Studenten leren niet van cijfers, geef hen liever feedback

Nieuws | door Eva Baaren
12 maart 2021 | De Universiteit Utrecht gaat samenwerken met externe gemeenschappen om studenten beter voor te bereiden op hun toekomst als burger en professional, zo bleek tijdens de jaarlijkse onderwijsparade van de universiteit. Maar hoe toets je of studenten ook de vaardigheden leren die daarbij nodig zijn?
Gastheer Bright Richards (links) in gesprek met James Kennedy op de Onderwijsparade. Screenshot: ScienceGuide.

Tijdens de onderwijsparade, die dit jaar de titel Connecting Communities droeg, draaide alles om community engaged learning. Volgens James Kennedy, historicus en trekker van het gelijknamige onderwijsprogramma, betekent deze leervorm dat studenten samen met gemeenschappen buiten de universiteit (bedrijven, overheden en burgers) aan vraagstukken werken, daarvan leren, en reflecteren op dat leerproces.

Met community engaged learning heeft de UU recent al een succes behaald. Begin deze maand won de universiteit namelijk een Hogeronderwijspremie naar aanleiding van het project Mixed Classroom, waarin docenten en studenten van de faculteit Geowetenschappen samen met een extern ontwerpbureau de stad van de toekomst pogen vorm te geven.

“Door studenten tijdens hun opleiding de wereld in te sturen, leren we hen om betrokken burgers te worden”, vertelt Kennedy. “Ook leren ze wat meer bescheidenheid te betrachten. Studenten denken vaak al te weten hoe het zit, maar de praktijk blijkt vaak weerbarstig.”

Volgens de historicus is de grote meerwaarde van deze aanpak dat studenten op academische wijze leren te reflecteren op hun ervaringen in de buitenwereld. Daardoor ontwikkelen zij steeds meer vaardigheden die hen voorbereiden op het werkzame leven en het leven als burger. Maar hoe toets je die vaardigheden, en hoe hou je grip op het leerproces van een student als het aanleren van deze vaardigheden individuele cursussen moeten overstijgen?

Geen cijfers maar feedback

“We weten uit onderzoek dat studenten er weinig van leren als ze een slecht cijfer krijgen”, vertelt Lubberta de Jong, medewerker van de bestuursdirectie Onderwijs, tijdens een deelsessie over toetsing. “Wat je dus beter kun doen dan hen becijferen, is je studenten steeds van inhoudelijke feedback voorzien. Als je dat meerdere malen hebt gedaan voordat je ze met een cijfer beoordeelt, dan hebben ze de ruimte gehad om te falen en daarvan te leren.”

De Jong verwijst in haar betoog naar een toetsingsmodel genaamd programmatic assessment. Dat model gaat niet uit van het geven van cijfers, maar van het geven van opbouwende feedback gedurende een lange periode. Met welke middelen men de studenten toetst (tentamens, opdrachten, presentaties, enzovoort) mag de docent zelf bepalen, zolang de methode maar past bij wat de docent van de student wil weten.

“Het is daarbij erg belangrijk dat studenten een coach krijgen die hen gedurende hun studie persoonlijk begeleidt. Daarmee krijgen studenten grip op de eigen voortgang”, benadrukt De Jong. “Eigenaar zijn van je eigen leerproces moet je namelijk óók leren.”

Begin bij je eigen cursus

Lonneke Schellekens, onderwijsadviseur en promovendus programmatic assessment, vult haar collega aan: “Als docenten de verandering in dit soort leerprocessen van studenten willen aanjagen, kunnen ze alvast beginnen met hun eigen cursus.” Zo is het volgens Schellekens verstandig nog eens goed te kijken naar de leerdoelen van cursussen, en of de manier van toetsen via bijvoorbeeld tentamens, essays en presentaties daar wel echt bij past.

Ook kunnen docenten nadenken over het geven van feedback tijdens de cursus in plaats van deelcijfers te gebruiken. “Daarbij is het wel belangrijk je ook de vraag te stellen of je studenten wel genoeg tijd geeft om van die feedback te leren, en in hoeverre je er op terugkomt”, aldus Schellekens. Daarnaast raadt ze docenten aan om samen te werken met collega’s wiens cursussen aan de hunne voorafgaan, of op de hunne volgen. “Zo kun je al beginnen om de vaardigheden van studenten over een wat langere periode te monitoren.”

Laat ze reflecteren op hun gedrag

Rianne Poot, coördinator externe samenwerking van het Centre for Entrepreneurship van de UU, heeft een andere, inhoudelijke, kijk op de kwestie. Volgens haar moet een docent de feedback vooral halen uit de gemeenschap waarmee de student heeft samengewerkt. “Wanneer een student in opdracht van een bedrijf een product heeft ontworpen, dan moet je je beoordeling afstemmen op de tevredenheid aldaar: wat vindt de opdrachtgever van het product? Voldoet het aan de gestelde eisen, is het niet te duur, is het duurzaam?”

Voor het beoordelen van het leerproces kan men volgens Poot het best kijken naar de vaardigheden die gaan over het gedrag dat studenten vertonen. Zo hebben educatie-onderzoekers Bennet, Dunne en Carré in 1999 een lijst opgesteld met typen managementvaardigheden (van jezelf, de ander, informatie en taken) die daarbij kunnen helpen.

“Maar je kunt ook werken vanuit vijf belangrijke basisprincipes van ondernemerschap”, zegt Poot. “Klein beginnen, niet meer tijd en geld investeren dan je kunt verliezen, constructief omgaan met tegenvallers, de juiste mensen betrekken, en controle houden over dat wat je kunt controleren.” Studenten kunnen op basis van die principes zélf op hun gedrag en leerproces reflecteren.

Tegen het einde van de sessie vraagt een deelnemer zich af welk niveau van vaardigheden zij als uitgangspunt moet nemen als studenten in hun eerste jaar binnenkomen. “Dat inderdaad lastig”, zegt een andere deelnemer. “Wat je misschien kunt doen is het gesprek aangaan met elke student, zodat je samen met hen kunt bepalen waar ze staan. Op jezelf reflecteren is namelijk een vaardigheid op zich, en ook díe moeten studenten meestal nog leren.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK