‘Over acht jaar moet hoger onderwijs bijna overal hetzelfde georganiseerd zijn’

Nieuws | de redactie
16 november 2022 | Met de digitaliseringsimpuls moeten alle instellingen in het hoger onderwijs en het mbo tegelijkertijd in dezelfde richting innoveren. Landelijke transformatiehubs en plaatselijke Centers for Teaching and Learning moeten ervoor zorgen dat instellingen hun onderwijs over acht jaar zo veel mogelijk op eenzelfde manier organiseren, blijkt tijdens de SURF Onderwijsdagen.
Een netwerkplein tijdens de SURF Onderwijsdagen 2022. Beeld: DE BEELDREDAKTIE / JEROEN APPELS

De jaarlijkse snoepwinkel voor geïnteresseerden in het hoger onderwijs en digitalisering, de SURF Onderwijsdagen, vinden dit jaar opnieuw plaats in Den Bosch. Tijdens de eerste dag werd veel over de toekomst gesproken. Zo moet de Digitaliseringsimpuls zorgen voor een zo veel mogelijk gelijke organisatie van het hoger onderwijs en belooft de eduID leerpaden in het hoger onderwijs veel flexibeler te maken. 

Waar begin je met zoveel miljoenen? 

In april van dit jaar werd bekend dat de Groeifonds-aanvraag voor Digitaliseringsimpuls NL, ingediend door 113 wo-, hbo- en mbo-instellingen, op 560 miljoen euro kan rekenen. Met dat geld willen de instellingen een gezamenlijke ict- en kennisinfrastructuur ontwikkelen, inzetten op de ontwikkeling van leermaterialen en flexibel onderwijs organiseren.  

“We moesten natuurlijk eerst een beetje door het stof, want door die Groeifonds-aanvraag gaven we eigenlijk toe dat het onszelf niet lukte”, vertelde Judith Huisman, programmasecretaris Digitaliseringsimplus namens SURF. De vele toegezegde miljoenen moeten helpen. Echter, waar begin je als je ineens zo’n bedrag krijgt? Ook daarbij helpt de toekenning, want die is in twee delen geknipt. 

Organisatie hoger onderwijs moet convergeren 

De eerste 140 miljoen euro is meteen toegezegd. Daarmee moeten voor 2024 de ict-infrastructuur, de kennisinfrastructuur en zogeheten Centers for Teaching and Learning worden ingericht. Op basis van die resultaten wordt beslist of ook het voorwaardelijk toegezegde restant van de 560 miljoen wordt toegekend. Die 420 miljoen betreft dan de jaren 2025 tot en met 2030, wat de totale looptijd van de Digitaliseringsimpuls op acht jaar brengt.  

In die acht jaar willen de instellingen grote stappen zetten. Zo moet de kwaliteit van het onderwijs verbeterd worden door het aanpassingsvermogen ervan te vergroten. Dat vereist bijvoorbeeld een verbetering van de digitale vaardigheden van docenten en studenten of andere lerenden, lichtte Huisman toe.  

Opvallender en ingrijpender is het doel om het onderwijs bij alle hoger onderwijsinstellingen zoveel als mogelijk op eenzelfde manier te organiseren. “Dit programma gaat niet afdwingen welk onderwijs een instelling aanbiedt en hoe dat wordt aangeboden, maar we gaan er wel naartoe dat we heel veel dingen in het onderwijs op dezelfde manier organiseren. Dit programma gaat onderwijsinstellingen in staat stellen om dat te doen.” 

Landelijke transformatiehubs 

Hoe zorg je ervoor dat iedereen tegelijk in dezelfde richting innoveert? Daarvoor heeft de Digitaliseringsimpuls verschillende instrumenten, legde Anne-Roos Renkema van UNL uit. Zo worden er op landelijk niveau transformatiehubs opgetuigd, vergelijkbaar met de zones van het Versnellingsplan. “Deze hubs moeten de verandermotoren van het programma worden. Ze zijn gericht op innovatie en het vinden van nationale oplossingen”, aldus Renkema. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De nieuwsbrief is exclusief toegankelijk voor abonnees en medewerkers van onze partners.

In de eerste twee jaar zijn drie transformatiehubs actie: één voor wendbaar en efficiënt georganiseerd onderwijs, één voor digitale leermaterialen en een hub waarin pilots voor de tweede fase (na 2024) worden gedraaid. Dan moeten ook vraagstukken rond studiedata en AI, nieuwe technologie, docentprofessionalisering en EdTech in transformatiehubs worden opgepakt.  

Plaatselijke vertaling via Centers for Teaching and Learning 

Om ervoor te zorgen dat de kennis die op landelijk niveau wordt opgedaan een weg vindt naar de individuele instellingen, krijgt iedere mbo-, hbo- en wo-instelling een eigen Center for Teaching and Learning (CTL). Die CTL’s zijn in wezen de kennisknooppunten waarmee de landelijke transformatiehubs aan alle instellingen zijn verbonden. In deze CTL’s moeten de landelijke innovaties per instelling worden vertaald, legde Renkema uit. Daarbij zal zo’n centrum ook fungeren als aanspreekpunt voor docenten. 

Tussen de transformatiehubs en de CTL’s moet een feedbackloop ontstaan, aldus Renkema. Als de oplossingen die de transformatiehubs aandragen worden vertaald naar het veld, moeten de ervaringen daarmee weer terugvloeien naar het hub. 

Per instelling is vijfhonderdduizend euro begroot om een Center for Teaching and Learning op te tuigen. Daarbij moet de instelling zelf voor zeventig procent van het aangevraagde bedrag aan middelen bijdragen.  

EduID moet flexibilisering hoger onderwijs vergemakkelijken 

Een ander fenomeen dat het hoger onderwijs danig kan veranderen is de eduID, een digitale identiteit waarmee studenten zich kunnen inschrijven bij onderwijsinstellingen. Nu wordt de digitale identiteit van een student nog door de onderwijsinstelling uitgegeven zodra de student begint met studeren en ingetrokken als die student zich uitschrijft. Wil deze student tijdens haar studie een vak of een minor volgen bij een andere instelling, dan gebeurt daar precies hetzelfde, vertelde Peter Clijsters, productmanager SURFsecureID. 

Bij de eduID is de digitale identiteit gekoppeld aan de student zelf. Een student krijgt dus niet bij iedere instelling een apart account als ze zich inschrijft, wat het veel makkelijker maakt om je als student door het onderwijslandschap te begeven. “De eduID moet een enabler worden voor de flexibilisering van het onderwijs en Leven Lang Leren in Nederland”, aldus Clijsters. 

Minder belastend voor stagebegeleiders 

Verschillende instellingen hebben reeds geëxperimenteerd met eduID of gebruiken de dienst al. Zo is de Wageningen University and Research al een tijd bezig met eduID, vertelde Dave Heuts, werkzaam rond het identity and access management van de WUR. “We gebruiken bijvoorbeeld edubadges voor microcredentials, eduXchange om met de Universiteit Utrecht en de TU/e vakken uit te wisselen, en onlangs zijn we begonnen om gasten toegang tot onze infrastructuur te geven.” 

Ook bij mbo-instelling Zadkine in Rotterdam is geëxperimenteerd om de eduID in te zetten voor praktijkbegeleiding en stagebegeleiding, vertelt IT-architect Aladin Mhamdi. “Voor de beroepspraktijkvorming maken we gebruik van Eduarte, een studentinformatiesysteem. Praktijkbegeleiders krijgen toegang tot Eduarte om de uren van een student te kunnen goedkeuren. Daarnaast is het de bedoeling dat stagebegeleiders in de nabije toekomst een stuk van het onderwijs aan studenten gaan begeleiden, bijvoorbeeld rond de beoordeling van werkstukken.” 

Een praktijkbegeleider wordt daarbij belast met twee digitale identiteiten, legt Mhamdi uit; één om in Eduarte iets goed te keuren, één om in Canvas iets goed te keuren. Het Zadkine wil eduID gebruiken om de praktijkbegeleiders zelf een uitnodiging te sturen en hen via die digitale identiteit toegang te geven tot de relevante data uit de twee verschillende systemen.  

“Misschien kan dat in de toekomst ook worden gebruikt om stagebegeleiders toegang te geven tot systemen van verschillende instellingen. Een stagebegeleider van bijvoorbeeld de Mediamarkt heeft studenten van verschillende mbo- en hbo-instellingen rondlopen. Die wordt op dit moment belast met acht of negen verschillende digitale identiteiten. Dat kan veel makkelijker.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK