijd wordt er fors op het beschikbare budget bezuinigd. En de rijksoverheid trekt zich terug.

Ik denk dat menig wethouder geschrokken is van een recent artikel in Medisch Contact (17 oktober 2013) en wel door de volgende passage:
‘In Enschede is uitgezocht dat in een woonwijk met een lage sociaaleconomische status zorgverleners te maken hebben met 25 wettelijke kaders, 17 indicatieprotocollen, 23 verschillende methoden van vraagverheldering, 31 diagnostische instrumenten en 27 registratierapportagesystemen’.

Verdwaald in rompslomp

Bij het lezen van een dergelijke bureaucratische overkill kan er maar één bestuurlijke reactie zijn, namelijk: Dit kan zo niet langer, dat moet anders, het werk en de mens moeten weer centraal komen te staan. Wat zijn we toch verdwaald in een procedurele en methodische rompslomp, die onze professionals opslokken ten koste van hun toch al vaak zo ingewikkelde en tijdrovende activiteiten in de dagelijkse werkelijkheid.

De gedachte erachter is kennelijk telkens weer: hoe meer we formele kwaliteitseisen, werkwijzen, registratie -en controleprocedures dichttimmeren en uitbreiden, hoe beter de praktijk zal functioneren. Een geloof in sturing pur sang dus.

Zowel in de zorg als in het onderwijs is het tegendeel waar. Het is de kunst om de dynamische balans te vinden tussen sturing en ruimte, vanuit het uitgangspunt: kwaliteit ontwikkel je in de professionele praktijk zelf en niet vanuit een streng en gedetailleerd regime van wetten, protocollen en regels.

Tegen hokjesgeest

De nieuwe Jeugdwet beoogt versnippering en verkokering van de sector uit de wereld te helpen en de geboden zorg integraal èn op maat afstemmen op jongeren en hun ouders. Het adagium is: één gezin, één plan, één regisseur, vanuit de eigen kracht van de hulpvragers, hun familie en hun omgeving. Minder snel medicaliseren, beter samenwerken, doorbreken van de hardnekkige hokjesgeest. Een activering van de participerende samenleving dus.

Vrijwel niemand bestrijdt de noodzaak van deze ingewikkelde hervormingsoperatie. De overgang naar de gemeenten (transitie) en de ingrijpende veranderingen in de aanpak van de jeugdzorg (transformatie) kunnen rekenen op een breed draagvlak in politiek en maatschappij. Maar wie de talrijke publicaties vanuit vele maatschappelijke hoeken in de afgelopen maanden bestudeert, ziet tegelijkertijd dat er veel haken en ogen aan deze majeure decentralisatie zitten. Artsen, jeugdpsychiaters, kinderombudsman, KNMG en jeugd-ggz opperen bezwaren en accentueren vanuit hun invalshoek de risico’s.

Paard achter de wagen?

Mogelijkheden èn gevaren gaan altijd hand in hand. Verbeteringen veroorzaken vaak onbedoelde verslechteringen. De creatie van een nieuwe, generalistische professional kan – ook in combinatie met een korting van 15 procent op het beschikbare budget – tegelijkertijd een gevaar van deprofessionalisering opleveren. De wet gaat immers vooral uit van de goedkopere basiszorg en lichte problematiek.

Daar is zeker veel winst te behalen, maar de duurdere specialistische kennis blijft wel nodig en een verwijzing naar zwaardere zorg als die écht passend is, mag niet uit financiële overwegingen achterwege blijven. Dan wordt het paard achter de wagen gespannen en komen de aanvankelijk lagere kosten later in veel hogere bedragen terug.

Er zullen verschillen in zorgaanbod tussen gemeenten ontstaan. In hoeverre vinden we dat acceptabel en welke gevolgen heeft dat? Gemeentelijke samenwerking, die vaak moeizaam van de grond komt, is onontbeerlijk om afspraken over de inkoop van jeugdzorg te maken. Maar medicatie bijvoorbeeld blijft bekostigd via de zorgverzekeraars en zo dreigen oude schotten door nieuwe te worden vervangen. Sommige critici voorspellen bovendien dat het medicatiegebruik zal toenemen, omdat gemeenten op medicatie gaan aansturen en niet op dure psychotherapie die ze wèl moeten betalen.

Geen Big Bang

Een gedachte uitwerken en in beleid doorvoeren is dus één, de effectieve verwezenlijking ervan in de levende werkelijkheid is wat anders. Het is dus zaak om de hervorming met een open vizier voor negatieve bijwerkingen vorm te geven, en goed te luisteren naar de kritische noties uit de diverse betrokken kampen. 

Staatssecretaris Van Rijn van VWS wil geen big bang in de uitvoering van de transitie en transformatie, maar een zachte landing. Hierbij is een dynamische balans tussen sturing en ruimte nodig, waaraan het in de wereld van politiek, beleid en bestuur te vaak ontbreekt.

Niet al het voorgenomen beleid kan en zal gerealiseerd worden, want de werkelijkheid is vaak weerbarstig en onvoorspelbaar. Effecten kunnen beoogd worden, maar in de praktijk anders uitwerken of zich helemaal niet voordoen. Goede inschattingen op basis van goede observaties en goed onderzoek zijn van cruciaal belang.

Complex en risicovol

Het gaat hier dus bij uitstek om een complexe en risicovolle hervorming, waarbij hogescholen met hun praktijkgerichte onderzoek en actualisering van hun curricula een leidende, richtinggevende en kritisch-constructieve rol kunnen spelen. Niet in de laatste plaats voor de ondersteuning en sturing van dit soort majeure operaties zijn de nieuwe kennisinstellingen, in het verbinden van onderzoek, onderwijs en ondernemen, in het leven geroepen.

Hier kunnen zij hun bestaansrecht in de creatie en toepassing van praktisch relevante kennis bewijzen. Zij kunnen met hun onderzoek en de opleiding van professionals die binnen de nieuwe Jeugdwet moeten functioneren, een wezenlijke bijdrage leveren. De kaders moeten dan wel helder zijn, aangezien de onderwijsprogramma´s hier waarschijnlijk op moeten worden ingericht.

Tal van hogescholen, verspreid over het hele land, hebben een lectoraat jeugdzorg of jeugd & gezin ingesteld. Zij kunnen dit heikele innovatieproces in samenwerking met de betrokken regionale partijen optimaal begeleiden en tot een succes maken. Hogeschool Windesheim neemt deze rol in de Overijsselse regio’s op zich met haar lectoraat Sturing in de Jeugdzorg.

Onderschat belang

Het is echter wenselijk dat de betrokken lectoraten elkaar niet als concurrenten zien, maar elkaar juist aanvullen en intensief samenwerken om de maatschappelijke output zo treffend en relevant mogelijk te maken. De ontwikkelde onderzoekskennis dient bij elkaar te worden gebracht, opdat ook partijen buiten de eigen regio ervan kunnen profiteren. Expertise moet worden uitgewisseld, curriculavernieuwing gedeeld. Dat gebeurt nog te weinig.

Bovendien is het zaak om actiever naar buiten te treden en de ontwikkelingen kritisch te volgen en van commentaar te voorzien in de media en vakpers. Participatie in het maatschappelijke debat en in de beleidsgremia waar besluiten worden genomen, is eveneens van – helaas onderschat – belang.

Te vaak zijn we nog onzichtbaar voor de buitenwereld. Kenniscentra, lectoraten en Centres of Expertise geven onvoldoende prioriteit aan een actief media- en publiciteitsbeleid, aan het direct inspelen op de actualiteit en aan het vertalen van vakjargon naar de denk- en belevingswereld van de externe doelgroepen.
De decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten biedt ons de komende jaren volop de kans om hierin verandering te brengen.”

Prof. dr. Albert W.C.A. Cornelissen is bestuursvoorzitter van hogeschool Windesheim in Zwolle.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK